Somers, Rutten, de lijstvorming: respecteren partijen het parlement nog? ‘België is geen parlementaire democratie meer’
De poppenkast bij de Open VLD en de lijstvorming van de komende verkiezingen bewijzen het: de waardering van politieke partijen voor het parlementaire werk kalft af.
‘Je kunt maar dingen veranderen in de samenleving als je macht hebt, als je aan de tafel zit waar beslissingen genomen worden. En dat is in de Vlaamse regering.’ Gwendolyn Rutten (Open VLD), de nieuwe Vlaamse viceminister-president, had nogal wat interviews nodig om haar bocht uit te leggen. Enkele weken geleden gooide ze de handdoek in de ring na ‘de respectloze behandeling’ door haar partij rond de opvolging van vicepremier Vincent Van Quickenborne. Maar vandaag keert de oud-partijvoorzitter terug door de grote poort, en zal ze Bart Somers vervangen als Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur.
Een van Ruttens belangrijkste drijfveren om Bart Somers op te volgen, zo blijkt uit bovenstaand citaat tijdens het praatprogramma De Tafel van Gert, was ‘macht’. Gwendolyn Rutten was nochtans niet alleen burgemeester van Aarschot, maar ook Vlaams Parlementslid. Dat is dus een positie waar – als we haar moeten geloven – geen macht mee gemoeid is.
Het bevestigt wat politoloog Nicolas Bouteca (UGent) al langer wist: ‘In theorie zou het parlement, onze rechtstreeks aangewezen volksvertegenwoordigers, de macht in handen moeten hebben. In de praktijk zit de macht geconcentreerd bij de regering.’
Ultrasterke kabinetten
Guy Tegenbos kan het alleen maar beamen. Als gewezen journalist en columnist bij De Standaard was hij een bevoorrechte getuige van de neergang van de parlementen. ‘Er was nochtans een periode in het Vlaams Parlement met nogal wat parlementair tegenwicht. In de commissie Onderwijs in de jaren 90 waren er discussies tussen de socialistische minister Luc Van den Bossche en de parlementsleden op het scherpst van de snee. Mét gevolgen voor het wetgevend proces. Maar vooral het laatste decennium is het alleen maar bergaf gegaan. De regering, de ministeriële kabinetten en de partijen staan ultrasterk.’
En de parlementaire fracties? Die houden zich doorgaans gedisciplineerd aan de partijtucht, zéker die van de meerderheid. Ironisch genoeg blonk uitgerekend Rutten uit in parlementair werk. Vanuit de meerderheidsbanken bracht ze een kritisch maar onderbouwd geluid over het stikstofdossier.
Groen-politicus Kristof Calvo wil niet ingaan op de concrete casus Rutten, maar in de afgelopen weken zag hij wel de bevestiging van een dieper liggend probleem. In zijn nieuwe boek Staat van vertrouwen legt het vertrekkende Kamerlid – Calvo zal zich na 2024 volledig toespitsen op Mechelen – de problematiek bloot.
‘We zitten in een vicieuze cirkel. De macht van de volksvertegenwoordiging neemt af. Daardoor staan sterke mensen voor de keuze: ofwel verlaten ze het parlement, ofwel slagen ze erin om een positie te veroveren als minister of als partijvoorzitter. Wat de volksvertegenwoordiging opnieuw verzwakt. België is geen parlementaire democratie meer. Ik ben daar heel bezorgd over.’
Van Vlaams Parlement naar de Kamer, of was het omgekeerd?
En dan is er de lijstvorming voor de verkiezingen van 9 juni 2024. Die puzzel beginnen de partijen stilaan te leggen – de CD&V en het Vlaams Belang hebben al hun lijsttrekkers bekendgemaakt. Uit die oefening blijkt een zeker dedain van de partijen voor het parlementair werk van hun mandatarissen.
Open VLD’er Jasper Pillen verschuift, bijvoorbeeld, van het federale naar het Vlaamse niveau, waar hij West-Vlaamse lijsttrekker wordt. De Bruggeling wordt door vriend en vijand gezien als dé defensiespecialist van zijn partij, en misschien wel van het hele parlement. De dossiervreter mag nu naar het Vlaams Parlement – een orgaan dat zowat nul procent te zeggen heeft over Defensie. Reden: Van Quickenborne staat al op de kop van de West-Vlaamse Kamerlijst.
Een soortgelijk scenario voor N-VA-Kamerlid Sander Loones. Als begrotingsspecialist bracht hij de Vivaldi-regering aan het wankelen. Zonder zijn inbreng was Eva De Bleeker (Open VLD) vandaag misschien nog staatssecretaris voor Begroting. Loones' oppositiewerk lag ook aan de basis van het vertrek van staatssecretaris voor Gelijke Kansen Sarah Schlitz (Ecolo). Zijn sterk parlementair werk wordt ‘beloond’ met het lijsttrekkerschap voor de West-Vlaamse lijst voor het Vlaams Parlement. (Sommigen beweren dat Loones al verzekerd is van een Vlaamse ministerspost, of wie weet wel meer.) En de Kamerlijst? Die wordt getrokken door de onafhankelijke Jean-Marie Dedecker. Zijn oppositiewerk heeft iets minder tastbare resultaten voortgebracht.
De overstap van Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken van de Antwerpse Kamerlijst naar die van het Vlaams Parlement noemde politoloog Bart Maddens (KU Leuven) vorige week in Knack ‘electoraal-strategisch’: ‘Daar wordt door sommigen een tegemoetkoming in gezien aan de N-VA. Die partij vroeg aan de Vlaams Belangvoorzitter om federaal niet aan de verkiezingen deel te nemen, aangezien zijn stemmen daar nutteloos zijn.’
En wat te zeggen van Nicole de Moor? Volgens haar eigen CD&V is ze dé migratiespecialist van de Wetstraat. Daarom was ze de logische keuze voor partijvoorzitter Sammy Mahdi om hem op te volgen als staatssecretaris voor Asiel en Migratie. De Moor mag haar geleverde werk straks verdedigen op de kop van de Oost-Vlaamse lijst voor het Vlaams Parlement. Als ze niet opnieuw minister wordt in de federale regering, belandt ze dus in een parlement dat amper iets te zeggen heeft over asiel en migratie. Maar vicepremier Vincent Van Peteghem trekt de Kamerlijst al, dus die lijst was voor de partij geen optie meer.
En voor partijleden waar de top geen blijf mee weet, is er altijd nog de Europese lijst. De koppositie van gewezen CD&V-voorzitter en minister Wouter Beke mag in dat licht gezien worden. ‘Ziedaar de particratie’, zegt Tegenbos. ‘Die trekt zich niets aan van waar mensen verkozen zijn, en houdt ook geen rekening met parlementair werk. Het enige wat telt is het maximale electorale rendement. Partijen schuiven hun mensen heen en weer dat het een lieve lust is en hoe hen dat het beste uitkomt.’
Lijstvorming geeft een perceptieprobleem
Maar politici beseffen wel dat de lijstvorming een perceptieprobleem oplevert. Bij de zesde staatshervorming werd beslist dat politici zitting moeten hebben op het niveau waar ze het laatst verkozen waren. Ze konden dus niet langer op verschillende lijsten tegelijk opkomen.
‘Maar er zijn nog altijd manieren om kopstukken maximaal te laten renderen, zoals de spreiding die we vandaag zien’, zegt Bouteca. ‘Er is dan ook de luxe van de samenvallende verkiezingen. Als we alleen federale verkiezingen hadden, dan zou De Moor op plaats twee staan, achter Van Peteghem.’
Ook Tegenbos is geen fan van die samenvallende verkiezingen, die onder de regering-Di Rupo het levenslicht zagen. ‘In andere federale landen, zoals de Verenigde Staten of Duitsland, vinden deelstaatverkiezingen nooit plaats op de dag van de nationale verkiezingen. Commentatoren hebben samenvallende verkiezingen ooit toegejuicht omdat ze de zogezegde permanente electorale koorts zouden tegengaan. Maar ik heb dat nooit gedaan. Verkiezingen moeten over één niveau gaan. Nu hebben de partijen er belang bij om van alles een amalgaam te maken en zo veel mogelijk hun sterren gelijk welke lijst te laten trekken. Of een parlementslid goed werk levert, is niet van belang.’
Het parlement, de wetgevende macht?
Al zal de particratie niet ophouden zodra de federale verkiezingen worden losgekoppeld van de Vlaamse. Er zijn meer structurele maatregelen nodig, denkt Calvo. ‘Voor mij mag de uitvoerende macht de begroting opmaken en het beleid uitvoeren. Alle andere wetgeving moet vanuit het parlementair initiatief geboren worden.’
Want vandaag zit die verhouding helemaal anders. Uit onderzoek van politoloog Peter Van Aelst (UAntwerpen) en zijn Nederlandse collega Tom Louwerse uit 2013 bleek dat ruim 80 procent van alle goedgekeurde wetten gebaseerd is op wetsontwerpen, of teksten die vertrekken vanuit de regering. De wetsvoorstellen, die vanuit het parlement vertrekken, zijn dus slechts goed van een vijfde van alle wetten.
‘Ik heb geen enkele indicatie om te denken dat die verhouding vandaag anders zou zijn’, zegt Van Aelst. ‘Het is en blijft een pijnlijke vaststelling. Mijn kinderen leren op school dat het parlement de wetgevende macht is, en dus de wetten maakt. Ik belet hen uiteraard niet om dat te leren, maar de werkelijkheid is wel anders.’
Lijstvorming, het voorrecht van de voorzitter?
Een stop zetten op wetsontwerpen ten gunste van wetsvoorstellen, dat idee leeft ook bij de Jong VLD, zegt voorzitter Sepp Tyvaert. Net zoals de afschaffing van de lijststem, waardoor mensen niet meer beloond worden als ze door de partij hoger op de lijst worden geplaatst. ‘Voor ons mag elke stemcomputer lijsten randomiseren, waardoor elke kiezer een andere volgorde van namen te zien krijgt’, zegt Tyvaert. ‘Door zulke ingrepen zorgen we ervoor dat politici hun tijd gebruiken om kiezers te winnen, en niet – zoals vandaag vaak gebeurt – om in de gratie te komen van de partijvoorzitter.’
Professor Bouteca erkent de behoefte aan structurele ingrepen. Toch moet het ook van de parlementsleden zélf komen. ‘We moeten niet te fatalistisch denken. Volgens mij kun je vandaag als parlementslid op het beleid wegen. Vaak gebeurt dat achter de schermen. Ik zie sterke parlementsleden die samenwerken met kabinetten en in gesprek durven te gaan met ministers. Dat vraagt ook persoonlijk leiderschap.’ Een voorbeeld is Groen-Kamerlid Stefaan Van Hecke, die zelfs tijdens de vorige regeerperiode, toen zijn partij in de oppositie zat, wetsvoorstellen erdoor kreeg.
In elk geval hebben we ook een cultuuromslag nodig, zegt professor Van Aelst. ‘Vandaag laat onze cultuur niet toe dat een parlementslid bijvoorbeeld maar voor 80 procent van de tijd zijn partijlijn volgt. Een politicus die de partijtucht loslaat, dat levert meteen een vette krantenkop op. Aan de cafétoog spreken ze dan “ruziemakers”. Dat zet het gebetonneerde systeem nog meer vast.’
Volksvertegenwoordiging
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier