Pascal Debruyne
‘Ondanks de retoriek over “samen Vlaanderen maken”, krijgen diverse groepen in Vlaanderen een ander gezicht van de overheid te zien’
‘We ontwaren in het regeerakkoord enkele rode draden zoals de toegang tot sociale rechten beperken, een toenemende disciplinering en de intrede van ‘een strafstaat’ op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen’, schrijven Pascal Debruyne, Hans Grymonprez en Jan Naert.
“Een warm en Welvarend Vlaanderen, waaraan we samen werken”, belooft het Vlaams regeerakkoord ons. Vooral dat warme beleidsluik moet de breuk met de kille rechtse regering van Jambon I belichamen. Echter, eerder dan een breuk, lijkt continuïteit het codewoord in dit Vlaams regeerakkoord.
Zeker, bijkomende sociale investeringen van ruim een miljard euro kunnen voor veel mensen met urgente sociale noden een verschil maken. Al stellen we beter meteen kritische vragen over hoe besparingen en het weghalen van middelen op andere domeinen niet diezelfde groepen gaat raken. Wat de Vlaamse regering met de ene hand geeft, neemt ze met de andere hand weer weg. Onze bezorgdheid gaat vooral uit naar de ongelijke manier waarop groepen onderaan de sociaaleconomische ladder worden aangepakt, wat dan nog eens versterkt wordt langs etnisch-culturele breuklijnen door nieuwkomers te viseren.
Ondanks de retoriek over “samen Vlaanderen maken”, krijgen diverse groepen in Vlaanderen een ander gezicht van de overheid te zien, -wat minstens de Januskop van “de Vlaamse natie” toont- afhankelijk van hun klassenpositie, etnisch-culturele achtergrond en/of verblijfspapieren. Er heerst geen gelijk maar differentieel burgerschap.
We ontwaren in het regeerakkoord enkele rode draden zoals de toegang tot sociale rechten beperken, een toenemende disciplinering en de intrede van ‘een strafstaat’ op maat van maatschappelijk kwetsbare groepen.
Van Copernicus naar Dalrymple
Na “de Copernicaanse omwenteling” waarbij de regio’s de dans leiden in het federale België, lijkt N-VA geslaagd in “een Dalrympleaanse omwenteling”, naar de Britse conservatieve psycholoog die een inspiratiebron van Bart De Wever is. Volgens Theodore Dalrymple ontbreekt het een groot deel van de onderklasse aan wilskracht om hun lot in eigen handen te nemen, en wordt die mentaliteit in de hand gewerkt door de verzorgingsstaat. De paringsdans met de flinkse “voor wat, hoort wat”-koers van de sociaaldemocraten -naar het gelijknamige boek van Patrick Janssens- lijkt ingezet. Rousseau zet dit nog kracht bij in zijn reactie op het Vlaams regeerakkoord: “Taal geeft iedereen gelijke kansen. We willen ook geen sociaal profitariaat”.
Dat sociale professionals daarbij gezien worden als het verlengstuk van de overheid is bijzonder zorgwekkend. CLB-medewerkers en onderwijspersoneel die een gebrek aan taalvaardigheid moet signaleren om de schooltoelage te fnuiken, trajectbegeleiders en medewerkers van sociale huisvestingsmaatschappijen die het taalniveau moeten controleren,…Sociale professionals bewegen zich vaak op de broze balans tussen een “state agent” en “citizen agent”, maar hier slaat de weegschaal door naar de staatsloyale uitvoerder
Selectief toegang beperken tot sociale rechten
Ondanks de toename van sociale investeringen in de jeugdhulp, de sector van en voor mensen met een beperking, psychosociale dienstverlening, maar ook in sociaal wonen en in de kinderopvang, wordt dé toegangspoort voor sociale rechten en het gebruik van sociale diensten ‘taalkennis’. Het taalniveau ‘B1-mondeling’ lijkt de heilige graal in het regeerakkoord. Dat is het niveau net onder B2, het ingangsniveau voor hoger onderwijs.
In 2005 schreef wijlen Jan Blommaert in Knack nog een striemende bijdrage over het beleidsvoorstel van een Antwerpse sociale huisvestingsmaatschappij, die het recht op sociaal wonen zou afhankelijk maken van het spreken van “Standoard Neiderlàns”, zo klonk het toen uit ‘de Koekestad’. Toenmalig liberaal minister van Inburgering en Integratie Marino Keulen juichte het toe, met de nadruk op het belang van autonome besluitvorming van parastatale organisaties zoals sociale huisvestingsmaatschappijen. Wat toen nog stof deed opwaaien is vandaag legio voor deze Vlaamse regering; dat rechten voorwaardelijk zijn en een uitkomst van integratie. De verhoging van de resultaatsverbintenis van A2 naar B1-niveau voor sociale huurders, op straffe van een boete werkt vooral verarming in de hand. De neoliberale toets waarbij werkenden voorrang krijgen tot een sociale woning en kinderopvang, vormt het sluitstuk van uitsluitend beleid dat de toegang tot sociale rechten moet beperken.
In navolging van Jambon I wordt Diependaele I een regering van A-burgers en B-burgers. Niet alleen taalverwerving en-kennis en “werken” worden officiële toegangs- en voorrangscriteria, maar ook “duurzaam verblijf”. Dat zien we ook in venijnige zinnen als “Verder wordt onderzocht in hoeverre de “sociale ondersteuning” aan nieuwkomers kan worden gekoppeld aan een verblijfsvoorwaarde van vijf jaar.” Doelstelling? Nieuwkomers trachten te ontrieven van sociale rechten – het groeipakket, de sociale bescherming en de studietoelage- in de eerste 5 jaar tijdelijk verblijf tot ze duurzaam verblijfsrecht hebben.
Wat die laatste venijnige zin betreft: de vorige Vlaamse regering werd teruggefloten door het Grondwettelijk Hof voor haar beleidsintentie om de Vlaamse Sociale Bescherming te beperken voor nieuwkomers, omdat het een “aanzienlijke achteruitgang van het recht op sociale zekerheid” inhield. Ook mensen zonder wettig verblijf worden aangepakt, door huren onmogelijk te maken omdat huurcontracten voortaan gekoppeld zouden worden aan een wettige verblijfsstatus. Een ideetje van Diependaele onder Jambon 1. Regularisatie aanvragen zonder adres/woonplaats wordt nog moeilijker tot onmogelijk.
Er worden daarnaast nieuwe stappen gezet om via inburgering “visa” en dus verblijfsrecht af te remmen: meldingen aan DVZ worden opgedreven (“integreert men wel voldoende om hier te blijven?”) en inburgering in buitenland wordt omgebogen van “experiment” onder Bart Somers en Gwendolyn Rutten naar de regel en dus voorwaarde om verblijf te krijgen. Vanaf nu zou een visum voor gezinshereniging voorafgegaan worden door een inburgeringsattest, wat de facto leidt tot gezinsleden die nog langer uiteen zijn. Het onderzoek dat de integratieschade voor gezinnen zelf en de samenleving aantoont daarvan, is niet te tellen.
Dit regeerakkoord bulkt van het welvaartschauvinisme –sociale rechten worden voorbehouden voor “onze mensen”– en “welvaartstaatbegrenzing” –de nieuwkomer beperken in de toegang tot verblijf en sociale rechten– Wat (vage intenties over) praktijktesten op de arbeidsmarkt alleen ondermijnen die rode draad niet.
Disciplinering en controle als kern van beleid
Het regeerakkoord vertaalt sociaal werk als een mix van responsabilisering en controle, ook voor maatschappelijke kwetsbare jongeren. We zoomen nu in op de jeugdzorg ter illustratie, want daar doet het zich bijzonder scherp voor. In de jeugdhulp hanteert ment de notie ‘acuut gevaar’. Dat zijn situaties waar onmiddellijk dient ingegrepen te worden. Nooit eerder was een regeerakkoord zo helder en duidelijk in de omschrijving daarvan. Maar de nieuwe coalitie gaat nu nog een stap verder, namelijk geweld gepleegd door de staat op haar jongste burgers: kinderen. Want hoe anders kunnen we het opsluiten van kinderen begrijpen? Ook hier is er geen wetenschappelijke evidentie en bevordert het al zeker niet de kinderrechten.
Dat men nu spreekt van een ‘high care high risk-faciliteit’ als iets nieuws is vreemd. Er bestaan reeds ‘Veilig Verblijven’; plaatsen waar jongeren uit een verontrustende opvoedingssituatie kunnen worden opgesloten, geïsoleerd en onder totale monitoring komen te staan. Een weetje, Nederland stopt er weer mee wegens onwerkbaar en onethisch. Dat verkozen politici het opsluiten van kinderen onder 12 jaar maatschappelijk aanvaardbaar vinden, zegt veel over het moreel kompas van die Vlaamse “warme samenleving”.
De meest kwetsbare gezinnen zullen het meest moeite hebben om te ontkomen aan sanctionering. In uitzonderlijk gevallen, we sluiten dat niet uit, zal botte weerbarstigheid, de oorzaak zijn. Maar in de meeste gevallen ontbreken gewoonweg de nodige hefbomen om tegemoet te komen aan opnieuw een voorwaarde, opnieuw een verwachting, opnieuw een sanctie. Gezinssituaties worden voornamelijk bepaald door een complexe samenhang van factoren waarin sociaaleconomische factoren enorm zwaar doorwegen. Grootschalig Brits onderzoek van Peter Dwyer toont ontegensprekelijk aan dat ‘welfare conditionality’ gekoppeld aan santioneren niet werkt. Wat gebeurt er in Vlaanderen? Men trekt dit nu ook door naar het onderwijs en sociaal werk.
Van verzorgingsstaat naar strafstaat
Gaat het warme Vlaanderen echt over iedereen willen meenemen? In de Vlaamse verzorgingsstaat ‘à la Dalrymple’ duiken telkens groepen op die niet beantwoorden aan het ideaalbeeld van de witte hardwerkende Vlaming. Als dusdanig vormen die anderen een gevaar voor ‘de Vlaamse welvaartstaat’. De oplossing heet “toegang tot sociale grondrechten begrenzen”. Uitsluiten gaat insluiten vooraf, zonder enige garantie dat er insluiting volgt want die hangt enkel nog af van individuele inspanningen.
Met Dalrymple, heeft dit regeerakkoord gemeen dat het zeer simpele oplossingen voorstelt voor complexe problemen. De coalitie meent de oplossing te vinden in wat de Frans-Amerikaanse socioloog Loïc Wacquant “de strafstaat” noemde; toch voor heel specifieke maatschappelijk kwetsbare groepen. Volgende beleidskeuzes te lezen in hun samenhang, sluiten aan bij wat hij een strafstaat noemt:
(1) een stijging van het aantal plaatsen waarin mensen kunnen worden opgesloten,
(2) gemeenschapsinstellingen jeugdzorg worden ondergebracht onder justitie en verschuift de focus van zorg en ondersteuning naar bescherming van de maatschappij
(3) gezinnen in kwetsbare situaties worden onder voortdurend toezicht gebracht,
(4) symboolpolitiek uitroepen tot grote vooruitgang, gekoppeld aan de moralisering van kinderen en gezinnen die niet voldoen
(5) van wie zich niet aanpast worden rechten ontzegd, en dus hefbomen om hun situatie te verbeteren.
Voor het gros van de Vlamingen zal dit regeerakkoord weinig schokkends teweeg brengen in hun dagelijks leven. Zij hebben het gemiddeld genomen goed. Voor veel anderen zal blijken dat de overheid hen weinig te bieden heeft en zal hun geloof in een warm Vlaanderen een utopie blijken.
Een hamer voor sociale professionals
Uit onderzoek over het sociale en pedagogische terrein, weten we wat er gaat gebeuren. “Wie een hamer vasthoudt, vindt dat alles een nagel is.” En een hamer is wat de overheid biedt aan jeugdwerkers, hulpverleners, integratiewerkers, maatschappelijk werkers, leerkrachten. Als docenten en onderzoekers in het sociale domein zijn we ontzet. Professionals die een andere pedagogiek ontwikkelen, in de leefwereld van mensen en aan de zijde van hen die worden uitgesloten, komen steeds meer onder druk te staan.
De gevolgen van een bestraffende welvaartstaat voor sociaal werkers zijn groot en weerspiegelen de complexe relatie tussen sociaal werkpraktijken, strafrecht en maatschappelijke attitudes ten opzichte van armoede en straf. Sociaal werkers voelen zich als medeplichtige van onderdrukkende systemen. Hun rol verschuift van ondersteuner naar toezichthouder, waarbij men disciplinering en zelfs straffen moet uitvoeren. Dat stelt hen voor bijzonder zware ethische dilemma’s. Hun stem voor een warme welvaartstaat ‘voor’ iedereen en warm Vlaanderen ‘van’ iedereen, waarbij rechten hefbomen vormen om in te sluiten, kwijnt op die manier weg. Disloyale ministers en sociaal werkers die discretionair handelen ten spijt, vragen deze rode draden in het regeerakkoord naar maatschappelijk kwetsbare groepen toe, een politiek antwoord vanuit sociaal werk en middenveld.
Pascal Debruyne (Kenniscentrum Gezinswetenschappen en Sociaal Werk, Odisee Hogeschool), Hans Grymonprez (Docent Sociaal Werk, UGent), Jan Naert (Docent vakgroep Orthopedagogiek, UGent)
Verkiezingen 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier