Tot in de urinoirs van de Wetstraat: de memoires van een taaie onderhandelaar

Jef Maes, sherpa van de Wetstraat. © Belga
Walter Pauli

Jef Maes, ex-toponderhandelaar van het ABVV, schreef een ongemeen boeiend relaas over wat hij meemaakte aan de onderhandelingstafels, ver van de ogen van de pers en het publiek. En hij vraagt zich af hoe het verder moet met onze sociale zekerheid.

Er zijn socialisten die pakweg ‘Conner Rousseau’ heten: hun eerder ongewone voor- en achternaam doen meteen een belletje rinkelen. Er zijn er heel wat meer die het moeten stellen met een naam als ‘Jef Maes’ – wat een Knack-hoofdredacteur doet zeggen: ‘Jef Maes? Als je dat in een titel zet, leest niemand je stuk.’ Toch was die Jef Maes een vertrouwde naam in de coulissen van de Wetstraat en van het sociaal overleg.

Jef Maes (°1955) was de directeur van de sociale studiedienst en nadien een van de nationale secretarissen van de socialistische vakbond ABVV. In de praktijk was hij jarenlang een van de belangrijkste ‘sherpa’s’ van het land. Zoals Nepalese gidsen buitenlandse bergbeklimmers in de Himalaya vooruithelpen is de sherpa in de Wetstraat de bijnaam van de anonieme dossiervreter die tijdens politieke en sociale onderhandelingen technische bijstand verleent aan de politieke en sociale leiders die akkoorden moeten afsluiten.

Druïden

Vaak zit er spanning op de lijn tussen politici en technici, zelfs als ze tot dezelfde politieke familie behoren. In 2006 noemde Bruno Tobback, toen minister van Pensioenen, in een interview met De Morgen sherpa’s als Jef Maes en zijn partner in crime Gilbert De Swert (de directeur van de ACV-studiedienst) ‘druïden’: een groepje ingewijden dat erover waakt dat hun specifieke kennis niet verloren gaat, al begrijpt geen enkele buitenstaander waar ze het onderling over hebben. Het conflict tussen Bruno Tobback – socialistische partij – en Jef Maes – socialistische vakbond – was en is tekenend voor de onderlinge relaties in de machinekamer van de macht.

De technici speelden het spel politieker dan de minister.

Waarover ging het? In de marge van het Generatiepact, het plan van de paarse regering Verhofstadt II om mensen langer te laten werken, was in 2006 beslist om de sociale uitkeringen ‘welvaartsvast’ te maken. Elk jaar zou er een verhoging bijkomen boven op de index, want de index compenseert de stijging van de levensduurte slechts ten dele. Tobback wilde die paar procenten ‘zichtbaar’ maken en ze niet elke maand uitbetalen maar in één keer, als een soort ‘dertiende maand’. Zo kon hij zeggen: dit mooie bedrag krijg je extra van deze regering en deze minister. Meteen kantten de ‘druïden’ zich en bloc tegen deze m’as-tu-vu-politiek. ‘Ik twijfel er niet aan dat het voorstel van de druïden tot in de puntjes rechtvaardig, gewikt en gewogen is, gewaterpast tot zeven cijfers na de komma’, zei Tobback. ‘Maar zo komt de bevolking nooit te weten dat hun pensioen eigenlijk stijgt.’ Dus voerde hij de bonus toch in.

Een kleine twintig jaar later schrijft Jef Maes: ‘Ministers komen en gaan. Zodra Tobback weg was, hebben we (de druïden, nvdr) die verhoging omgeturnd tot een verhoging van de minima met 3,5 procent.’ De technici speelden het spel politieker dan de minister. Zij beseften dat er eerder vroeg dan laat besparingen zouden komen in de sociale zekerheid. Als de Vlaamse socialisten niet in een volgende regering zouden zitten – wat tussen 2007 en 2010 ook gebeurde – dan zou die ‘Tobback-Bonus’ natuurlijk meteen sneuvelen. Alsof een eventuele liberale pensioenminister dat symbolische ‘cadeautje’ van Tobback zou blijven financieren. Maar door het geld te gebruiken ter versterking van de sociale minima, was het veilig: zelfs een liberale minister zou niet snel durven te hakken in de kleine pensioentjes.

De achterkamers van de macht, de coulissen van de politiek – dat was het geprefereerde actieterrein van Jef Maes. Hij heeft talloze onderhandelingen meegemaakt, zowel van interprofessionele akkoorden (ipa’s) als van regeerakkoorden. Als ABVV’er zat hij jarenlang bij politieke onderhandelingen naast Vlaamse en Waalse socialisten, al verleende hij bij de totstandkoming van het Vivaldi-akkoord zijn diensten aan de groene vicepremier Petra De Sutter.

Niet toevallig leest de tweede helft van Maes’ boek als een steeds grimmiger relaas van de groeiende kloof tussen de (Vlaamse) socialisten en de vakbonden. Hij geeft het ene na het andere voorbeeld van hoe een aantal cruciale aspecten van onze sociale bescherming stapje per stapje werden afgebouwd, en legt uit hoe en waarom die afbraak doorgaans bewust gebeurde. De rechterzijde heeft de aanval ingezet op een systeem dat ‘te duur’ wordt bevonden, met als rechtstreeks gevolg minder sociale bescherming. De linkerzijde had daar veel te vaak geen goed antwoord op.

Topoverleg in Wetstraat 10

Voor een beetje vakbondsonderhandelaar blijft er dus werk aan de winkel. Wie akkoorden wil afsluiten, moet vooral zien dat die robuust genoeg zijn om de publieke discussies te overleven. En dat ze bestand blijken tegen de realiteit in de bedrijven. Maes had een aantal keer het genoegen om zo’n missie tot een goed einde te brengen. In december 2011 werd Elio Di Rupo (PS) eerste minister en samen met pensioenminister Vincent Van Quickenborne (Open VLD) kondigde hij aan de (brug)pensioenleeftijd te verhogen. De vakbonden waren woedend. Ze organiseerden meteen een 24 uursstaking, nota bene tégen een regering die voor het eerst in bijna veertig jaar geleid werd door een Franstalige socialist. Maes, in zijn droge stijl: ‘De vakbonden en hun federale comités eisten de intrekking van alle maatregelen, zonder daarbij – zoals gewoonlijk – keuzes te maken. Ondergetekende moest echter gaan onderhandelen, en dus prioriteiten stellen.’

Ze wilde meteen onderhandelen. “Niet doen”, zei Maes. “Laat éérst die staking plaatsvinden.” Dan was de stoom ten minste afgeblazen, “anders zou het resultaat sowieso als onvoldoende geëvalueerd worden”.

Maes maakte zijn lijstje op, met onder meer uitzonderingen voor nog te definiëren ‘zware beroepen’, oudere bedienden met een zeer lange loopbaan en specifieke groepen zoals de buschauffeurs van het streekvervoer. Dat legde hij op tafel tijdens een informele vergadering van de socialistische kabinetschefs. Yasmine Kherbache, Di Rupo’s Vlaamse kabinetschef, wilde meteen onderhandelen. ‘Niet doen’, zei Maes. ‘Laat éérst die staking plaatsvinden.’ Dan was de stoom ten minste afgeblazen, ‘anders zou het resultaat sowieso als onvoldoende geëvalueerd worden’.

Zo gebeurde. Pas nadat de straten rood, groen en een beetje blauw gekleurd waren, vond in de Wetstraat 10 een topoverleg plaats. Maes: ‘Uiteindelijk kon ik samen met mijn collega’s het brugpensioen vanaf 60 behouden voor de werknemers met een zeer lange loopbaan, met een zwaar beroep (werk in ploegen of in de bouw) of in een onderneming in herstructurering. Tot op de dag van vandaag is dat zo.’

Dat ook ‘ondernemingen in herstructurering’ erbij waren, was een persoonlijk succesje van Maes. ‘Staande aan de urinoirs van de Wetstraat kon ik Luc Windmolders, de kabinetschef van Van Quickenborne, ervan overtuigen om landingsbanen in bedrijven in herstructurering opnieuw volledig gelijk te stellen voor de pensioenberekening.’ Windmolders ging erop in, want zijn minister zou dat politiek kunnen verkopen: de liberalen zagen de landingsbanen als een alternatief voor de brugpensioenen. Maes: ‘De staking was voorbij, de vakbondscentrales waren heel content omdat dat hen veel stakersgeld bespaarde en ze toch konden uitpakken met een resultaat.’ Een compromis à la Belge hoeft niet slecht te zijn.

Zelfstandigen zouden voor hun terecht opgekrikte pensioenen vandaag best wat meer mogen betalen, vindt Maes.

Te hoge ambtenarenpensioenen?

Jef Maes schrijft vanuit een links perspectief. Maar dat betekent niet dat hij de vakbonden voortdurend naar de mond praat of vindt dat er niet bespaard kan worden in de sociale zekerheid. Integendeel, vooral de schrikbarende groei in de gezondheidszorg is hem een doorn in het oog. De omvang en kostprijs van onze gezondheidszorg zijn veel groter dan in de meeste buurlanden, schrijft hij, en daardoor is die gezondheidszorg een soort koekoeksjong geworden dat als een schrokop aast op alle nieuwe middelen. Gevolg? Er blijft steeds minder over voor werkloosheid, kinderbijslag of pensioenen.

Overigens, zelfstandigen zouden voor hun terecht opgekrikte pensioenen vandaag best wat meer mogen betalen, vindt Maes. Tegelijk mogen sommige pensioenen ook dalen. Anders dan van een socialistische vakbondsman verwacht wordt, richt hij zijn pijlen op bepaalde hoge vormen van overheidspensioenen. Maes ként de anomalie in de boordtabellen: de berekening van zogenaamde ‘preferentiële tantièmes’ of ‘voordelige loopbaanbreuken’ – we besparen u de details.

Liever dan te argumenteren waarom bepaalde huizenhoge voordelen nog altijd billijk zouden zijn, werd op sociale media hard gescholden op “Jefke”.

Hij windt er geen doekjes om: ‘Nu vind ik het logisch dat ambtenaren met zware beroepen of met moeilijke en wisselende uurroosters – zoals rijdend spoorwegpersoneel, cipiers, brandweerlui, douane – een voordelige loopbaanbreuk krijgen. Ook al kun je discussiëren of hun pensioen dan al op 56 moet ingaan. Maar kan iemand me uitleggen waarom zittende ambtenaren met gewoon dagwerk in de ene administratieve dienst, bijvoorbeeld die van de NMBS of Infrabel, rapper op pensioen kunnen dan die in de overheidsdienst ernaast? Waarom magistraten, professoren, licentiaten en regenten wel, en niet de vuilnisophalers of de verpleegsters? Kan iemand me uitleggen waarom het voordelige pensioenstelsel voor de politie (de NAVAP) door de Vivaldiregering afgebouwd wordt, en dat van de militairen en het (niet-rijdend) spoorwegpersoneel niet? Wat is het verschil in zwaarte van werk tussen een beroepsmilitair en een politieagent? Zijn er objectieve redenen voor het verschil in behandeling, behalve het feit dat de verantwoordelijke ministers voor de militairen en het spoorwegpersoneel respectievelijk behoorden tot de PS en Ecolo, en die voor de politie tot de CD&V en Open VLD?’ Zoals hij zijn hele carrière heeft gedaan, pleit Maes voor een ‘eerbaar compromis’ – maar zelfs dat was voor enkele collega’s van de overheidsvakbonden een brug te ver. Liever dan te argumenteren waarom bepaalde huizenhoge voordelen nog altijd billijk zouden zijn, werd op sociale media hard gescholden op ‘Jefke’.

Niet dat ‘Jefke’ zich voordoet als een hoofdrolspeler. Hij is en was een onderhandelaar, een dossiervreter met technische kennis, historisch inzicht en tonnen politieke ervaring. Zelfs in zijn eigen geschrift doet hij zich voor als een bijrolspeler. Een sherpa sjouwt de last van anderen. Van de eigen vakbondsleiding natuurlijk, maar in zijn geval vooral die van ‘de kleine man’. Het gaat Jef Maes in de eerste plaats niet om het grote ideologische verhaal, maar om de concrete organisatie van de sociale bescherming van al die gewone arbeiders en bedienden, ambtenaren en kleine zelfstandigen. Het gaat om waar en hoe de overheid en de samenleving in tijden van nood het leven van u en van mij helpen te stutten. En, helaas, om de groeiende ondermijning daarvan.

© Jef Maes, Onze sociale zekerheid. Ervaringen en voorstellen, Uitgeverij Mammoet, 188 pagina’s, 24,90 €.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content