Rechter wijst vordering van Siegfried Bracke tegen PVDA af
De Brusselse kortgedingrechter heeft de eis van voormalig Kamervoorzitter Siegfried Bracke tegen Raoul Hedebouw en de vzw PVDA-PTB22 afgewezen. Dat melden de advocaten van Bracke.
De oud-kamervoorzitter eiste dat de partij de petitie die ze over hem had gelanceerd, offline zou halen. Volgens de advocaten heeft de rechter geoordeeld dat er geen sprake is van spoedeisendheid.
Bracke dagvaardde de voorzitter van de uiterst linkse oppositiepartij en de vzw die de partijdotatie ontvangt en beheert, om hen te dwingen een petitie offline te halen waarmee ze hem en de voormalige Kamervoorzitter Herman De Croo onder druk willen zetten om hun ‘duizenden euro’s extra graaipensioen’, bovenop het wettelijk vastgelegde maximumpensioen, integraal terug te betalen. Volgens Bracke is die petitie een ‘digitale schandpaal’.
De beweringen van de PVDA, dat de uittredingsvergoeding illegaal zou zijn omdat ze het wettelijk pensioenplafond zou overstijgen, waren volgens de advocaten van de oud-Kamervoorzitter ook manifest onjuist, en de advocaten vonden het ook niet kunnen dat enkel Bracke wordt geviseerd door de petitie, terwijl tientallen ambtenaren-generaal dezelfde vergoeding krijgen en onvermeld blijven.
Aan de overzijde klonk het dan weer dat het kort geding van Bracke een aanval was op de vrije meningsuiting, en bovendien gericht was tegen de foute personen. De vzw had niets te maken met de petitie, en de voorzitter van een politieke partij, een feitelijke vereniging, dagvaarden als juridische vertegenwoordiger van alle leden, kon niet, klonk het.
Het kort geding kwam ook rijkelijk laat, voerden de advocaten van Hedebouw en de vzw aan. Alvast op dat laatste punt kregen ze van de rechtbank gelijk, zo blijkt.
‘De Brusselse rechter in kortgeding erkent dat het aannemelijk is gemaakt dat de PVDA-petitie Siegfried Bracke (morele) schade toebrengt, maar wijst zijn vordering uiteindelijk af omdat er geen sprake zou zijn van spoedeisendheid’, melden de advocaten van Bracke woensdagavond.
Volgens Hedebouw heeft de rechter zich niet uitgesproken over de grond van de zaak. ‘Die gaat over de vrijheid van meningsuiting’, klinkt het. ‘Wij hebben er alle vertrouwen in dat indien de rechter Bracke niet terecht had moeten wijzen wat de procedure betreft, wij de zaak ook ten gronde zouden hebben gewonnen. Want het publicatieverbod dat Bracke vroeg is een totale aanfluiting van het recht op vrije meningsuiting. Een beschikking conform de wensen van Bracke zou een gevaarlijk precedent geweest zijn’, besluit Hedebouw.