Moet Vooruit in de regering? Vandenbroucke en ziekenfonds zijn voor, vakbond is tegen

Walter Pauli

Er is wellicht te veel heisa gemaakt over de afwezigheid van vicepremier en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke bij de laatste onderhandelingen, maar zijn figuur is wel symbolisch voor de breuklijn binnen de Vlaamse socialisten over de regeringsdeelname. De vakbonden zijn voluit tegen, de ziekenfondsen voor. De partijtop is voor, een deel van de basis hangt ertussen.

Het was dan ook opmerkelijk: dat superminister Frank Vandenbroucke (Vooruit) niet en veel andere kandidaat-ministers van andere kandidaat-regeringspartijen wel aanwezig waren in de zogenaamde backoffice van hun partij in de Koninklijke Militaire School bij ‘de gesprekken van de laatste lijn’, of de ultieme poging van formateur Bart De Wever (N-VA).

Doemdenken is niet nodig. De smoes van Vandenbroucke was slecht – hij moest en zou als ontslagnemend minister aanwezig zijn in het vragenuurtje, zij het om te antwoorden op een behartigenswaardige maar politiek niet essentiële vraag over orgaandonatie. Wat wel klopt, is dat zijn agenda overvol is, met vergaderingen her en der, onder meer over bepaalde vormen van ziekenhuisfinanciering.

Vandenbroucke geeft geen krimp: wie hem bezig ziet, kan niet anders dan ervan uitgaan dat de dienstdoende minister van Volksgezond ook zijn eigen opvolger is. Al is zelfs dat niet zeker: de koppige Vandenbroucke heeft voldoende vijanden gemaakt. In zijn persoon komen alle tegenstellingen samen die zich manifesteren bij de Vlaamse socialisten. Het draait rond drie V’s: volksgezondheid, vakbonden, Vandenbroucke.

Vakbond in de oppositie

De vakbonden willen gewoon niet dat Vooruit in de regering-De Wever stapt. Dat heeft Bert Engelaar, de nieuwe Vlaamse nummer één van de socialistische vakbond ABVV, de voorbije dagen duidelijk gemaakt aan al wie het al dan niet horen wilde. Zijn protest lijkt te draaien rond de pensioenen van de ambtenaren – dat is ook de absolute casus belli van de overheidsvakbonden.

Het maskeert dat de ambtenarencentrale ACOD relatief geïsoleerd staat in haar strijd voor het behoud van pensioenen die beduidend hoger zijn dan die van de leden van alle andere vakbondscentrales, die in private sectoren aan het werk zijn. Daar wordt de strijd voor brede sociale rechten gevoerd: als ‘de pensioenen’ nuttig zijn, dan in het beste geval om ook vele tienduizenden onderwijzers eindelijk ook eens op straat te krijgen om dat brede sociale eisenpakket op de regeringsagenda te krijgen.

Of juist niet. Wie Engelaar bezig zag (op De Zevende Dag) of las (op zijn overal opgepikte Facebookpagina), ziet dat hij vooral het njet vertolkt van een linkse sociale beweging tegen een rechtse regering – en dat ongeacht deze of gene sociale toegeving. Engelaar is outspoken en schuwt de media niet, anders dan zijn veel schuwere voorgangster Miranda Ulens.

Zijn optreden zorgde voor applaus in de linkse kerk, maar tegelijk voor onbehagen in de socialistische beweging. Hij kreeg het verwijt ‘de populist uit te hangen’, en kreeg het advies dat hij zich de volgende keer vooral inhoudelijk een beetje beter mag voorbereiden: het is niet moeilijk om vooraf in te schatten op welke relatief voorspelbare kritieken een vakbondsman zal moeten antwoorden in een zondags programma als De Zevende Dag. Dat had beter gekund – en dan had het toch nog goed geklonken.

Het ABVV is tégen – tegen de hele regering-De Wever, en dus tegen (of alvast niet openlijk voor) alle coalitiepartners in het kabinet.

Hoewel Engelaar in de praktijk de lijnen openhoudt met de socialistische partij, weet hij dat de comfortabelste positie voor een vakbond de oppositie is. Zo vestigt hij ook in eigen kringen de nodige autoriteit. Dat zou wel eens nodig kunnen zijn in een vakbondswereld waar de socialisten hun oude dominantie hebben moeten inruilen voor een co-existentie met PVDA’ers en groenen, en de druk van alle camarades van welke kleur ook uit Franstalig België.

Het ABVV is dus tégen – tegen de hele regering-De Wever, en dus tegen (of alvast niet openlijk voor) alle coalitiepartners in zo’n kabinet. Engelaar heeft de voorbije week zelfs de vluchtelingen ontdekt: het moet jaren geleden zijn dat het ABVV nog zo plots en zo duidelijk voor hen opkwam, op een paar vrijblijvende solidariteitsverklaringen na.

Vrees voor Francken

Het ABVV vertolkt daarmee nochtans een stem die ook buiten de vakbondswereld leeft. Een socialistische eminentie als Louis Tobback – die er nochtans over waakt om niet in een openlijk conflict met de eigen partijleiding te belanden – maakt er geen geheim van dat hij de risico’s van deze regeringsdeelname eigenlijk te groot vindt.

Zeker, Tobback was in de jaren 1990 minister, partijvoorzitter en zelfs vicepremier in de regeringen-Dehaene. Toen moest ook stevig bespaard worden, en ook toen werd België daartoe gedwongen door Europa. Maar het project van die regeringen was niet antilinks.

Dat is wel de voornaamste teneur van de regering-De Wever-Bouchez: een kabinet dat mogelijk zelfs meesurft (zeker verbaal) op wat vandaag in de VS gebeurt. Men vreest met name het discours van Theo Francken (N-VA), mogelijk de nieuwe minister van Defensie.

Niet dat hij op zijn departement schabouwelijke zaken zou doen, wel dat zijn uitspraken voortdurend een aanleiding zouden zijn voor de linkse oppositie – lees: Groen en PVDA – om hun afschuw te uiten over ideeën die de progressieve Vlamingen schokken, terwijl Vooruit voortdurend loyaal zal moeten zijn aan de federale regering.

Rode toegevingen

Vooruit is vandaag in stemmen en zetels veruit de grootste linkse partij van Vlaanderen, maar neemt een zwaar risico door deel te nemen aan een centrumrechts kabinet dat veel progressieve Vlamingen ronduit tegen de borst zal stuiten. De argumentatie van de Vooruit-leiding – ‘alleen met ons erbij zullen de maatregelen nog een beetje draaglijk zijn, en zo rechtvaardig mogelijk gespreid’ – is textbook sociaaldemocratisch.

En Vooruit heeft zijn rol ook tijdens deze onderhandelingen gespeeld. Bij de ziekenfondsen is men niet vergeten dat MR-voorzitter Georges-Louis Bouchez nog tijdens deze onderhandelingen hun rol in de sociale zekerheid ongeveer had willen afschaffen. Daar weet men dat Vooruit (en eigenlijk alleen Vooruit, de steun van Les Engagés en zeker CD&V was minder dan verwacht) andere praktische aanvallen op de positie van de ziekenfondsen heeft weten te verhinderen, of toch te milderen.

Er lag een voorstel op tafel voor een besparing van enkele honderden miljoenen euro op de beheerskosten die de ziekenfondsen aan de overheid mogen aanrekenen. Vooruit heeft die inlevering gehalveerd. Dat is nog een fikse inlevering, maar wel een waarmee het middenveld kan leven. In het andere geval waren ze doodgeknepen. Wat wellicht de bedoeling was.

Bouchez viel toen aan, Rousseau sprak tegen, maar Vandenbroucke hakte de MR-voorzitter uiteindelijk in mootjes. In de loop van zijn meer dan veertigjarige politieke carrière bij de partij die afwisselend SP, SP.A en Vooruit heette, is Frank Vandenbroucke uitgegroeid tot dé man van de sociale zekerheid. Zelfs toen hij vorig decennium de actieve politiek verliet, bleef hij op dat terrein een autoriteit, bijvoorbeeld als voorzitter van de Pensioencommissie.

Maar ‘de’ sociale zekerheid bestaat niet. De sociale zekerheid bestaat in essentie uit twee pijlers: één rond arbeid en rechten die vanuit arbeid verworven zijn – pensioenen en werkloosheid –, en één die persoonsgebonden is: vandaag is dat (federaal) gezondheidszorg en (gesplitst) welzijn. Ooit hoorden daar ook de kinderbijslag en nog langer geleden zelfs de studiebeurzen bij.

Er wordt al enige tijd gezegd/voorspeld/gespind dat Frank Vandenbroucke kan fluiten naar een nieuwe termijn op Volksgezondheid.

Frank Vandenbroucke heeft ‘werk’ nooit verwaarloosd. Tussen 2004 en 2009 was hij Vlaams minister van Werk en Onderwijs. Maar zijn grote en eerste interesse gaat toch naar de combinatie van de organisatie van de sociale zekerheid met vooral volksgezondheid. Hij is wie hij is: de zoon van een Leuvense hoogleraar geneeskunde die zijn stempel drukte op het Vlaamse eerstelijnsmodel met de centrale positie van de huisarts, de enige telg uit een kroostrijk Vlaams-christelijk gezin die géén arts werd maar afstudeerde als econoom.

Dat was zeker in het begin van deze regeringsonderhandelingen een van de eerste grote veldslagen: het vrijwaren van de middelen en zelfs het pleidooi voor het behoud van een voldoende groeivoet voor de gezondheidszorg. Daartegenover stond de vrij harde, soms zelfs onverschillig aangevoelde opstelling tegenover werklozen. Dat kwam ook door al eerder uitgesproken krasse taal van partijvoorzitter Conner Rousseau: thuiswerkende moeders horen bij voorkeur actief te zijn in het reguliere arbeidscircuit.

Al voor de onderhandelaars in zomerreces gingen, was uitgelekt dat Vooruit in principe akkoord ging met de beperking van de werkloosheid in de tijd. Dat lijkt inmiddels zo’n evidentie dat het in het publieke debat al niet meer lijkt op een majeure socialistische toegeving, wat het natuurlijk wel is. Zeker bij de vakbond was dit een taboe – in de context van de postelectorale zomer van 2024, met de N-VA en de MR als zegedronken partijen, was dit gesneuveld nog voor het middenveld er erg in had. Stevig protest bleef uit: het land werd niet verontrust door stakingen noch betogingen.

Dubbele tweespalt

Maar dat de Vooruit-leiding dit zonder groot protest en zelfs zonder enig drama liet passeren, heeft het wantrouwen gevoed. Bij de vakbond leeft al langer het gevoel dat Frank Vandenbroucke vooral opkomt voor de gezondheidszorg. Die is inderdaad peperduur, zeker in een vergrijzende samenleving. Maar er valt veel voor te zeggen om in zo’n samenleving meer oog te hebben voor steviger pensioenen, en dat is niet de focus van Vooruit vandaag. Al kan dat er ook mee te maken hebben dat de voorbije Vivaldi-regering al een ernstige inspanning leverde om de pensioenen te verhogen.

Bij de vakbond leeft al langer het gevoel dat Frank Vandenbroucke vooral opkomt voor de gezondheidszorg.

Bij de vakbond leeft al langer het gevoel dat Frank Vandenbroucke vooral opkomt voor de gezondheidszorg.

Bij de vakbond zijn de geheugens taai. Men is in de Brusselse Hoogstraat niet vergeten hoe Vandenbroucke al in de paarse jaren de groeivoet van de gezondheidszorg bijzonder stevig omhoog heeft gestuwd. In vakbondstaal: door het dak heeft gejaagd. En dat toen al, zo was daar het aanvoelen, ten koste van de pensioenen en de werkloosheid. Het was de tijd van de actieve welvaartstaat (zo heette het sociaal-liberale model van de tandem Verhofstadt-Vandenbroucke), waarin inactieven per definitie minder centraal staan. Zieken zijn natuurlijk ook inactief, maar zij zijn de focusgroep van Vooruit.

Kwatongen hebben het over het invloedrijke conglomeraat van ziekenhuizen, universiteiten, artsenorganisaties, ziekenfondsen en big pharma. Die hebben altijd meer geld nodig, en ze krijgen dat doorgaans ook. Vandaag spant Vooruit zich sterk en zelfs opzichtig in om de gezondheidszorg te vrijwaren van al te dramatische ingrepen. Dat contrasteert met de soms haast stiefmoederlijke behandeling van werklozen en mensen die ongeacht hun carrière toch recht menen te hebben op een goed leefbaar pensioen.

Dat Vandenbroucke ook de man is die zéér streng cijfert inzake gezondheidszorg, wordt in die afweging vaak vergeten. Zelfs zonder aansporing van De Wever of Bouchez nam hij het initiatief om te korten op de budgetten van de ziekenfondsen als zij zich niet méér ‘verantwoordelijk’ – versta: ‘veel steviger controlerend’ – zouden opstellen tegenover langdurig zieken. Dat heeft hij de ziekenfondsen persoonlijk diets gemaakt. Al zet ook dat hem opnieuw op tégen de vakbonden, die de belangenbehartiging opnemen van langdurig zieke werknemers.

Die dubbele tweespalt, die zich zowel voordoet in de socialistische zuil als in het progressieve deel van de publieke opinie, komt samen in de figuur van Frank Vandenbroucke. Bij de vakbond verwijt men hem dat hij bij onderhandelingen te toegeeflijk is op al te veel domeinen, behalve dus op volksgezondheid. Dat budget krijgt voorrang.

Interne tegenstand

De relatie kabinet-partij-ziekenfonds is ongemeen innig. Evelyne Hens, de voorbije regeerperiode een belangrijke kabinetsmedewerker van Vandenbroucke, is recent aangesteld als adjunct-algemeen secretaris van Solidaris – voordien was ze daar directeur van de studiedienst. Dan is er die andere band, met Conner Rousseau als voorzitter van Vooruit en zijn moeder Christel Geerts als voorzitter van Solidaris. Een deal die beklonken werd met actieve participatie van algemeen secretaris Paul Callewaert.

Dat Vandenbroucke ook in eigen kring tegenstand opwekt, is niet nieuw. Opnieuw worden parallellen gemaakt met 2009, toen hij geconfronteerd werd met een veto van de verzamelde partijtop tegen hem. Hij heeft ermee leren leven. Dat neemt niet weg dat ook ditmaal de messen worden gewet. Het duidelijkste signaal is dat al enige tijd gezegd/voorspeld/gespind wordt dat Frank Vandenbroucke kan fluiten naar een nieuwe termijn op Volksgezondheid en/of Sociale Zekerheid. In zijn plaats vallen dan namen van partijgenoten, zelfs van vrienden van de socialistische mutualiteiten.

Dat er spanningen zijn met voorzitter Rousseau: het tegendeel zou slecht nieuws zijn.

Dat is één kant. De andere uitleg is dat dit nu eenmaal onvermijdelijk is in de politiek. Dat er spanningen zijn met voorzitter Rousseau: het tegendeel zou slecht nieuws zijn. Rousseau heeft zijn temperament en ambitie, Vandenbroucke zijn karakter en zijn doelstellingen. De ene kan zich eindelijk echt bewijzen als voorzitter van een partij die het verschil maakt in het beleid, de andere heeft een kans zijn loopbaan af te sluiten als de man die de sociale zekerheid op zijn manier heeft gemoderniseerd: fit for the future.

Of dat laatste ook geldt voor Vooruit zelf, laat staan voor de cohesie van de Vlaamse socialisten, zal moeten blijken. Straks bij de verwachte regeringsvorming, nadien bij de eerstvolgende verkiezingen. De inzet is hoog, het debat scherp.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content