Peter De Roover: ‘Is een ongewenste mening op sociale media aanzetten tot haat? Dat moet de overheid niet bepalen’
In de VS mogen de autoriteiten aan socialemediabedrijven vragen om desinformatie te verwijderen. ‘Ook in Europa gaat het die kant uit. Maar een overheid moet voorzichtig zijn en zeker niet aanzetten tot activisme in het beperken van een burger’, vindt Kamerlid Peter De Roover (N-VA).
Het Amerikaanse Hooggerechtshof heeft een zaak verworpen die gericht was tegen de manier waarop de overheid zich bemoeit met inhoud op sociale media. Dat betekent dat de Amerikaanse overheid socialemediabedrijven mag vragen om desinformatie van hun platformen te verwijderen, bijvoorbeeld over vaccins of verkiezingsfraude.
Critici – veelal uit de conservatieve hoek – noemen het een ongepaste vorm van overheidsbemoeienis die strijdig is met de vrijheid van meningsuiting en neerkomt op censuur. Die visie, waarvan X-eigenaar Elon Musk grote aanhanger is, maakt al enkele jaren opgang.
‘Het is een evolutie die zich hier ook aftekent’, zegt Peter De Roover (N-VA), die beseft dat het een delicate kwestie is. ‘In Europa hebben we de Digital Services Act waar goede, maar ook zorgwekkende dingen in staan. Bijvoorbeeld dat Europa van sociale mediabedrijven eist dat zij inhoud verwijderen die botst met de wetgeving. Doen ze dat niet, dan zijn ze mee aansprakelijk. Op die manier wordt de rechtspraak geprivatiseerd.’
De Digital Services Act schrijft socialemediabedrijven voor om desinformatie strenger aan te pakken. Die bedrijven dienen transparant te zijn over de manier waarop ze dat doen en waarom ze beslissen om bepaalde berichten al dan niet te verwijderen.
‘Ze moeten dus zelf oordelen over de wettelijkheid van die berichten’, zegt De Roover. ‘Maar aangezien de boetes die hen boven het hoofd hangen best zwaar zijn, kan ik me voorstellen dat ze bij twijfel eerder te snel zullen ingrijpen dan dat ze risico’s zullen nemen. De overheid moet de behoeder zijn van voorzichtigheid en moet niet aanzetten tot activisme in het beperken van een burger.’
Het verkiezingsprogramma van de N-VA spreekt in de context van de Digital Services Act van ‘te ver doorgeschoten censuur’. Is dat wat uw partij daarmee bedoelt?
Peter De Roover: Dat gaat eerder over het bestraffen van aanzetten tot haat. Het is prima om haat te bestrijden, al is haat moeilijk te definiëren. De vraag is ook wie dat moet doen? Bovendien is haat op zich niet strafbaar, dus vind ik het bijzonder dat je gestraft kan worden voor het aanzetten tot iets wat niet strafbaar is. Wil je consequent zijn, maak dan van haat ook iets strafbaars. Dat is voor alle duidelijkheid niet wat ik vraag, maar het zou wel logischer zijn.
Daarnaast moeten we nadenken over hoe we ‘aanzetten tot haat’ precies definiëren. Een onwelgevallige mening die wat pikant geformuleerd wordt, kan al snel in de buurt komen. Een overheid heeft zich daar niet in te mengen.
Wie of wat dan wel?
De Roover: Burgers kunnen elkaar aanspreken op het respecteren van bepaalde fatsoennormen. Als een overheid dat doet, zou dat tot gevolg kunnen hebben dat burgers aan zelfcensuur doen, omdat ze bang zijn om gestraft te worden voor hun mening. Dat vind ik akelig.
In het geval van aanzetten tot geweld, is het natuurlijk een andere zaak. Daar moeten we erg mee opletten. Dat tolereren we niet en is terecht strafbaar. Wie aanzet tot haat en daarmee ook geweld predikt, gaat eveneens te ver. Daar ligt de lijn.
De bestorming van het Capitool in de Verenigde Staten werd aangewakkerd door berichten op sociale media. Ex-president Donald Trump werd kort erna verbannen van een hele reeks socialemediaplatformen. Was dat volgens u een correctie beslissing van die bedrijven?
De Roover: Dat ging niet meer over een mening die geuit werd, men wilde de werking van de democratische instellingen blokkeren, en dat is een strafbaar feit.
Het blijft natuurlijk een delicate oefening om aan te tonen in welke mate iemand daartoe heeft aangezet. Maar als dat te bewijzen valt, dan moeten we daar geen medelijden mee hebben. Dan lijkt het bannen van iemands profiel op de sociale media mij niet voldoende als sanctie.
In een opiniestuk in De Standaard uit 2021 schreef u: ‘De ambitie van de federale regering om nepnieuws van overheidswege actief te bestrijden, maakt de stap naar een ministerie van Waarheid heel klein.’ Wat bedoelde u daarmee?
De Roover: Dat verwees naar iets wat in het regeerakkoord stond, maar waar gelukkig geen werk van gemaakt is. Dat focuste uitsluitend op nepnieuws. Als iemand morgen verkondigt dat de wereld plat is, dan moeten we dat maar overtuigend kunnen weerleggen. Als we milder omgaan met desinformatie, creëren we ook de ruimte om dingen te durven uitspreken die nog geen duizend keer gezegd en bevestigd zijn. Zoiets hoeft niet strafbaar te zijn.
Sociale media zijn voor veel mensen de enige manier om zich breed te uiten, socialemediabedrijven moeten die ruimte vrijwaren.
Er is ook een verschil tussen creatief omspringen met feiten en regelrecht liegen. Niet alle communicatie van de overheid is foutloos, en er wordt soms creatief omgesprongen met feiten. PVDA-voorzitter Raoul Hedebouw verkondigde dat Colruyt slechts 0,27 procent belastingen betaalt. Dat klopt niet, maar dat werd gecorrigeerd en gesanctioneerd door de samenleving. Volgens mij volstaat dat. Het publieke debat dient ervoor om foute informatie uit te zuiveren.
Bovendien ben ik ervan overtuigd dat een sanctie van de samenleving overtuigender is dan een sanctie vanuit de overheid. In geval van dat laatste kunnen actieve verspreiders van desinformatie de overheid nog beschuldigen van manipulatie, wat hun geloofwaardigheid in de ogen van mensen nog zal versterken. Zeker als we in de sfeer van complottheorieën zitten.
Factcheck: Colruyt betaalde 25 procent belastingen in België, maar optimaliseerde ook via Luxemburg
Wat is dan de rol van de sociale mediabedrijven?
De Roover: In principe hebben zij het recht om te bepalen wat er op hun platformen verschijnt en wat niet. Maar omdat het voor de meeste mensen de enige manier is om zich breed te uiten, hebben ze ook een soort maatschappelijke opdracht, en die opdracht bestaat erin om die ruimte te vrijwaren. Het is daar waar het publieke debat plaatsvindt. Het is een ruimte die we breed moeten interpreteren in een samenleving waar we het recht hebben op vrijheid van meningsuiting, het recht hebben om te botsen en het recht hebben om dwarse gedachten te hebben. Dat zijn fundamentele zaken waar socialemediabedrijven een belangrijke rol in gekregen hebben. Al zeg ik daarmee het tegenovergestelde van wat we feitelijk zien gebeuren.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier