Femke Vogelaar
‘Uitgeprocedeerde asielzoekers blijven niet enkel procederen om van de opvang te kunnen genieten’
‘Nog al te vaak wordt het negatieve beeld gecreëerd van uitgeprocedeerde asielzoekers die voortdurende blijven procederen om zo in de opvang te kunnen blijven hangen. De situatie is veel genuanceerder’, schrijft Femke Vogelaar.
Op 9 maart 2023 bereikte het Kernkabinet een akkoord over een migratiedeal. Het pakket aan wetgevende hervormingen binnen deze deal bevat maatregelen voor een gecontroleerd en rechtvaardig migratiemodel, aldus Staatssecretaris voor Asiel & Migratie De Moor. De maatregelen zien op het beperken van de duur van de opvang tot personen die een lopende asielprocedure hebben, een wettelijke verplichting om mee te werken aan de terugkeerbegeleiding, het tegengaan van misbruik binnen gezinshereniging en bescherming voor de meest kwetsbare mensen. De ministerraad keurde de vier wetsontwerpen met de hervormingsmaatregelen inmiddels al goed in eerste lezing.
Wat betreft het deel asiel in de migratiedeal, wordt het negatieve beeld gecreëerd van uitgeprocedeerde asielzoekers die voortdurende blijven procederen om zo in de opvang te kunnen blijven hangen. De situatie is veel genuanceerder. Uitgeprocedeerde asielzoekers blijven niet enkel procederen om zo van de opvang te kunnen genieten. Deze personen blijven bijvoorbeeld ook procederen omdat zij er niet van overtuigd zijn dat hun nood aan bescherming goed is geanalyseerd. Zij voelen zich niet gehoord en terecht.
De Staatssecretaris geeft aan dat een geloofwaardig en coherent asielbeleid veronderstelt dat elke beslissing tot verwijdering effectief kan worden uitgevoerd en dat van uitgeprocedeerde asielzoekers verwacht mag worden dat zij meewerken aan de organisatie van hun terugkeer. Principieel heeft de Staatssecretaris gelijk. In de praktijk ontbreekt het echter aan een geloofwaardig en coherente asielbeleid. Dit heeft vergaande gevolgen voor de mate waarin asielzoekers negatieve beslissingen accepteren alsook de vanzelfsprekendheid waarmee deze beslissingen kunnen of mogen leiden tot een effectieve verwijdering van het Belgische grondgebied.
(Lees verder hieronder.)
Om te voorkomen dat asielzoekers blijven procederen en tegelijkertijd te bewerkstelligen dat zij actief meewerken aan hun terugkeer, moet de oplossing niet gezocht worden in het versnellen van de asielprocedure. De oplossing ligt juist in het verbeteren van het inhoudelijke onderzoek naar de nood aan bescherming zodoende dat de zorgvuldigheid en eerlijkheid van beslissingen wordt gegarandeerd.
Zo kan er door de asielinstanties een rechtvaardigere invulling worden gegeven aan de eigen samenwerkingsplicht. Deze plicht houdt in de eerste plaats in dat wanneer verklaringen niet geloofwaardig worden geacht, asielinstanties deze negatieve geloofwaardigheidsbevindingen aan asielzoekers voorleggen en de kans geven om tegenstrijdigheden en inconsistenties uit te leggen. In tegenstelling tot in andere landen, is in de Belgische asielprocedure geen aparte procedurele stap voorzien voor dit essentiële element van de beoordeling van een asielrelaas. De protection officer van het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en Staatlozen wordt geacht al tijdens het persoonlijk onderhoud tegenstrijdigheden en inconsistenties te identificeren en direct aan asielzoekers voor te leggen.
In Nederland bestaat er bijvoorbeeld het ‘voornemen tot afwijzing’ waarin de Immigratie en Naturalisatie Dienst de gronden vermeld voor een mogelijke afwijzing. Op dit voornemen mag door de advocaat een reactie of ‘zienswijze’ worden ingediend waarmee bij de eindbeslissing rekening moet worden gehouden. Ook in Nieuw-Zeeland stuurt de Refugee Status Unit een rapport met een samenvatting van wat er verklaard is tijdens het persoonlijk onderhoud, inclusief bijkomende vragen om eventuele tegenstrijdigheden uit te klaren. Met de antwoorden en correcties van de asielzoeker wordt rekening gehouden bij het nemen van de beslissing. De invoeging van een soortgelijke procedurele stap in de Belgische asielprocedure zou ertoe leiden dat protection officers na afloop van het persoonlijk onderhoud inconsistenties op een meer systematische manier kunnen vaststellen. Tegelijkertijd krijgen asielzoekers de kans om uitgebreider te reageren op alle geïdentificeerde ongeloofwaardigheden. Dit zal de kwaliteit van beslissingen ten goede komen.
De samenwerkingsplicht houdt in de tweede plaats in dat asielinstanties alle beschikbare middelen moeten gebruiken om relevant bewijs te verzamelen, ook bewijs ter ondersteuning van het verhaal van een asielzoeker. Dit kan inhouden dat de asielinstanties relevant bewijs moeten verzamelen in de vorm van informatie over de situatie in het land van herkomst, maar het kan ook inhouden dat er onderzoek moet worden gedaan naar de authenticiteit van identiteitsdocumenten.
(Lees verder hieronder.)
De informatie die ten grondslag ligt aan asielbeslissingen is vaak oud(er), weinig nauwkeurig en niet afkomstig van verschillende bronnen die andere perspectieven bieden zodanig dat er een gebalanceerd beeld wordt gecreëerd van de situatie in een land van herkomst. Veel bevindingen van de asielinstanties worden überhaupt niet onderbouwd met relevant bewijs, deze steunen op veronderstellingen die enkel zijn gebaseerd op onbewuste vooroordelen. Er moet binnen de asielinstanties daarom meer aandacht zijn voor de beoordeling van de bewijskracht van gebruikte bronnen, de vaststelling van relevante feiten en het rationeel redeneren met alle beschikbare informatie in een dossier. In het bijzonder moet er voldoende ruimte voor twijfel worden gelaten; De absolute waarheid over wat er gebeurd is in een vreemde cultuur in een land ver weg zal nooit gekend zijn.
Tenslotte worden in de asielprocedure identiteitsdocumenten van bepaalde landen van herkomst bij voorbaat geen bewijswaarde toegekend omwille van bijvoorbeeld wijdverspreide corruptie. Denk aan landen als Somalië en Afghanistan. Voor een specifieke groep asielzoekers houdt dit in dat zij hun nationaliteit niet kunnen aantonen, de asielinstanties stellen vervolgens onmogelijk te kunnen beoordelen of deze groep personen in aanmerking komt voor het vluchtelingenstatuut. De Dienst Vreemdelingenzaken, verantwoordelijk voor de effectieve verwijdering van uitgeprocedeerde asielzoekers, gebruikt daarentegen deze identiteitsdocumenten wel om de terugkeer te doen slagen. Daarbij onderzoekt de Dienst Vreemdelingenzaken niet alsnog of de persoon dreigt te worden onderworpen aan foltering of een onmenselijke behandeling. De verplichting van die toets door de Dienst Vreemdelingenzaken ontbreekt in de migratiedeal, ondanks een duidelijke aanbeveling door de Commissie Bossuyt in september 2020. Hoe geloofwaardig en coherent is een beleid als de ene instantie de documenten terzijde schuift maar de andere instantie de documenten zonder meer gebruikt om iemand te verwijderen van wie de nood aan bescherming nooit is beoordeeld? Zou u actief meewerken aan uw terugkeer?
Dr. Femke Vogelaar is Pracademic Asielrecht. Ze is als jurist verbonden aan Nansen vzw. Deze opinie schrijft ze in eigen naam.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier