Vic Anciaux: Vlaming, vechter en verzoener
Vandaag vindt in Machelen de uitvaart plaats van Vic Anciaux (1931-2023). Anciaux sr. had een mild mensbeeld maar was bepaald geen softie in de politiek. Wel een vechter, én een verzoener.
De meeste in memoriams over Vic Anciaux, oud-voorzitter van de Volksunie en voormalig lid van de nationale en Brusselse regering, schetsen het beeld van een sociaal bewogen Vlaams-nationalist. Dat klopt ook. Maar tegelijk bleef Anciaux een Vlaming uit één stuk, zoals dat heet, en in communautaire onderhandelingen was hij bepaald geen softie.
Volksdansen
Anciaux was te jong om actief te zijn in de Tweede Wereldoorlog en kwam ook niet uit een zogenaamde ‘zwarte’ familie, de kern van de collaboratie. Toch zocht hij al op jonge leeftijd precies bij die vleugel aansluiting. Voor de verkiezingen van 1949 – hij is dan nog geen achttien jaar – militeerde hij al voor de Vlaamse Concentratie, een partij die opkwam voor rechtsherstel voor collaborateurs.
Anciaux steunde toen, ‘even enthousiast als naïef’, het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime wegens de ‘volksband’ met Vlaanderen.
In Leuven was hij niet alleen actief bij het Katholiek Vlaams Hoogstudentenverbond (KVHV), maar ook bij het merkwaardige genootschap ‘De Kegelaar’. Dat was officieel een volkskunstgroep – er werd graag en enthousiast gevolksdanst – maar ook het verzamelpunt van de radicale vleugel van de Vlaamsgezinde studenten. Ook de vier jaar oudere Hugo Schiltz (1927-2006) maakte er deel van uit. In interviews verklaarde Anciaux later dat hij in die periode, ‘even enthousiast als naïef’, het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime steunde wegens de ‘volksband’ met Vlaanderen.
Hij werkte ook mee aan het tijdschrift Goedendag – de inhoud was even puntig en martiaal als de titel. Haast vanzelfsprekend kwam Vic Anciaux terecht bij de Volksunie, de nieuwe Vlaams-nationale partij die een plaats wilde veroveren in de Wetstraat om het Vlaams-nationalisme opnieuw politieke legitimiteit te verschaffen. Anciaux werd gemeenteraadslid in Machelen, oefende een hoop bestuursfuncties uit in de Volksunie en werd vanaf 1965 volksvertegenwoordiger voor het arrondissement Brussel.
In de jaren zestig beleefde dit land, zeker in Brussel, zeer bewogen communautaire tijden. In de hoofdstad ging een groeiende urbanisatie hand in hand met een oprukkende verfransing. De positie van de Brusselse Vlamingen moest worden verdedigd, en meer dan eens gebeurde dat manu militari. Ook de parlementaire debatten werden op het scherp van de snee gevoerd: na de schok van Leuven-Vlaams (1968) bereidde de politieke elite zich al snel voor op de eerste staatshervorming van premier Gaston Eyskens in 1970. Samen met het vastleggen van de taalgrens (1962) was dat toch de grote barst in het tot dan volkomen unitaire België. In die politieke context maakte Vic Anciaux naam en carrière.
Nostalgisch naar collaboratie
Zijn partij, de Volksunie, was politiek-ideologisch bijzonder divers. Klassieke burgerlijke flaminganten zaten zij aan zij met progressieven, maar ook met Vlaamsgezinde bedrijfsleiders die hun plaats wilden opeisen in de zeer francofone haute finance van die dagen. Of met groene jongens die het romantisch-landelijke Vlaanderen net wilden bewaren tegen de oprukkende industrialisatie en vervuiling. En dan waren er nog de zeer zichtbare en uiterst vocale kransjes nostalgici naar de collaboratie, de herauten van een rechts en liefst extreemrechts Vlaanderen, van tucht en gezag, ook in een land met steeds lossere zeden.
Vic Anciaux had in alle groepen, ook die aan de rechterzijde, goede tot behoorlijke contacten.
Vic Anciaux had in alle groepen goede tot behoorlijke contacten. Ook al waren er voortdurend meningsverschillen, door de band genomen was zijn relatie met partijvoorzitter Hugo Schiltz uitstekend. Schiltz had iets visionairs. Hij was het symbool van Vlamingen die ook in een Belgisch kader wilden participeren aan de macht, om zo meer binnen te halen voor Vlaanderen. Anciaux had tegelijk goede contacten met de rechterzijde. In Brussel bleef hij on speaking terms met Lode Claes, een fascinerende figuur. Als oorlogsschepen van Groot-Brussel werd Claes na de Tweede Wereldoorlog veroordeeld voor collaboratie, nadien bekleedde hij toch hoge administratieve functies en ten slotte werd hij bestuurder in de financiële sector.
De Volksunie was in haar geheel een uiterst militante partij: ook de kaders en parlementsleden waren snel bereid tot actie en betogingen. Er is een memorabele foto van Anciaux, in witte pardessus en met leren handschoenen aan, de armen wijd gesterkt, een barricade tussen een grimmig politiekordon achter hem en voor hem de Volksunie’ers, niet geneigd ook maar één voet achteruit te zetten. Onder hen parlementsleden als Willy Kuijpers, Johan Sauwens en Oswald Van Ooteghem. Sommigen stonden bekend als rechts of erg rechts, anderen als links – maar VU’ers waren het allemaal en betogen deden ze in groep.
In zijn partij en zijn Kamerfractie genoot Anciaux aanzien, al hoorde hij zichzelf soms ook te graag spreken.
In zijn partij en zijn Kamerfractie genoot Anciaux aanzien, al hoorde hij zichzelf soms ook te graag spreken – de korte, gebalde zin was niet het sterkste punt van een man die zich graag liet kennen als een eerder klassiek redenaar. In zijn memoires Van binnenuit bekeken noteerde het Limburgse Volksunie-parlementslid Evrard Raskin: ‘Anciaux maakte een goede indruk, althans indien hij zich beperkte tot onderwerpen die hij onder de knie had, zoals de Brusselse problematiek en de volksgezondheid, hetgeen evenwel niet altijd gebeurde.’
Aanpassing en verandering
Vic Anciaux heeft nog een andere, maatschappelijk erg belangrijke niche aangeboord. Door zijn werk als geneesheer was hij in de Brusselse arbeidersbuurten geconfronteerd met een nieuwe subcultuur: de groep die toen nog ‘gastarbeiders’ heette, veelal arbeidsmigranten uit de mediterrane wereld. Weinig Vlamingen kenden die groep goed, of ze schuwden het contact met hen. Vic Anciaux begreep als een van de eerste belangrijke politici van dit land dat gastarbeiders geen eeuwige migranten zijn, dat is zijn grote verdienste. Hij besefte dat die mensen hier gekomen zijn om te werken, maar hier mogelijk ook blijven.
Vic Anciaux begreep als een van de eerste belangrijke politici van dit land dat gastarbeiders geen eeuwige migranten zijn.
België, Brussel en Vlaanderen had alleen maar toekomst indien het ‘inclusieve’ samenlevingen zouden zijn, waar iedereen zich kan thuis voelen, op gelijkwaardige basis. Dus ook het autochtone Vlaanderen stond een fase van aanpassing en verandering te wachten. Dat inzicht kwam niet als een donderslag bij heldere hemel, het groeide gestaag, zeker toen Anciaux staatssecretaris van Vlaamse Cultuur en Brusselse Zaken (1977-1979) was, en later als Brusselse staatssecretaris (1989-1997).
De N-VA groepeerde alle VU’ers die zich afkeerden van Anciaux – zoon Bert Anciaux inmiddels.
In dat nieuwe België met zijn elkaar doorkruisende breuklijnen is het politieke project van Vic Anciaux, de Volksunie, uiteindelijk kopje-onder gegaan. Een eerste barst kwam er na het Egmontakkoord (1977), een zeer verregaande reeks communautaire afspraken waarvan Hugo Schiltz een toponderhandelaar was. De Volksunie stond dus achter het Egmontpact, zij het vaak met lange tanden, want de verzamelde Vlaamse Beweging bestreed het pact met een ongeziene verbetenheid. Bij de daaropvolgende verkiezingen van 1978 leed de Volksunie een geweldige nederlaag: een derde van de kiezers en zes Kamerzetels verloren. Schiltz diende zijn ontslag in, Vic Anciaux volgde hem in 1979 op als nationaal partijvoorzitter. Maar een definitieve ommekeer bleef uit.
Dissidenten
Achteraf gezien zat de klad er toen al in. De partij was een organisatie die leed aan inherente schisma’s die bijna 25 jaar later uiteindelijk zouden leiden tot het uiteenvallen van de VU en de stichting van de N-VA. Het is misschien te veel eer, maar toch: de N-VA groepeerde alle VU’ers die zich afkeerden van Anciaux – Bert Anciaux inmiddels, maar diens project lag eerst in het verlengde van dat van zijn vader Vic.
Anciaux probeerde Karel Dillen en de zijnen te overtuigen om lid te blijven van de Volksunie.
De Anciauxs hebben op verschillende cruciale punten hun uiterste best hebben om hun partij samen te houden, telkens tevergeefs. In 1979 zat Vic Anciaux aan tafel met Lode Claes en met Antwerpenaar Karel Dillen. Claes en Dillen wilden Volksuniedissidenten verzamelen in een kartel genaamd Vlaams Blok – nu Vlaams Belang. Vic Anciaux probeerde te verzoenen. U leest het goed: Vic Anciaux probeerde Karel Dillen en de zijnen te overtuigen om lid te blijven van zijn partij. Dat lukte niet, maar het lag niet aan Vic Anciaux – die deed wat hij kon als ‘verzoener.’ Karel Dillen bleef minzaam, maar was zijn koppige zelve: hij had al lang zijn koers gekozen en greep zijn kans om een partij te stichten die zou dienen als vehikel voor zijn radicaal-rechts project. De tijd dat alle Vlaams-nationalisten ondanks alles hun tegenstellingen bijlegden, was definitief voorbij.
Om de Volksunie weer op de politieke kaart te zetten, moest Vic Anciaux relatief radicale standpunten innemen – de partij wilde af van het imago van compromisbereide dweil, de grote verrader van het echte Vlaanderen, enzovoort. Alleen waren de jaren tachtig ondertussen aangebroken: het communautaire was nog wel sterk aanwezig in het politieke debat (Voeren! Happart!), maar de sociaaleconomische agenda en het crisisbeheer namen de Wetstraat over.
Vic Anciaux deed wat hij kon. Hij haalde een deel van de electorale schade in, maar de gloriedagen van weleer waren voorbij. Mik Babylon, het zeer eigenzinnige Volksunieparlementslid, schetste zijn voorzitter aldus: ‘Vic is de grote verzoener geweest in de partij, na de verscheurdheid na Egmont. Dat siert hem. Maar het heeft hem electoraal weinig opgeleverd. Het volstaat niet om te beschikken over een goeie “présence”, zilverwit haar en een welluidende stem. De tv-kijker en de kiezers vraagt meer. Ik heb mij herhaaldelijk geërgerd aan zijn steeds terugkerende slogantaal voor de media.’
In 1986 gaf Vic Anciaux de voorzittershamer door aan Jaak Gabriels. Diens verruimingspoging mislukte ook, waarna Gabriels in 1992 gedesillusioneerd zijn geloof in het Vlaams-nationalisme opzegde. Hij verliet de Volksunie en sloot zich aan bij de nieuwe volkspartij van Guy Verhofstadt, de Vlaamse Liberalen en Democraten – de ‘V’ stond daar zo prominent als lijmmiddel voor ontgoochelde Vlaams-nationalisten.
Bert Anciaux probeerde, met volle steun van vader Vic, de uittocht te stoppen. Alleen ging het van kwaad naar erger. Uiteindelijk verlieten zelfs vaste Anciaux-getrouwen als Patrik Vankrunkelsven en Sven Gatz de partij. Met wat overbleef aan progressieve Vlaams-nationalisten vond Bert Anciaux aansluiting bij de SP.A van Steve Stevaert, onder de naam Spirit (later VlaamsProgressieven). Ook Vic Anciaux ging mee, en tot verrassing van velen zelfs de oude Hugo Schiltz. Maar het echte politieke project van de Anciauxs was voorbij. Vic trok uiteindelijk ook die conclusie: ‘Samen met nog vele andere sociaal vooruitziende, Vlaamse “ijveraars” vind ik mijn gading niet in het huidige partijlandschap en bijgevolg ben ik politiek dakloos.’
‘Een bleiter minder’
Maar politiek dakloos hoeft niet ‘politiek eenzaam’ te zijn. Dat bleek alleszins uit de ontelbare welgemeende en soms zelfs ontroerende reacties op Anciauxs overlijden, van haast iedereen die het ooit in min of meerdere mate eens en oneens met hem was geweest. Rouwbetuigingen kwamen van veel N-VA’ers, veel Open VLD’ers en CD&V’ers, en ook van Groenen, Vlaamse socialisten en zelfs enkele PVDA’ers. Misschien zagen we hen over het hoofd, maar het Vlaams Belang ontbrak in dat rijtje. Er waren helaas ook berichten uit de krochten van het web: ‘Eén bleiter minder, nu de rest nog.’ Of: ‘Blijft toch een volksverrader, net als zijn zoon.’ De mensen die zulke dingen schrijven zijn ook Vlamingen, ongetwijfeld. Vanwaar toch die haat?
Het zijn allemaal echte Anciauxs, ongeacht hun politieke overtuiging en maatschappelijke opvattingen.
Vic Anciaux was allesbehalve een hatelijk man. Zelfs als beginnende politicus had hij al iets vaderlijks over zich. Kwam dat omdat hij, al was hij eigenlijk getrouwd met de politiek, ook een echte stamvader was van een haast Bijbels ‘geslacht-Anciaux’? Zonen Bert en Roel belandden bij de socialisten, dochter Hilde is al vele jaren schepen op een rood-groene lijst, zoon Koen is Open VLD’er, zoon Jan een N-VA’er en kleinzoon Bavo is ook een Open VLD’er. Anderen zijn politiek dakloos. Toch is hij vader of grootvader van allen. Het zijn allemaal echte Anciauxs, ongeacht hun politieke overtuiging en maatschappelijke opvattingen. Is dat niet de echte erfenis van een politicus die altijd ijverde voor een open, verdraagzaam en tolerant Vlaanderen?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier