Oud-politicus Renaat Landuyt: ‘Bart De Wever vergelijk je het best met een merk als Levi’s’
De politiek wordt niet meer bepaald door ideologieën maar door de logica van de mode. Dat is het nieuwe inzicht van oud-politicus Renaat Landuyt. ‘Er is geen hogere macht die ons oplegt hoe we ons moeten kleden of die ons zegt hoe we moeten stemmen.’
Op 11 juli plaatste de voormalige socialistische politicus Renaat Landuyt volgend berichtje op Facebook: ‘Het is officieel: ik ben nu echt filosoof. Ik kreeg bevestiging: master in de filosofie met grote onderscheiding. De stelling van mijn scriptie is dat de politiek gestuurd wordt door de mode. De logica van de mode is de logica van de politiek geworden.’ Vandaar ook de intrigerende titel van zijn masterscriptie: ‘Modedemocratie. Over de mode die de democratie stuurt.’
De politieke carrière van Renaat Landuyt was in 2019 geëindigd nadat hij het jaar voordien als burgemeester van Brugge de gemeenteraadsverkiezingen had verloren. Beroepshalve werd hij opnieuw advocaat. Tegelijk liet ‘de politiek’ hem niet los: wel de dagelijkse politiek, de actieve besluitvorming, de concrete partijwerking, maar niet het nadenken over het politieke bedrijf zelf. Als student had hij in de jaren 1980 naast zijn studie rechten ook twee jaar gestudeerd aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte. Enkele jaren terug besloot Landuyt die studie filosofie weer op te nemen.
‘Die vergelijking tussen politiek en mode intrigeerde mij al toen ik nog zelf politicus was’, zegt Renaat Landuyt. ‘Ik voelde aan dat de lijn van onze partijen niet werd bepaald op de partijcongressen, maar door ongrijpbare trends. Mijn op intuïtie gebaseerde ervaring is dus dat de politiek zich gedraagt volgens dezelfde trends die kenmerkend zijn voor de mode. We dragen al ik weet niet hoe lang jeansbroeken. Soms zijn die wijd (’baggy’) en dan weer nauw (’slim fit’). En binnenkort zouden we met zijn allen een ‘hoefijzermodel’ dragen, zeggen ze. Iedereen volgt ook die trends: er is gewoon niet aan te ontsnappen. Net zoals op dit moment alle partijen meer ‘gesloten’ opvattingen beginnen te huldigen, of ze nu van rechts of links of eerder centrum zijn.
‘Een goed politicus is een goede surfer. Je moet de juiste modegolf eerder zien komen dan je concurrenten.’
Dat fenomeen zie ik in de politiek al vele jaren. De ideologische overtuiging van politici lijkt niet meer bestand tegen ‘wat in de mode’ is. Waarom beslissen politici van uiteenlopende strekkingen en verschillende partijen op een bepaald moment uiteindelijk ongeveer hetzelfde? In zo goed als alle steden en gemeenten wordt de auto uit het centrum geweerd om plaats te maken voor voetgangers en fietsers. Dat gebeurt los van de politieke meerderheid. De burgemeester van Bogota promoot de fiets en die van Kopenhagen doet dat ook. Van Zuid-Amerika tot Noord-Europa zweren rechtse en linkse burgemeesters bij een gelijksoortig beleid.
Ik heb dus de draad van mijn oude studie filosofie opnieuw opgenomen om de scriptie te kunnen schrijven die nu voorligt. Ik heb een prof gezocht en gevonden die wilde meestappen – Toon Braeckman was trouwens de enige prof die ouder was dan ik. Mijn andere proffen zijn een pak jonger. Anton Jäger heeft de leeftijd van mijn zoon. Bij zijn geboorte zetelde ik al een paar jaar in de Kamer.
Uw medestudenten wisten wie u was?
Renaat Landuyt: Sic transit gloria mundi: nee. Ik was er een oudere maar anonieme student. Tot ik hier en daar toch iets moet gezegd hebben dat opviel. Toen hebben ze mijn naam gegoogeld en kwamen ze te weten dat ik een ex-minister was. Zo werd ik met sommigen ook bevriend op Facebook. Maar zoals gezegd: ik zat er niet zomaar. Ik was geobsedeerd geraakt door het feit dat er een soort onzichtbare ‘wetmatigheid’ bestaat waaraan de politiek beantwoordt.
Hoe begint u aan zo’n wel erg breed onderzoek?
Landuyt: Op het eerste gezicht zou je inderdaad kunnen zeggen dat mode een zaak is voor een ‘light filosoof’. Ik ontdekte nochtans dat heel wat beroemde filosofen zich over die kwestie hebben gebogen. (droog) Ook op dat vlak ben ik dus niet origineel. Al in de vroege twintigste eeuw vergeleek de Duitser Georg Simmel (1858-1918) politiek met mode. In Philosophie der Mode (1905), een dun boekje van niet eens dertig pagina’s, legde hij uit dat mode een mogelijke oplossing is voor de democratische spanning tussen de individuele vrijheid en het collectieve gegeven. Simmel was niet geïnteresseerd in mode an sich. Hij bestudeerde de mode vanwege de rol die ze speelt in de menselijke verhoudingen. Hij vergeleek politieke leiders zelfs met ‘modelijders’ – dat is mijn vertaling van zijn term ‘Modeopfer’. Politieke leiders als Bismarck moesten al in de negentiende eeuw toegeven dat ze geen andere keus hadden dan zich te laten leiden door de humeuren en stemmingen binnen de partij, zoals modieuze mensen zich laten leiden door de mode.
Bismarcks bijnaam was nochtans ‘de ijzeren kanselier’. Bestaat er dan ook zoiets als een ‘ijzeren wet van de mode’, naar analogie van de ‘ijzeren wet van de oligarchie’ van de Duits-Italiaanse filosoof Robert Michels: een nu eenmaal onontkoombaar proces?
Landuyt: In zekere zin wel. Mode ontpopt zich volgens Georg Simmel als een universeel en autonoom maatschappelijk ordeningsproces. In zijn ogen is mode de ontmoeting tussen de drang om uniek te zijn en de wil om tot een collectiviteit te behoren. De mens is een dubbelzinnig wezen. Hij wil gelijk zijn aan de anderen en toch wil hij ook voortdurend anders zijn dan de anderen. De mode biedt een uitweg, leert Simmel, zowel voor onze neiging om te imiteren als voor onze drang om ons te onderscheiden; voor de dubbelzinnigheid ook om tegelijk tot een groep te willen behoren en toch individueel te willen blijven.
Simmel legde ook uit dat via de mode een compromis wordt gemaakt tussen stabiliteit en verandering, tussen het individu en de collectiviteit. Mode is een vorm van sociale gehoorzaamheid, maar zonder externe dwang. Mode geeft voldoening aan de individuen die zich graag gesteund vinden binnen een grote groep; maar helpt ook andere individuen die zich juist willen losmaken van de collectiviteit. Door zich af te zonderen van de heersende maatschappelijke norm, aanvaardt ook de avant-garde die norm als ijkpunt. Het blijven hoe dan ook allemaal vormen van gehoorzaamheid. Vandaar ook Simmels vergelijking tussen politieke leiders en modieuze trendsetters: ook de leiders worden geleid. Op dat punt zit hij op dezelfde golflengte als de bekende negentiende-eeuwse politieke filosoof Alexis de Tocqueville: democratie is kiezen wat de anderen willen.
‘Volgens de Duitse filosoof Georg Simmel is mode de ontmoeting tussen de drang om uniek te zijn en de wil om tot een collectiviteit te behoren.’
Het heeft iets van de ‘onzichtbare’ hand van Adam Smith: ook daar gaat het om een onzichtbare maar wetmatige relatie tussen het individuele (het nastreven van eigenbelang) en het collectieve (de globale welvaart).
Landuyt: Dat lijkt mij te dwangmatig. Mode gaat namelijk altijd om vrijheid, net zoals politiek. Er is geen hogere macht die ons oplegt hoe we ons moeten kleden of die ons zegt hoe we moeten stemmen.
Andere filosofen en sociologen hebben zich trouwens afgezet tegen een simpele interpretatie van Simmel. De Fransman Gilles Lipovetsky vertrekt in L’Empire de l’éphémère : la mode et son destin dans les sociétés modernes (1987) van de geschiedenis van de mode om te benadrukken dat mode maar kon ontstaan dankzij de vrije keuze van kledij. Dat werd pas mogelijk na de Franse revolutie. Mode vooronderstelt vrijheid van keuze, net zoals de democratie. De geschiedenis van de mode loopt gelijk met de geschiedenis van de westerse democratieën.
Hoe dan ook is vrijheid een essentiële factor. Aan kiezen voor die of deze kledij zit geen goede of kwade kant. We offeren ons leven ook niet meer op voor een politieke ideologie. Eerder omgekeerd: we gaan onze politieke inzichten ten dienste stellen van het leven vandaag.
Is dat een variant op ‘la fin des idéologies’ – al is ook dat een vorm van een ideologie?
Landuyt: Niet noodzakelijk. Alle ideologieën worden gekneed door de modelogica. Er zijn nog altijd ideologieën, maar zeker in westerse democratieën is hun rol veel minder sturend dan vroeger, en dus minder nuttig als verklaringsmodel voor ons gedrag. Het grote omslagpunt was mei ‘68. Dat was de eerste revolutie die niet ernstig genomen werd maar die wel meer fundamentele gevolgen had dan de meeste andere omwentelingen. De grote verwachting van mei ‘68 – we bouwen een nieuwe maatschappij – werd al snel van de agenda geschrapt. Wat overbleef, was en is een veel diepere verandering: de wil om alvast vrij te zijn, zonder te wachten op een ideale maatschappij ver in de toekomst. Dat gevoel valt niet meer te temmen.
Weer een Franse filosoof, Michel Maffesoli, heeft daaruit zeer verregaande conclusies getrokken. Hij ziet in onze postmoderne samenleving de traditionele sociale ‘klasse’ vervangen worden door spontaan tot stand gekomen ‘tribale’groepen: sport- en supportersverenigingen, groepen van motorrijders, noem maar op. Burgers groeperen zich spontaan rond wat hen emotioneel raakt. Dat kan ook het klimaat zijn, of angst voor migratie. Die innerlijke overtuiging of beter voorkeur komt tot uiting in allerlei uiterlijkheden: men doet dat via de mode (liefst met een bekend logo op onze kledij), muziek en andere ‘versieringen’, zoals piercings en tattoos.
De mode zorgt ervoor dat die nieuwe samenhorigheden ook zichtbaar zijn in de maatschappij van vandaag. Maffesoli zet mode zelfs tegenover democratie, want de nieuwe tribale verbonden ziet hij als uitingen van wantrouwen tegen de formele democratische instellingen. Wat daarbij voor mijn onderzoek relevant is, is dat smaak en goesting vandaag volgens hem een grotere rol spelen dan overtuiging en ideologie. Het helpt ook de crisis van de politiek te verklaren. Of waarom de politiek steeds moeilijker aansluiting vindt bij wat mensen aangaat. Het leert ook dat voor onze identiteit gemeenschapsvorming nog altijd belangrijk blijft.
‘Om het gedrag van kiezers uit te leggen, is hun smaak vaak meer bepalend dan hun overtuiging of hun eigenbelang.’
Hebt u de mosterd deels gehaald bij ‘gemeenschapsdenkers’ als Mark Elchardus?
Landuyt: Ik denk dat mijn scriptie eerder stof bevat om een aantal opvattingen van Elchardus te weerleggen. Mensen kiezen tot welke gemeenschappen ze willen behoren. Elchardus gaat ervan uit dat we bepaald worden door de gemeenschap waarin we geboren worden. Bij hem is gemeenschap te dwangmatig. Mensen kiezen liever zelf tot welke gemeenschap ze willen behoren, en dat hoeft ook niet meer van de geboorte tot het graf dezelfde club te zijn.
Het draait andermaal rond de centrale rol van de notie ‘vrijheid’. De band tussen mensen en de gemeenschap zoals Elchardus die ziet, is mij veel te vast. Alleen waar voldoende vrijheid heerst, kan mode zijn – en politiek. Waar vrijheid van keuze is, is het namelijk de moeite om te verleiden. En dat is wat mode organiseert: verleiding. Mode speelt in op de smaak van het publiek, mode bepaalt en verandert ook die smaak. Politiek doet dat ook. Vandaar dat mensen politieke keuzes maken tegen hun eigen belang in. Omdat ze geen rationele afweging maken. En vandaar dat veel politicologen en Wetstraatwatchers ernaast zitten met hun voorspellingen. Ze kijken naar politiek als het resultaat van rationele afwegingen en ideologische opvattingen. Voor smaakpatronen en modetrends hebben ze nog veel te weinig oog. Om het gedrag van kiezers of politieke bestuurders uit te leggen, is hun smaak nochtans vaak meer bepalend dan hun overtuiging of hun eigenbelang.
Mark Elchardus: de linkse socioloog die bewondering oogst bij Vlaams Belang en N-VA
De succesvolle politicus herkent ‘de smaak’ van zijn bevolking – hij voelt ‘waarvan de mensen pap lusten’. Komt dat niet dicht bij het populisme?
Landuyt: De politicus die aanvoelt hoe mensen stemmen, kan daar in elk geval handig op inspelen. Het is méér dan marketing of manipulatie. Het gaat om het herkennen van fundamenteel menselijke patronen. In de mode volgen we de smaak van de mensen, in de politiek ook. Het verschil is alleen dat we dat voor de mode evident vinden en voor de politiek niet.
Onschuldig is het niet, en zeker niet maatschappelijk neutraal.
Landuyt: Dat is zo. Doordat de politiek werkt volgens de logica van de mode, is het politieke bedrijf zelf ten gronde veranderd, en is vandaag een nieuw type politicus succesvol. Er zijn drie fundamentele voorwaarden om succesvol te zijn, zowel in de politiek als in de mode.
Eén: verleidelijkheid en schoonheid. Alles moet verleidelijk zijn. Kijk naar de iPhone. De aparte vorm accentueert het bijzondere van het apparaat.
Twee: daardoor stijgt het grote belang van het kleine verschil. Dat wordt verpakt als ‘vernieuwing’. Elk jaar verandert de kledij, zij het slechts een klein beetje. Maar het moet natuurlijk zichtbaar zijn.
Drie: het is allemaal snel voorbij. Alles valt minder ernstig te nemen. In het Frans: alles is éphémère, vluchtig en veranderlijk.
Dat doet denken aan succespolitici uit ‘uw tijd’: Steve Stevaert (SP.A) was in 2003 ‘God’, verloor in 2004 de verkiezingen en stopte al in 2005 met politiek. Of Yves Leterme (CD&V): in 2007 behaalde hij 800.000 stemmen maar al bij de volgende verkiezingen, in 2010, was zijn partij hem liever kwijt dan rijk. Dat jaar kwam Bart De Wever aan zet. Veertien jaar later is hij dat nog altijd. Er is nochtans weinig modieus aan De Wever.
Landuyt: Bart De Wever vergelijk je het best met een merk als Levi’s, dat zich weet aan te passen aan de modes. Een goed politicus is een goede surfer. Je moet de juiste modegolf eerder zien komen dan je concurrenten en er ook beter op springen om er langer op te surfen.
Is Bart De Wever veranderd? De radicalisering van N-VA
Uw masterscriptie legt ook uit waarom een saai ogende, lijzig sprekende man als uzelf geen succesvol politicus meer kan zijn.
Landuyt: Ook saaiheid wordt weer populair – denk aan de Nederlandse politicus Pieter Omtzigt. Maar goed dat u zegt dat ik saai ‘oog’. Mijn probleem is dat ironie nooit een hoofdtrend is. Zo zou ik ironisch kunnen zeggen dat mijn studie ook een goede therapie is voor een leven na de politiek. Terwijl ik ervan overtuigd ben dat mijn studie een verrijking is voor de politieke filosofie. De waardering voor mijn masterscriptie zet me ertoe aan om zonder blozen verder te werken aan een leesbaar boek. De rol van het sentimentele element – smaak – in de politiek wordt nog altijd onderschat, en dus te weinig bestudeerd. ‘Politiek volgens de logica van de mode’ kan mijn bescheiden bijdrage zijn aan een betere kennis van onze democratie.
Renaat Landuyt
Geboren op 28 januari 1959 in Ieper.
Studeerde rechten en filosofie aan de KU Leuven.
Sinds 1982: Advocaat in Brugge en Brussel.
1991-1999 en 2007-2014: Lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers voor de SP – SP.A (vandaag Vooruit).
1995-2018: Gemeenteraadslid in Brugge.
1999-2004: Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme.
2003-2004: Vlaamse viceminister-president.
2004-2007: Vlaams minister van Mobiliteit en (vanaf 2005) van de Noordzee.
2013-2018: Burgemeester van Brugge.
2014-2019: Vlaams Volksvertegenwoordiger.
Auteur van Een Vlaams Gerecht (2004);‘Pro Justitia (2007) en Blunderboek Justitie (2009).