CD&V-voorzitter Sammy Mahdi, de nieuwe Yves Leterme
CD&V-voorzitter Sammy Mahdi probeerde het zeer hard te spelen en dus bijzonder on-christendemocratisch. Mogelijk is het de enige manier om zijn partij uit het slop te trekken. Toch op korte termijn.
Christendemocraten die publiek hun eisen stellen en vervolgens van geen compromis willen weten, het is al lang niet meer gezien. De laatste die het een beetje probeerde was Kris Peeters in de Zweedse regering-Michel I (2014-2018), maar toen eindigde elk rondje armworstelen – vooral met de N-VA – nog op een compromis. Die ruimte lijkt – líjkt – Sammy Mahdi niet te laten. Nochtans liggen compromissen voor de hand, toch als een vergelijk betekent dat men elkaar een eind tegemoetkomt. Door de CD&V de indexering van de kinderbijslag te gunnen, maar dan elders te korten. Of door de indexering door te voeren zoals de federale regering dat deed met de energiepremie – een verhoging die gelijk is aan de index maar geplafonneerd wordt tot een bepaalde grens, en al dan niet tijdelijk is. Voor een beetje creatieve regering en een beetje welwillende coalitiepartners zijn er openingen genoeg. In zijn tijd zou Jean-Luc Dehaene zonder veel moeite een tiental varianten uit de mouw hebben geschud.
Maar die tijd moest definitief voorbij zijn, zo leek Sammy Mahdi duidelijk te maken. ‘Ik ben een politicus uit de vorige eeuw’, zei diezelfde Dehaene nu ook alweer meer dan tien jaar geleden. De vraag is vandaag of het Sammy Mahdi te doen is om de koopkracht van de gezinnen dan wel om de profilering van zijn partij, het beschadigen van de N-VA – Jan Jambon moet of door het stof of is ‘de minister-president die zijn regering niet kan leiden’ – of het in de markt zetten van het product Sammy Mahdi. Of een combinatie van alle factoren.
De vraag is of het Sammy Mahdi te doen is om de koopkracht van de gezinnen dan wel om de profilering van zijn partij, het beschadigen van de N-VA of het in de markt zetten van het product Sammy Mahdi.
Wat met de verkiezing van Mahdi tot partijvoorzitter inmiddels wel duidelijk is, is dat samen met de defenestratie van de vorige voorzitter, Joachim Coens, een overgrote meerderheid van wat overblijft aan CD&V’ers het signaal heeft gegeven dat ze een voorzitter hebben die de partij zelf wil veranderen. De CD&V als erfgenaam van de CVP, dus als de staatsdragende partij, de partij waarvan het streven naar een compromis, het liefst ‘akkoord’ genaamd, tot het genetisch materiaal behoort. Maar schijnbaar heeft Mahdi weinig boodschap aan al die historische verwijzingen en die ideologische erfenis. Hij was elf jaar oud toen die aloude CVP voor het eerst in decennia in de oppositie verdween en met lede ogen de vorming van paars-groen moest dulden. Belangrijker wellicht: hij was negentien jaar oud toen Yves Leterme in 2007 als oppositieleider én CD&V-gezicht zittend premier Guy Verhofstadt een verpletterende verkiezingsnederlaag toebracht. Althans, dat was zijn plan. Vraag is of de andere sterkhouders van de CD&V daarmee akkoord gaan. Of dat ze zich, in taaie christendemocratische traditie, zogezegd neerleggen bij de wil van de meerderheid, maar eigenlijk van plan waren om te blijven doen wat ze deden, tot welke prijs ook. Traditie is traditie, eigen gelijk wordt niet in vraag gesteld. Ook – zeker niet – door de kiezer. Die kan zich altijd vergissen.
Tot er een partijvoorzitter is die de oude definities naast zich neerlegt. Leterme deed dat al door zich assertief, zo niet agressief en dus hoogst on-christendemocratisch te profileren als antipaars. In zijn geval door zich, voortgestuwd door de toen nog kleinere kartelgenoot N-VA, als Vlaamser dan Vlaams te profileren. Ook de CVP was vanaf 1969 (dus na Leuven-Vlaams en de breuk met de Franstaligen van de PSC) zich uitgesproken Vlaams en zelfs flamingant beginnen op te stellen – partijcongressen werden afgesloten met de Vlaamse Leeuw – maar de mensen (mannen, doorgaans) in de cockpit van die partij wisten verdraaid goed dat ze ‘niet te ver moesten gaan’. De CVP was de Volksunie (de voorloper van de N-VA) niet en dankte juist daaraan haar kracht. Er was een groot publiek van 30 à 40 procent dat het volste vertrouwen had in een partij die ferme eisen stelde maar die die uiteindelijk altijd vrij redelijk invulde.
Als het met middle-of-theroadpolitici niet lukt, krijgen ‘mannen die de gas doen brannen’ de voorkeur. Mannen zoals Leo Tindemans, Yves Leterme en nu Sammy Mahdi.
Maar goed, niet alleen tijden maar ook samenlevingen veranderen. Dat moest aan het eind van de vorige eeuw ook de CVP van Dehaene en Herman Van Rompuy vaststellen. Door de versplintering van de stemmenaantallen kwamen er meer partijen in de Kamer en dus werden (bijna) alle partijen kleiner. Dat maakte de compromissen moeilijker, en vaak minder goed. En dus werd de bonus voor de staatsdragende partij almaar kleiner. In haar geschiedenis reageerde de CVP daarop door te kiezen voor twee soorten van leiders. Het eerste model is het archetype van de middle-of-the roadpoliticus. In het eigen jargon: de verbinder. Stefaan De Clerck, van 1999 tot 2003 partij- en oppositieleider in de tijd van paars-groen, was zo’n man. Hij faalde. Nadien werden Jo Vandeurzen (2004-2007) en Marianne Thyssen (2008-2010) op het schild gehesen. Nooit kreeg de CVP zwaardere klappen, terwijl de N-VA steeg. Ook Wouter Beke (2010-2019) was zo’n voorzichtige, immer genuanceerde christendemocraat. De CVP ging nog meer achteruit. Ten slotte werd Joachim Coens (2019-2022) uit de vergetelheid van een ver verleden gehaald – aan zijn achternaam kleefde de heimwee aan zijn vader Daniël Coens, CVP-minister in de electoraal nog gouden tijden van Wilfried Martens. Coens werd een levend bewijs van het ongerijmde: in woord en daad toonde hij aan dat CVP oude stijl nog levend toch al dood en begraven was in het Vlaanderen van vandaag.
Dan is er nog een tweede type politieke leider voor de christendemocraten: de man die de confrontatie aandurft. Tot voor Sammy Mahdi beantwoordden in de hele naoorlogse geschiedenis slechts twee figuren aan dat profiel. De eerste was Leo Tindemans – in 1974 luidde zijn slogan zelfs ‘Met deze man wordt het anders’. Maar zodra hij premier was, wantrouwde Tindemans voortdurend zijn eigen coalitiepartners. Zijn koppigheid werd zelfs legendarisch toen hij vanaf de tribune in de Kamer, zonder één andere politicus vooraf in vertrouwen te nemen, op 11 oktober 1978 het ontslag van zijn eigen regering aankondigde. Waarna hij live on air het halfrond verliet en richting Laken trok. Bij de volgende (Europese) verkiezingen in 1979 haalden de CVP en natuurlijk Tindemans zelf een monsterscore – net geen miljoen voorkeurstemmen voor de man die zich op de kap van alle anderen had geprofileerd als de zuiverste van het land. Het succes was van korte duur, want bij de daaropvolgende parlementsverkiezingen van 1981 kreeg de CVP de grootste dreun uit haar bestaan. De partij zakte van dik 40 naar nipt 30 procent van de stemmen, een verlies van één kiezer op vier. De veertigprocentgrens is sindsdien nooit meer gehaald. Na 2003, dus toen de paars-groene regering-Verhofstadt I vervelde tot de paarse regering-Verhofstadt II, de tweede federale regering op rij zonder CD&V, vond de rank and file van de CD&V dat het pittiger mocht, Vlaamser vooral.
De neergang van Leterme had dezelfde reden als die waarom Tindemans nooit meer in aanmerking kwam als eerste minister. Er was geen enkele partij die Tindemans nog vertrouwde.
Enter Yves Leterme. Leterme, een West-Vlaming die als kind thuis Frans sprak, stak de N-VA inzake Vlaams-radicalisme haast voorbij. Franstalig België was tussen 2003 en 2007 niet bezig met de jonge N-VA-voorzitter Bart De Wever maar fixeerde de blik op Leterme. ‘Vijf minuten politieke moed’, eiste die van de andere politici, en omdat ook Verhofstadt II niet vies was van enig (ook communautair) compromis, viel Leterme liberalen en socialisten aan met ‘Wie gelooft die mensen nog?’ De klap op de vuurpijl was zijn cynische opmerking ‘Blijkbaar zijn Franstaligen niet in staat om Nederlands te leren’. Bij de verkiezingen van 2007 tilde hij het kartel CD&V-N-VA weer bijna op tot de nieuwe bovengrens, die van 30 procent. Leterme zelf haalde net geen 800.000 voorkeurstemmen. Nooit had een Belgische politicus de topscore van Leo Tindemans zo dicht benaderd. Dat succes duurde welgeteld één (korte) legislatuur. Bij de volgende verkiezingen, die van 2008, zakte de CD&V dieper dan toen denkbaar was. Toen nam de N-VA in haar eentje de oude plaats van de CD&V in. Ze werd de partij van zo goed als 30 procent. In drie jaar tijd lag de reputatie van Leterme aan diggelen. De wonderboy van 2007 was in 2010 ‘de man die het niet kan’, omdat hij zogezegd niets had weten te verrichten. De CD&V weigerde hem ondanks zijn gigantische stemmenaantal zelfs uit te spelen als boegbeeld bij de verkiezingen.
Die neergang had precies dezelfde reden als die waarom Leo Tindemans nooit of te nimmer meer in aanmerking kwam als eerste minister. Er was geen enkele partij en geen enkele politicus die Tindemans vertrouwde en met hem een akkoord wilde maken. In 2007 maakten de Franstaligen, met ferme steun van de Vlaamse liberalen, er al tijdens de coalitiebesprekingen een erezaak van om Yves Leterme een beentje te lichten en altijd wel een foute komma te vinden in elke poging tot akkoord waarmee de nieuwe ‘sterke man’ kwam aandraven. Er moest zelfs een kortstondige noodregering-Verhofstadt III gevormd worden om aan het hele land te tonen dat Leterme het niet kon – in dat kabinet ‘mocht’ hij vicepremier zijn. Pas daarna zag Leterme I het daglicht. En die regering deed hij zelf vallen door persoonlijk te flateren in het Fortisdossier. Eén foute inschatting werd hem zogezegd fataal. Andere premiers zou het misschien vergeven zijn, hem niet.
Mahdi móét zich tonen, móét de peilingen proberen om te buigen, niet het minst om de eigen achterban weer zelfvertrouwen te geven en het respect te behouden van de laatste potentiële kiezers.
Sammy Mahdi is de derde christendemocratische voorzitter die verkozen is om ‘er eens een lap op te geven’. Dat er ‘iets’ moet gebeuren bij de CD&V, lijkt duidelijk. Na de slechtste verkiezing ooit volgden de ene nog slechtere peiling na de andere elkaar op. Bij de laatste Grote Peiling zakte de CD&V voor het eerst onder de 10 procent. Nog even, en er is geen ondergrens meer. Dat Mahdi dus zichtbaar ingrijpt en alle trommels doet roffelen, is van dezelfde urgentie als die van een mug: of men haast zich en haalt daarbij halsbrekende toeren uit, of het is te laat. Mahdi móét zich tonen, móét de peilingen proberen om te buigen, niet het minst om de eigen achterban weer zelfvertrouwen te geven en het respect te behouden van de laatste potentiële kiezers – mensen zijn doorgaans niet geneigd om te stemmen op een partij die er toch niet toe doet. Mahdi voert een existentiële strijd.
Maar voor zover er lessen te trekken zijn uit het verleden, lijkt nochtans het stramien duidelijk. Dat werkt zeer goed, maar tot nu altijd op korte termijn. Zelfs op middellange termijn valt dat model als een pudding in elkaar. En zowel bij Tindemans als Leterme om dezelfde redenen die ook wel eens Samy Mahdi parten zouden kunnen spelen. Ze profileerden zich op kap van andere partijen, andere politici. Dat kan men doen in tweestromenlanden als de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en in zekere zin zelfs Frankrijk (omdat de cohabitation daar nog altijd uitzondering in plaats van regel is), maar niet in een gedoemd coalitieland als België, of Vlaanderen – wat coalitievorming betreft is het Vlaamse model niet veel minder complex dan het Belgische. Zeker, Zuhal Demir heeft zich de voorbije jaren ook in de etalage (en op een piëdestal) gezet ten koste van andere partijen en zelfs op de kap van een partijgenoot, minister-president Jan Jambon. Maar Demir is een politica van de N-VA. En al sinds de Volksuniedagen aanvaardt een voldoende groot deel van het Vlaamse kiespubliek dat contreire kantje van die partij. Bij de N-VA hoort ‘principieel handelen’ bij het DNA, zelfs tegen alle redelijkheid of collegialiteit in. Sammy Mahdi heeft er als CD&V-voorzitter duidelijk voor gekozen om die N-VA-strategie te kopiëren. Daarmee zal hij wellicht applaus krijgen van de (meeste) overblijvende CD&V-kiezers.
Maar het is duidelijk dat een deel van het topkader van CD&V, Hilde Crevits op kop, minder zin heeft in een strategie van de verbrande aarde. Vandaar dat de CD&V, vlugger dan verwacht, zich in de schoot van de Vlaamse regering toch akkoord heeft verklaard met een compromis. En Sammy Mahdi heeft moeten buigen voor zijn eigen ministers. Daarmee bevestigt de CD&V haar imago van tegelijk warm en koud blazen en maakt men van Mahdi een tjeef, naar het vertrouwde evenbeeld van zijn meeste partijgenoten. Men heeft blijkbaar voor een persoon gestemd, en niet voor zijn programma. Joachim Coens was niet goed genoeg, maar men durft Sammy Mahdi ook niet volgen. De partij ligt qua stemmen aan de zijkant van het bed, qua peilingen haast uit het bed, maa ze doet nu alsof ze zich nog in het midden van het bed bevindt.
Ruw uitgedrukt: daar waar ze uiteindelijk door iedereen kan worden genaaid. Sammy Mahdi moet een partij leiden die hem uiteindelijk niet volgt. Ook dat was het drama van Leo Tindemans – sneller dan hij had verwacht, koos die partij voor Wilfried Martens – en ook dat van Yves Leterme: onder zijn eigen ogen zegde zijn partijkartelpartner N-VA de wacht aan, en braken CD&V’ers Letermes eigen project in stukken.
Sammy Mahdi heeft er als CD&V-voorzitter duidelijk voor gekozen om de N-VA-strategie te kopiëren.
Welke strategie ditmaal echt werkt, zal pas bij de volgende verkiezingen blijken. De vraag is dan hoeveel nieuwe kiezers Mahdi aantrekt als hij zijn zin kan doen en, vooral, hoe duurzaam hij hen zal kunnen binden aan een CD&V-versie van N-VA-light. Of is de veel rustiger strategie-Crevits plots sexy? Het worden nog spannende jaren in de Wetstraat, nu ook de CD&V-voorzitter de campagne voor 2024 op gang wilde trekken.
Kartel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier