Stakingen van de vakbonden, hoogdagen voor de PVDA

PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw voelt zich op vakbondsacties helemaal in zijn element © Belga
Walter Pauli

In de stakingen en betogingen tegen de regering-De Wever wordt zichtbaar wat al langer rijpt: de PVDA is stilaan een politiek zwaargewicht is in vakbondskringen. De Partij Van De Arbeid als de Partij Van De Vakbond. Ooit was dat anders. Ooit lag er ook rond de PVDA een feitelijk cordon sanitaire binnen het ACV en het ABVV. Maar in deze dystopische tijden worden wel meer nieuwe allianties geboren.

Wie www.pvda.be bezoekt, merkt dat de radicaal-linkse partij vandaag nog meer dan anders één thema heeft, één opstelling: de troepen van Raoul Hedebouw zijn tégen. De PVDA haalt alles uit de kast om van de brede oppositiegolf tegen ‘de afbraakregering-De Wever-Rousseau-Mahdi’ een groot succes te maken.

Van alle linkse partijen liggen de kaarten het best voor de PVDA. Op zo’n rechts inleveringsbeleid hebben ze als het ware zitten wachten. Voor dit soort protest hebben ze hun mensen en hun achterban voorbereid. ‘Eerst de mensen, dan de winst’: het is al jaren de vertrouwde PVDA-slagzin, haar unique selling proposition voor de burgers en de kiezers van dit land. Daarmee zet de partij al jaren de toon van de vakbondsslogans die donderdag in Brussel weerklonken.

De PVDA profileert zich zelfs als dé vakbondspartij. Bij de voorbije verkiezingen stonden er niet minder 206 syndicalisten op de PVDA-lijsten. Daarbij veel ABVV’ers en ACV’ers, en ook één liberale ACLVB’er. Het gaat van militanten, vakbondsafgevaardigden en secretarissen tot een figuur als Antonio Cocciolo, de voormalige voorzitter van FGTB Charleroi.

Nog eens tientallen vaak bekende en belangrijke vakbondsmensen tekenden een stemoproep voor de PVDA. Daaronder weer een rist provinciale en gewestelijke secretarissen – dat is dus het cruciale middenkader dat in de bedrijven en sectoren onderhandelt – tot een paar opmerkelijke (zij het gepensioneerde) big guys.

De bekendste is Paul Lootens, oud-voorzitter van de Algemene Centrale, met meer dan 400.000 leden en 10.000 militanten de grootste arbeiderscentrale van België. Maar ook Walter Cornelis, oud-nationaal secretaris voor de non-profitsector bij ACV Puls; of Dirk De Zutter, oud-nationaal secretaris van COV-onderwijs, waren nog niet zo lang geleden bekende en belangrijke vakbondsleiders.

Overlegmodel in gevaar

Dat zo veel vakbondsmensen zo openlijk de PVDA kunnen en mogen steunen, is het eindpunt van een lange evolutie. Zoals bekend liggen de roots van de partij in het Leuvense studentenmilieu van de jaren 1960. Een progressieve voorhoede noemde zich daar vanaf 1967 Studentenvakbeweging (SVB). In mei 1968 hadden Franse studenten geprobeerd om samen met de Renault-arbeiders van Boulogne-Billancourt in front op te trekken: Charles de Gaulles Derde Republiek wankelde.

Dat inspireerde. Op 26 oktober 1968 trokken 600 studenten door de Leuvense straten. Het was een eerste blijk van solidariteit met stakende Limburgse mijnwerkers. Twee jaar later, bij de ‘grote mijnstaking’ die op 5 januari 1970 was uitgebroken, gingen de studenten ter plaatse mee actievoeren.

De strijd in Limburg schoolde de broekjes uit Leuven om tot geharde activisten.

Kris Hertogen, een oom van huidig PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw, werd al snel de woordvoerder van ‘Mijnwerkersmacht’ – zo heette het gezamenlijke actiecomité van mijnwerkers en studenten. Zeer tot ongenoegen trouwens van de vakbondsleiding. Die stond al jaren op betere voet met de mijndirectie dan met de eigen mijnwerkers, vaak nog Nederlandsonkundige ‘gastarbeiders’.

De strijd in Limburg schoolde de broekjes uit Leuven om tot geharde activisten. Na 44 dagen trokken de mijnwerkers aan het langste eind: ze kregen de loonsverhoging die ze wensten.

In februari 1970 brak er in Genk een grote staking uit bij Ford. Een avondlijk radiobericht sloeg in als een bom: ‘In de vooravond trachtten leden van SVB-Leuven, die zich onder de stakers hadden gemengd en die strooibiljetten hadden uitgedeeld waarin zij hun solidariteit met de arbeiders van Ford-Genk betuigden, de aanwezigen aan te zetten de fabriek binnen te gaan en deze te bezetten.’

Na een staking van liefst vijf weken en ondanks zeer repressief optreden van de rijkswacht (de voorloper van de federale politie) moest ook de Ford-directie deels inbinden. ACV-voorzitter Jef Houthuys was boos, ondanks het feit dat de Genkse arbeiders hun opslag kregen. De sociale vrede zoals hij die zag, kwam in gevaar. Hij wantrouwde de linkse studenten die ‘onrust komen zaaien maar later hun diploma tegen de arbeiders zullen gebruiken’.

Amadezen

Een hele generatie Amada-militanten (SVB was Amada geworden, wat stond voor Alle Macht Aan De Arbeiders) verliet de universiteit en trok naar de fabrieken om daar te werken tussen de arbeiders, als het even kon ook in de vakbond.

Aan de principiële oorlog tussen de links-marxistische activisten en de vakbonden was omstreeks 1971 een einde gekomen. Dat was het werk van Jan Cap, de hoofdafgevaardigde van het ACV op de Boelwerf. Cap hield de studenten voor dat ze respect moesten hebben voor de vakbonden, en zeker voor de vakbondsafgevaardigden. De vakbonden waren de legitieme organisaties van de arbeiders. Amada moest de vakbonden níét tot vijanden uitroepen, maar moest vanuit de vakbond werken. Vanaf 1974 werd dat de officiële partijlijn.

Als men ontdekte dat een arbeider over een universitair diploma beschikte, vloog hij uit de vakbond: ‘dat moest wel een PVDA’er zijn’

Niet dat de Amadezen (dat bleef hun bijnaam, ook al heette hun partij vanaf 1978 Partij Van De Arbeid) daar met open armen werden ontvangen. Van de vroege jaren 1970 tot ver in de jaren 1980 bestond een feitelijk berufsverbot tegen de nieuwe jonge intellectuelen van links. Als men ontdekte dat een arbeider over een universitair diploma beschikte, vloog hij eruit: ‘dat moest wel een PVDA’er zijn’.

Werkgevers en vakbonden traden daarbij arm in arm op. In de hoofdkwartieren van de vakbonden moest men van hen niet weten. Vakbonden als het ACV en het ABVV streven nadrukkelijk naar sociale vrede met de werkgevers, de PVDA voert oorlog als dat moet (en kan). Niet toevallig heetten de middenpagina’s van het partijblad Solidair jarenlang ‘Overal Strijd’.

Gewetensonderzoek

De relatie met de vakbondstop bleef gespannen, en is dat nu eigenlijk nog altijd. Toch is er een zekere mate van detente gekomen.

Het beginpunt valt te situeren bij een dramatische confrontatie tijdens de lange doodsstrijd (1996-2002) van de staalfabriek Forges de Clabecq in Tubeke. Tegen de sluiting kwam massaal en hard protest. Het gezicht daarvan was de zeer linkse stakingsleider Roberto d’Orazio. Hij verzette zich met alle middelen, ook de meest potige. Curator Alain Zenner kreeg zelfs een stevig pak rammel. ABVV-voorzitter Michel Nollet liet weten dat er in zijn vakbond geen plaats was voor geweld.

In 2000 stuurde het ABVV een communiqué uit dat de PVDA ervan beschuldigde de vakbond bewust te willen destabiliseren.

De zaken escaleerden. In november 2000 bezetten D’Orazio en 200 medestanders (inbegrepen een hoop PVDA’ers) het ABVV-hoofdkwartier in de Brusselse Hoogstraat. Het ABVV riep de politie ter hulp, en die werkte de groep-d’Orazio buiten. Vervolgens verstuurde het ABVV een communiqué dat de PVDA ervan beschuldigde de vakbond bewust te willen destabiliseren.

Het leidde bij de PVDA tot een gewetensonderzoek. Een dergelijke actie was niet voor herhaling vatbaar. Alleen de rechterzijde deed er haar voordeel mee. De PVDA was in die jaren trouwens wanhopig op zoek naar een nieuw profiel. Resist, de alliantie met Dyab Abou Jahjah in 2003, was uitgedraaid op een gruwelijk politiek echec: met name de arbeiders die ze tot dan nog bereikten, hadden de PVDA de rug toegekeerd.

Het reveil

Vanaf 2004 begon Peter Mertens de partij te vernieuwen. Bij de lokale verkiezingen van 2006 volgde al een electoraal reveil. Dat kwam niet alleen door de PVDA, maar ook omdat de linkse partijen in tijden van de Derde Weg afstand namen van klassiek-linkse standpunten.

Dat zorgde al snel voor de eerste openlijke conflicten tussen de socialistische partij en de vakbond: in 2005 betoogde het ABVV tegen de pensioenplannen van de regering-Verhofstadt II. Minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A, nu Vooruit) was de kop van Jut. De PVDA rook haar kans.

De PVDA begon standpunten in te nemen die niet meer expliciet marxistisch waren (bedrijven hoefden niet meer voortdurend te worden genationaliseerd, en dat natuurlijk zonder schadeloosstelling), maar wel in de lijn lagen van de sociale verdediging van ‘de werkmens’. Er was en is zeker nog een verschil met de oude eisen van de socialisten van de PS en SP.A-Vooruit, maar het verschil werd klein.

Er bleek ineens ook een ruim publiek voor te bestaan. Van het boek Hoe durven ze? van Peter Mertens werden 50.000 exemplaren verkocht, het leverde hem op de Gentse Feesten de Jaap Kruithofprijs op. Raoul Hedebouw bleek een uitstekend communicator. Belangrijk: de door de PVDA geëiste invoering van een miljonairstaks heeft ook de voorbije regeringsonderhandelingen beïnvloed. De meerwaardebelasting is er een duidelijke echo van. Is ‘doe de rijken de crisis betalen’ niet de vaste partijslogan?

Asociale cataloog

Ook de achterban van de vakbond lust er pap van. En de leiding draait mee. PVDA’ers worden niet meer met de zweep de vakbondstempels uitgejaagd. Ze zijn steeds vaker welkom, ze komen openlijk uit voor hun engagement.

Dat overigens tot tandengeknars en zelfs onrust bij een belangrijk deel van het vakbondskader. De nog altijd aanwezige socialisten beschouwen de nieuwe bondgenoten natuurlijk als concurrenten, en vooral als uitgesproken tegenstanders van het overlegmodel waar de meeste vakbondsonderhandelaars aan vast houden.

PVDA’ers worden niet meer met de zweep de vakbondstempels uitgejaagd.

Toch speelt de tijd nu in het voordeel van de PVDA. Vooruit heeft aan de federale onderhandelingstafel ongetwijfeld boven zijn gewicht gespeeld en heeft de té rechtse maatregelen afgeblokt. Maar dat verhindert niet dat het elke dag duidelijker wordt wat voor catalogus aan sociale achteruitgang het regeerakkoord nog altijd bevat.

De nieuwe maatregelen rond flexibiliteit, bijvoorbeeld, zorgen nu al voor onrust in zeer diverse sectoren, van de transportwereld tot de retail. Is langer en harder werken de norm geworden, en dat met steeds minder uitzicht op een faire extra bezoldiging voor steeds meer nieuwe inspanningen? Moet het personeel zo goed als de volle pot betalen voor ongetwijfeld noodzakelijke aanpassingen?

Het ziet ernaar uit dat Bart De Wever (N-VA) en Georges-Louis Bouchez (MR) met dit al bij al ongewoon harde en krasse regeerakkoord hebben gedaan wat eigenlijk nooit de bedoeling kan zijn van de rechterzijde: zelf de voorwaarden scheppen waarbij niet de gematigde sociaal- of christendemocraten van Vooruit en CD&V, maar de radicale socialisten van PVDA-PTB de meest geloofwaardige en zeker de meest consequente opposanten lijken. Zo gaat dat met de slinger van de geschiedenis: die slaat altijd door.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content