Marc Leemans stopt als ACV-voorzitter: ‘Ik vind de invloed van de PVDA niet altijd zo slecht’
Op 31 december stopt Marc Leemans als nationaal voorzitter van de christelijke vakbond ACV. ‘De bedrijven staan steeds onverschilliger tegenover de hardwerkende Belg.’
Twaalf jaar lang is Marc Leemans voorzitter geweest van het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV), met zijn 1,6 miljoen leden de grootste vakbond van het land. Op 1 januari volgt Ann Vermorgen hem op. Dat hij afgeschilderd werd als een profiteur wegens zijn eindeloopbaanregeling heeft hem geërgerd: het illustreert dat ook het sociale debat ad hominem wordt gevoerd. Overigens gaat hij pas in april 2025 met pensioen.
Leemans: ‘Dat ik als voorzitter stop, is goed voor mezelf en voor het ACV. Ik heb drie mandaten van vier jaar achter de rug. Dat volstaat. De druk is niet min. Je moet elke dag scherp staan, van ‘s morgens als je wakker wordt tot je gaat slapen. Het is best zwaar geweest.’
Het was niet de gemakkelijkste tijd voor het sociaal overleg. Zelden sloot de Groep van Tien, waarin de belangrijkste sociale partners zijn vertegenwoordigd, minder akkoorden af. Het laatste interprofessioneel akkoord dateert al van 2017.
Marc Leemans: Ik ben als ACV-voorzitter begonnen op 1 januari 2012. Een maand eerder was de regering van Elio Di Rupo gevormd (een coalitie van socialisten, christendemocraten en liberalen, nvdr). Di Rupo heeft al bij al een redelijk parcours afgelegd. Wij vakbonden hadden wel kritiek op de regering: er werden te strenge maatregelen genomen qua pensioenen en brugpensioenen, en de degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen werd uitgebreid. Daarom hebben we ook gestaakt. Maar ons protest was klein bier vergeleken bij de kritiek van bepaalde werkgevers. Luc Bertrand van de holding Ackermans & van Haaren had het in De Tijd zelfs over een ‘marxistische belastingregering’. Dat was echt buiten proportie.
Hebt u een goede relatie met Pieter Timmermans, gedelegeerd bestuurder van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO)?
Leemans: Onze relatie is correct. Ze is niet slecht, maar ook niet goed. Het is ook in het voordeel van de werkgevers om, naast de andere sociale akkoorden, een degelijk interprofessioneel akkoord af te sluiten. Als in een land qua lonen en arbeidsvoorwaarden niet een voldoende hoog interprofessioneel minimumniveau wordt afgesproken, dan beginnen de sectoren elkaar te beconcurreren. Tien jaar geleden al heeft de Leuvense rector Luc Sels – hij was toen nog professor economie – dat voorspeld. De financiële crisis en de covidepidemie hebben die ontwikkeling vertraagd, maar nu zitten we wel in zo’n hyperconcurrentiële situatie.
De zogenaamde war for talent woedt volop.
Leemans: Alsof al dat ‘talent’ het op eigen kracht en verdienste zou kunnen. Sterk staan op de arbeidsmarkt is vaak een illusie. Je kunt langdurig ziek worden, bijvoorbeeld, of een arbeidsongeval hebben. Of de internationale hoofdzetel van je bedrijf kan beslissen om de Belgische afdeling te sluiten.
Of je kunt werknemer zijn bij Delhaize, en plots verandert je sociaal statuut en daalt je loon.
Leemans: Mensen met een vast contract worden plots freelancers, flexiwerkers, of moeten instappen in de kluseconomie. We leven in een tijd waarin de informele economie opleeft, en daar hebben wij vakbonden juist altijd tegen gevochten. Door onze sociale strijd willen we die informele economie formeel maken, zodat mensen niet alleen een job hebben, maar ook een contract, duidelijke loon- en arbeidsvoorwaarden en sociale bescherming.
Haast elke burger vindt het normaal dat een maaltijd door weer en wind aan huis wordt gebracht door een jongeman van kleur op een fiets of brommer.
Leemans: Dat is wat wij bedoelen met de precarisering van het werk. Er zijn niet minder jobs, maar vooral meer slechte jobs: slechter betaald, slechter beschermd, slechter omkaderd. Er hoeven amper sociale bijdragen op te worden betaald en zo zetten ze de sociale zekerheid nog meer onder druk.
Tegelijk is het ongezien dat de bedrijven steeds onverschilliger staan tegenover de hardwerkende Belg. Het gaat om hebzucht, corporate greed. Kijk eens naar het verlanglijstje van het VBO voor de volgende regering: minder bedrijfsbelasting, weer minder sociale bijdragen, maar wel méér subsidies voor onderzoek en ontwikkeling, en de eigen opleidingskosten moeten fiscaal aftrekbaar worden. Op de koop toe heeft het VBO nog het lef om eraan toe te voegen: ‘Dit mag geen impact hebben op het budget.’ Wat zegt het dan? Toch dat de werknemers zullen moeten opdraaien voor wat de bedrijven nog meer willen krijgen? Dus nog minder geld voor collectieve diensten. Nog minder wettelijk pensioen.
Laten we eerlijk zijn: de politieke besluitvorming wordt nog altijd bepaald door de macht van het geld. Werkgevers, industriëlen en bankiers hebben op alle mogelijke manieren toegang tot onze politici. Zij gaan bij de partijen langs en zeggen: ‘Dit kan niet, dat moet anders.’ Dat is de echte lobbying, de macht van het geld. Zij doen dat in restaurants en salons of tijdens discrete bezoeken. Wij kennen die achterkamers niet zo goed. Als de vakbonden druk willen uitoefenen, doen ze dat op straat.
Jullie plegen toch ook overleg, zonder pottenkijkers, met bevriende politieke partijen?
Leemans: U leeft nog met het beeld van een tijd die al lang voorbij is. Bij het ACV zijn we losgekomen van de partijpolitiek. Wij werken onafhankelijk.
CD&V is toch jullie preferentiële partner?
Leemans: Die tijd ligt al bijna tien jaar achter ons. In de periode van de Zweedse regering hebben CD&V en ACV elkaar losgelaten. De regering-Michel luisterde naar de werkgevers, ze wilde de vakbonden zelfs niet zien. Wij hebben pas na drie maanden een eerste ontmoeting gehad.
Het ACV werkt nu samen met drie partijen waarvan we de sociale dimensie erkennen: Vooruit, Groen en CD&V. Met die partijen en hun vakministers hebben we gemiddeld om de twee, drie maanden contact. Elke partij apart, natuurlijk. Het gaat om structurele contacten. In mijn hele loopbaan heb ik geen tien keer een persoonlijk onderhoud gehad met een CD&V-voorzitter. Met andere voorzitters overigens ook niet.
Het ACV benadert de politiek vanuit zijn eigen programma. Als voorbereiding op de verkiezingen van 2024 hebben we ons memorandum opgestuurd naar alle partijen, dus ook naar de N-VA en de Open VLD. We proberen bij iedereen langs te gaan. Behalve bij het Vlaams Belang.
En bij de Partij Van De Arbeid (PVDA)?
Leemans: Met de PVDA heeft het ACV geen structureel overleg. Dat is ook nog niet voor morgen, denk ik.
De PVDA staat zeker in Wallonië erg sterk en stijgt in Vlaanderen in de peilingen. De partij wordt ongetwijfeld ook populairder bij de achterban van de grote vakbonden. Merkt u de invloed van de PVDA op ACV-bijeenkomsten?
Leemans: Ik merk de invloed van de PVDA vooral in de samenleving. En ik vind die invloed niet altijd slecht. De PVDA heeft een aantal terechte bekommernissen op de politieke agenda gezet. Denk aan de zelfbediening van de politieke klasse, of de stijgende kosten van levensonderhoud en vandaar de noodzaak aan robuuste lonen en uitkeringen. Onder druk van de PVDA zijn de andere partijen voorzichtiger geworden om beslissingen te nemen die niet zo sociaal zijn. We merken ook dat sommige partijen minder makkelijk meelopen met rechts. De PVDA is een beetje het sociale geweten van het parlement.
De olifant in de kamer is natuurlijk het Vlaams Belang. Uit onderzoek blijkt dat die partij flink scoort aan de onderkant van de samenleving, bij het zogenaamde precariaat. Daartoe behoort ook een flink deel van uw leden.
Leemans: Wij kunnen, willen en zullen op geen enkele manier samenwerken met het Vlaams Belang. Alles wat die partij zegt en doet, staat haaks op onze waarden: gelijkheid, rechtvaardigheid, inclusiviteit. We moeten mensen niet discrimineren en stigmatiseren, we moeten de samenleving samenhouden.
Het Vlaams Belang probeert zich populair te maken bij de werkmensen met een zogezegd sociaal programma. De partij pleit voor hogere pensioenen, maar als je het voorstel goed bekijkt, zie je dat ze die beperkt tot de gepresteerde uren. Vrouwen die zwanger geweest zijn, bijvoorbeeld, profiteren er veel minder van. Net zoals mensen die ziek zijn geweest, die ooit werkloos werden of betrokken raakten in een ongeval, of wie om welke terechte reden dan ook niet kon werken.
Geert Wilders heeft in Nederland de verkiezingen gewonnen. In zijn programma stonden een hoop sociale beloftes: de lonen gaan omhoog, de arbeidsduur zal dalen, de pensioenleeftijd gaat omlaag, er komt meer sociale huisvesting en hij brengt de btw op inkomen zelfs op nul procent. Zijn overwinning toont vooral aan dat de gewone mensen daarover zeer bezorgd zijn.
Dat is bij ons niet anders.
Leemans: De extreme rechterzijde kapitaliseert op het rechtse beleid. Er zijn tijden geweest dat ook links vooruitging als er een sociaal onrechtvaardig inleveringsbeleid werd gevoerd. Maar onze politici zijn niet meer geïnteresseerd in het grootste deel van hun bevolking.
Meent u dat?
Leemans: Natuurlijk. Allemaal zijn ze geïnteresseerd in de brede middenklasse. Alleen hebben wij Belgen, in tegenstelling tot de Nederlanders, zelfs geen idee wie onze middenklassers zijn. In Nederland maakt het Centraal Bureau voor de Statistiek elk jaar de zogenaamde Parade van Pen, vernoemd naar de econoom Jan Pen. (Het gaat om een staafdiagram waarin de bevolking wordt geordend van arm naar rijk. Pen stelde zich voor dat elke staaf een persoon is, en dat die personen in een uur tijd van links naar rechts voorbijparaderen, nvdr). Men zet de miljoenen Nederlandse huishoudens, van arm naar rijk, op een rij en laat die in één uur paraderen langs een denkbeeldig bordes van waaraf de politici toekijken. Tijdens de eerste minuten zien ze niemand voorbijkomen: mensen met een negatief inkomen, bijvoorbeeld zelfstandigen die verlies maken, raken zelfs niet boven de grond uit. Dan beginnen de mensen zichtbaar te worden. Pas vanaf de 37e minuut komen mensen van gemiddelde lengte voorbij: in 2021 verdienden die 32.000 euro bruto op jaarbasis. Pas na 45 minuten verschijnen de eerste ‘courante’ inkomens: wat onze politici ‘de brede middenklasse’ noemen. Dat zijn de mensen die hen interesseren, maar tegen dan is driekwart van de bevolking al gepasseerd. Vanaf minuut 50 ongeveer komen de huishoudens met een bruto jaarinkomen van 50.000 euro. En helemaal op het einde verschijnen de reuzen, eerst van drie meter hoog, en uiteindelijk van negen meter hoog. Daar kijkt iedereen naar op, ja.
In die imaginaire oefening gaat het alleen over de inkomens. De Nederlanders maken ook een Parade van Pen over de vermogens. Daar zijn de verschillen nog veel groter. Maar dat kunnen wij in België dus niet eens: wij beschikken niet over een vermogenskadaster. En dus hebben we geen zicht op de echte ongelijkheid. En denken politici dat ze goed doen door hun sociaal beleid af te stemmen op een volstrekt imaginaire middenklasse. Progressieve partijen zouden zich moeten concentreren op hun echte kerntaken. Natuurlijk juich ik klimaatinvesteringen toe. Zolang men de investeringen in de huizen maar geen grotere prioriteit toekent dan die in de mensen die er wonen.
Is dat uw verklaring voor de populariteit van het Vlaams Belang bij gewone mensen?
Leemans: Als mensen voelen dat politici niet met hen begaan zijn, dat ze geen respect hebben voor hun situatie, wat is dan hun politieke alternatief? Als de politici daar op het bordes geen oog voor hen hebben, dan zeggen die mensen op een bepaald moment: ‘Oké, dan zoeken we andere oorden op.’ En dan kunnen ze inderdaad bij de extreme partijen belanden. Ik verwijt mensen nooit dat ze stemmen op extreme partijen. Ik verwijt dat de politici wel. Zij zijn verantwoordelijk voor een beleid dat de mensen naar de extremen duwt.
Dat neerkijken op de kleine man, die grove praat over werklozen en oudere werknemers die snakken naar hun pensioen: het is veel te lang bon ton geweest. Het tij is pas beginnen te keren met de gele hesjes in Frankrijk. De Fransman van het platteland die plots de straten begon op te breken en de boel kort en klein sloeg: dat was politiek heel gevaarlijk. Dat besef is veel urgenter in Franstalig België dan in Vlaanderen. Die ontvolkte Franse dorpjes bestaan ook in Wallonië. Zelfs de MR voert een minder hardvochtig discours dan de N-VA, de Open VLD en CD&V. (cynisch) Want Vlaanderen is toch nog altijd de booming region, nietwaar? Wij hebben toch zó véél industrie. Deze Vlaamse regering beschouwt iedereen onderaan op de maatschappelijke ladder als sociale ballast. Arme mensen worden weggezet als slechte Vlamingen. Waarom ben je arm? In de ogen van de Vlaamse regering: omdat je verzaakt hebt aan je burgerplicht.
Politici begrijpen niet eens dat er mensen zijn die naar het postkantoor moeten om geld af te halen omdat er in hun dorp geen banken of bankautomaten meer zijn. Minister van Mobiliteit Lydia Peeters (Open VLD) geeft liever 5000 euro premie aan wie een elektrische wagen kan kopen van bijna 40.000 euro dan mensen te helpen die zonder een bus niet meer op hun werk raken. 90 procent van de gebruikers van De Lijn heeft geen alternatief. Neem hun halte weg en die mensen zitten vast.
Vindt u de regering-De Croo een goede regering?
Leemans: Ik vind Vivaldi al bij al een regering waarmee wij als ACV verder kunnen. Ze heeft de covidcrisis goed beheerd en respecteert opnieuw het sociaal overleg. Natuurlijk is er één essentieel punt van frictie gebleven: de progressieve partijen binnen Vivaldi zijn niet in staat om de loonnormwet terug te draaien. Zij kunnen niet op tegen de voormalige ‘Zweedse’ partijen – Open VLD, MR en CD&V – die de strenge loonnormwet nog altijd als een grote overwinning zien. Maar mijn opvolgers zullen er wel voor proberen te zorgen dat die verdomde wet in een volgende regering wordt aangepakt.
Marc Leemans
1961: Geboren in Steenhuffel.
1981: Studeert af als maatschappelijk adviseur in Anderlecht.
1981: Medewerker studie- en vormingsdienst van de huidige beroepscentrale Energie en Chemie.
1996: Nationaal secretaris van Energie en Chemie.
1999: Nationaal secretaris van het ACV.
2012-2023: Nationaal voorzitter van het ACV.