Leni Franken
‘Subsidies voor religies: tegen (Gods) wil en dank?’
‘Het feit dat de katholieke kerk in België een subsidiebedrag krijgt dat 30% hoger ligt dan het aantal Belgen dat zich tot dit instituut rekent, roept vragen op’, schrijft Leni Franken (UAntwerpen). Sinds Canvas de documentaire-reeks ‘Godvergeten’ flakkert het debat over de financiering van de erediensten weer op.
De nieuwe VRT-reeks Godvergeten, waarin wordt ingegaan op het kindermisbruik in de katholieke kerk en op de veel te lakse houding van diezelfde kerk, heeft de voorbije dagen al heel wat stof doen opwaaien. Zo heeft cartoonist Lectrr (Steven Degryse) alvast besloten om zich te laten ontdopen. Degryse wil, naar eigen zeggen, “geen lid zijn van een instituut dat wereldwijd misbruik in de doofpot heeft gestopt.” Hij beseft echter wel dat dit vooral een symbolisch gebaar is: immers, wie ooit gedoopt werd, kan zich wel laten schrappen uit het doopregister, maar blijft tot in de eeuwigheid lid van de katholieke kerk – een ‘regime’ dat Degryse terecht in vraag stelt.
(Lees verder onder de preview.)
Daarnaast stelt Degryse zich vragen over de subsidiëring van de katholieke kerk in België. De subsidies voor die kerk worden – in tegenstelling tot de subsidies voor andere erkende erediensten en levensbeschouwingen – niet berekend op het geschatte aantal leden, maar op basis van het aantal inwoners per parochie. Hoewel deze regel in de loop der jaren wel wat werd bijgesteld, ontvangt de katholieke kerk nog steeds het leeuwendeel (vandaag is dat zo’n 80% van het totaalbedrag) van de subsidies voor religies en levensbeschouwingen: of je nu katholiek, moslim of atheïst bent, je woont per definitie in een parochie en telt dus mee voor de berekening.
Onder meer door deze regeling is het Belgische erkennings- en financieringsbeleid van levensbeschouwingen alles behalve fair. Volgens internationaal onderzoek zou het aantal Belgen dat zich als katholiek identificeert rond de 50% bedragen, terwijl bijna 42% van de bevolking zich niet tot een specifieke religie rekent. Het feit dat de katholieke kerk in België een subsidiebedrag krijgt dat 30% hoger ligt dan het aantal Belgen dat zich tot dit instituut rekent, roept vragen op.
Maar ook het feit dat niet gelovigen eveneens moeten bijdragen aan de financiering van religies en levensbeschouwingen, roept vragen op. Waarom zouden we als overheid al onze belastingplichtige burgers verplichten om een aantal religies en levensbeschouwingen financieel te ondersteunen? En waarom zou zo een beleid grondwettelijk verankerd moeten worden? Dat gebeurt toch ook niet met bijvoorbeeld de financiering van sportclubs, van musea en van cultuurhuizen?
Het systeem afschaffen is echter geen evidentie. De financiering van afgevaardigden van erkende religies en levensbeschouwingen (bv. priesters, imams, dominees, morele consulenten) ligt immers grondwettelijk vast (art.181). Het hele systeem wijzigen zou bijgevolg heel wat politieke goodwill en compromissen vereisen, wat in België anno 2023 niet evident blijkt te zijn.
(Lees verder onder de preview.)
Wel zijn er mogelijkheden om het systeem ook zonder grondwetsherziening billijker te maken. Zo zouden we kunnen evolueren naar het Italiaanse systeem, waarbij elke burger op zijn/haar belastingformulier kan aanvinken welke erkende religie hij/zij financieel wil ondersteunen. Voor wie niets aanstipt, gaat dat gedeelte (het gaat in Italië voor religies om 8‰ van de belastingen op inkomen en voor het goede doel om 5‰ ) naar een goed doel. Ook een evolutie naar het Duitse systeem, waarbij enkel burgers die hiervoor kiezen extra belastingen betalen voor een religie of levensbeschouwing die hun voorkeur geniet, zou een mogelijkheid kunnen zijn.
Reeds in 2005 werd, op vraag van de toenmalige Minister van Justitie, het erkennings-en financieringssysteem van levensbeschouwingen door een expertencommissie onder de loep genomen en werd onder andere gewezen op de ongelijke verdeling van subsidies. Ook de Duitse en Italiaanse systemen werden kort vermeld. Ze werden echter als ongeschikt bevonden binnen de Belgische context, onder meer omwille van de privacywetgeving. In een in 2011 gepubliceerd vervolgrapport werd het voorstel geopperd om een tienjaarlijks onderzoek uit te voeren dat onder meer zou pijlen naar de persoonlijke voorkeur van burgers om een bepaalde religie of levensbeschouwing financieel te ondersteunen. De verdeling van subsidies zou dan op basis van cijfers van dat onderzoek – en niet op basis van het aantal inwoners per parochie of op basis van het geschatte aantal leden – gebeuren.
Bijna twintig jaar na publicatie van het eerste rapport is er helaas nog niets gewijzigd. Tegen (Gods?) wil en dank blijven we als belastingbetaler jaarlijks een resem aan religies en levensbeschouwingen financieren, met de katholieke kerk als primus inter pares op kop. Op korte termijn is de afschaffing van de grondwettelijk vastgelegde financiering allicht te veel van het goede. Maar een aanpassing van het systeem, waarbij rekening wordt gehouden met de individuele voorkeuren van burgers in plaats van met historisch verworven privileges, zou alvast een stap in de goede richting kunnen zijn.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier