Magnette, Rousseau, De Wever: in een ménage à trois is er altijd een te veel

Conner Rousseau (Vooruit) en Paul Magnette (PS-voorzitter) in Sint-Niklaas. Januari 2023. © BELGA
Walter Pauli

Zal Vooruit de band met de PS verbreken om Bart De Wever zijn rechtse regering te gunnen? Het kan, want tussen de kameraden van noord en zuid is de grote liefde al lang voorbij.

Vooruit-voorzitter Melissa Depraetere mag tijdens de campagne dan wel in de schaduw staan van de Oost-Vlaamse lijstduwer Conner Rousseau, het was wel zíj die een van de meest verregaande uitspraken deed. In De verkiezingstafel (Play 4) kreeg ze de vraag of ‘Vooruit ook zonder de PS in een regering zou stappen?’ Antwoord van Depraetere, in haar gekuiste West-Vlaams: ‘Het kan. Liever samen, want het is altijd gemakkelijker met twee sociale partijen dan alleen. Maar het is nog gebeurd dat het apart was. Zij zijn het niet altijd eens met ons. Wij zijn twee aparte partijen.’ Waarna ze het voorbeeld gaf van minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke, die vele duizenden langdurig zieken wil activeren. Maar, aldus Depraetere: ‘De PS zei van bij de start: “Wij gaan dat niet doen. Wij vinden dat veel te streng.”’

Meteen was een van de zogezegde taboes gesneuveld: dat Franstalige en Vlaamse socialisten niet zij aan zij de kleine man verdedigen, maar dat Vooruit eventueel deel zou kunnen uitmaken van een centrumrechtse regering met Bart De Wever (N-VA) als mogelijke premier, en dat de PS daartegen oppositie zou voeren. Het was een bommetje onder de taalgrens. Alle media pikten haar uitspraak eruit, zelfs GrenzEcho, de krant van de Duitstalige Gemeenschap, ontwaarde een ‘Entsolidarisierung in der sozialistischen Familie’. La Libre Belgique plaatste die uitspraak in perspectief. In het hoofdartikel van de krant werden de Belgische socialisten afgeschilderd als ‘une famille décomposée’, ‘een gebroken gezin’: ‘Volgens De Stemtest bleken de PS en Vooruit op niet minder dan één op de vier programmapunten te verschillen.’

Afdreigen en kleineren

In werkelijkheid is de breuk nog veel fundamenteler dan uit De Stemtest blijkt. De Belgische socialisten zijn niet zomaar uit elkaar gegaan: in de praktijk hebben de Franstalige socialisten de Vlaamse kameraden in 1977-1978 feitelijk buitengezet: ‘les Flamands’ moesten – zoals de gewoonte was – luisteren of… Waarop de jonge Vlaamse covoorzitter Karel Van Miert besloot dat de tijd van afgedreigd en gekleineerd worden voorbij was. Men is dan maar zelf begonnen met een eigen Vlaamse socialistische partij.

Zo kwam de cohabitation tussen Waalse en Vlaamse socialisten aan haar einde. Toen begin april 1885 in een zaaltje van herberg La Cygne op de Brusselse Grote Markt de Parti ouvrier belge/Belgische Werkliedenpartij (POB/BWP) was gesticht, was de Franstalige dominantie groot – de belangrijkste industriebekkens van het land lagen toen in Wallonië, zelfs de Gentse voorman Edward ‘vadertje’ Anseele moest zich in Luik laten verkiezen om in de Kamer te raken.

In de praktijk hebben de Franstalige socialisten de Vlaamse kameraden in 1977-1978 feitelijk buitengezet.

De volgende decennia nam die dominantie weliswaar wat af in de feiten – ook Antwerpen en Gent werden belangrijke socialistische bastions – maar niet echt in de partijstructuren. Vergaderingen gebeurden in het Frans, ook al bestond de helft van de aanwezigen uit Vlamingen, en de grote politieke acties werden vanuit het zuiden gedirigeerd. Dat gold voor de hele socialistische familie: de partij – na de Tweede Wereldoorlog Parti socialiste belge/Belgische Socialistische Partij (PSB/BSP) geheten, de vakbond, het ziekenfonds en de coöperatieve beweging.

De Eenheidsstaking van 1960-1961, gericht tegen de besparingsoperatie van de rooms-blauwe regering Gaston Eyskens III, kwam er nog op initiatief, zo niet bevel van André Renard, de zeer gauchistische leider van de Luikse metallo’s.

Rond 1970 zou Eyskens de drijvende kracht worden achter de eerste staatshervorming, en dus achter het begin van het einde van het unitaire België. De PSB/BSP steunde die operatie, zonder dat iedereen daarom besefte dat dit ook het einde zou inluiden van de toen nog unitaire partijen. De socialistische inbegrepen.

‘Samen apart’

De spanningen waren te groot geworden. De brutale Luikse partijleider André Cools wilde in 1977 met de PSB/BSP toetreden tot een Franstalig politiek front, en dat was voor de nieuwe generatie Vlaamse socialisten meer dan één brug te ver.

Karel Van Miert wilde de kans niet laten liggen. Hij was een geboren Kempenaar die naar Brussel was uitgeweken en zich daar prompt had aangesloten bij de Rode Leeuwen, het groepje Vlaamse Brusselaars dat zich niet meer wilden schikken naar de Franstalige dominantie én anti-Vlaamse discriminatie (die ook door Franstalige Brusselse socialisten mee werd georganiseerd).

Karel Van Miert (centraal) met André Cools (rechts) en liberaal boegbeeld Jean Gol in 1980. © BELGA

Dus trokken de PS en de SP vanaf 1978 ‘samen apart’ op. In de beginjaren bleef het verschil klein, omdat ze in de jaren tachtig samen even hard oppositie voerden tegen de rooms-blauwe inleveringsregeringen van Wilfried Martens (CVP), en in de jaren negentig niet anders konden dan de eurogerichte project van Jean-Luc Dehaene (ook CVP) steunen, harde en lange besparingen inbegrepen.

Guy ‘Dieu’ Spitaels haalde José Happart binnen, in Vlaanderen ‘publieke vijand nummer 1’.

Samen hadden PS’ers en SP’ers toen nog dezelfde bocht gemaakt. Maar de taalkundige verschillen vielen al niet meer te maskeren. Zeker niet sinds de almachtig PS-voorzitter Guy Spitaels (een universiteitsprofessor met enige eigendunk: hij had er niets op tegen dat men hem ‘Dieu’ noemde) José Happart had binnengehaald bij de PS. Uitgerekend Happart, in die tijd in Vlaanderen ‘publieke vijand nummer 1’. Als Nederlandsonkundige leider van de Action Fouronnaise en Retour à Liège wilde Happart de Voerstreek weghalen bij Limburg en aanhechten bij Luik, waarbij hij zijn best deed om de bestaande taalwetten zo ostentatief mogelijk te negeren én menig robbertje uit te vechten met Vlaamse actievoerders. Het probleem-Happart werd pas opgelost door… Louis Tobback (SP), die als minister van Binnenlandse Zaken de regelgeving kordaat liet naleven.

Scheidende familie

Het heeft een stuk langer geduurd voor het bij het grote publiek doordrong dat de Vlaamse en Waalse socialisten niet alleen organisatorisch maar vooral politiek-inhoudelijk andere partijen aan het worden waren. Ze deelden nog altijd hetzelfde partijhoofdkwartier op de Keizerslaan in Brussel. En de partijen PS en SP waren dan wel gesplitst, de rest van de familie was dat (nog) niet: vakbond, ziekenfondsen en coöperatieve beweging (verzekeraar P&V) bleven één.

Maar ook daar voltrok zich in stilte een splitsing. De officieel nog unitaire ziekenfondsen delen vandaag hetzelfde hoofdkwartier in Brussel, maar hebben binnen dezelfde structuur twee studiediensten, twee colleges van secretarissen, twee algemeen secretarissen en twee ‘nationale’ voorzitters. De structuur van de socialistische mutualiteiten is in de feiten een bicefaal model, zoals Bart De Wever dat voor ogen heeft als een mogelijk alternatief voor het bestaande België.

De roes van de Derde Weg

De reële verwijdering bleef onvermijdelijk toenemen. Al in de tweede paarse regering van Guy Verhofstadt (Open VLD) ontstond er in Franstalig België een halve opstand tegen toenmalig minister van Werk en Pensioenen Frank Vandenbroucke, wiens pogingen tot rationalisatie principieel werden afgedaan als ‘neoliberaal’ – dat was in PS-kringen toen het geijkte argument om elk debat over de modernisering van de sociale bescherming bij voorbaat dood te slaan. Vandenbroucke koos eieren voor zijn geld en verhuisde in 2004 naar de Vlaamse regering, als minister van Onderwijs en Werk.

Omgekeerd leken de Vlaamse socialisten soms in de roes te leven van de Derde Weg, die in het Verenigd Koninkrijk ingezet was door Tony Blair en zijn New Labour-volgingen, en waar men veel te naïef dacht dat een (verder)licht geregulariseerde marktwerking in veel gevallen een efficiënte en alomvattende solidaire sociale bescherming kon vervangen – quod non, zo bleek al te vaak.

Maar zodra de wegen uiteen beginnen te lopen, wordt de kans op een terugkeer steeds kleiner. Louis Tobback begon zich als burgemeester van Leuven steeds hardnekkiger en vocaler te verzetten tegen de plannen van een Brusselse uitbreiding ten koste van Vlaams-Brabant, en hij beschouwde Brusselse Vlamingen, ook in zijn eigen partij, doorgaans als naïeve slippendragers van de echte – Franstalige – machtshebber, die van de PS inbegrepen.

‘Jammer maar helaas’

Toen SP.A-voorzitter Steve Stevaert werd gevraagd hoever hij wilde gaan in het splitsen van België antwoordde hij: ‘Ik wil alles splitsen wat ik kan splitsen.’ Stevaert was dan wel een bewonderaar van het Waalse model van volkshuizen, van de politiek van ‘proximité’ of nabijheid, maar uiteindelijk was het ook hem niet duidelijk hoe dat naar Vlaanderen kon worden vertaald.

Er valt wat voor te zeggen dat Paars het laatste echte gezamenlijke project was van de PS en de SP.

Er valt wat voor te zeggen dat Paars het laatste echte gezamenlijke project was van de PS en de SP. Meer zelfs dan de regering-Di Rupo (2011-2014), waaraan de SP wel deelnam, maar vooral als een soort ‘slimme bestuurder van sociale zaken’: zelfs het progressieve Vlaamse publiek werd er amper enthousiast van.

Tussenin was er een overgangsperiode geweest met de regeringen Verhofstadt III (2007-2008), Leterme I (2008), Van Rompuy (2008-2009) en Leterme II (2009-2011). In die kabinetten was de PS wel vertegenwoordigd. Dat de SP.A in de oppositie moest blijven was jammer maar helaas: de Vlaamse socialisten hadden maar meer stemmen moeten behalen, dan waren ook zij incontournable geweest. De tijd was voorbij dat de PS voor de SP.A een vaste garantie was op deelname aan de regering en de bijbehorende politieke macht.

Carpoolen met De Wever

Er speelde nog een ander element mee. Het begon op te vallen dat Bart De Wever weliswaar ‘het socialisme’ had uitgeroepen tot zijn grote vijand, maar dat hij het tegelijk goed tot uitstekend kon vinden met opeenvolgende Vlaamse socialisten.

Al bij de Vlaamse regeringsvorming van 2009 ergerde minister-president Kris Peeters (CD&V) zich aan de feitelijke minicoalitie tussen de twee andere voorzitters, Bart De Wever (N-VA) en Caroline Gennez (SP.A) – die twee deelden geregeld de auto voor de verplaatsingen tussen Brussel, Mechelen en Antwerpen.

Al tijdens de regeringsonderhandelingen in 2010-2011, toen de PS en de N-VA een eerste keer samen aan de onderhandelingstafel zaten, vonden Bart De Wever en Johan Vande Lanotte elkaar. Die waardering was zowel persoonlijk als politiek. Op een soortgelijke manier ontstond er later een verstandhouding tussen De Wever en John Crombez: als die laatste in 2019 één of twee zetels meer had behaald, had Vooruit deel uitgemaakt van de jongste Vlaamse regering van Jan Jambon. De Wever reed zelfs tot helemaal naar Oostende om Crombez persoonlijk het slechte nieuws te komen vertellen. En in ‘zijn’ Antwerpen liet De Wever de socialisten de laatste zes jaar weer mee besturen.

Conner Rousseau en Bart De Wever tijdens een debat aan de UGent. Oktober 2023. © BELGA

Dichter bij de N-VA

Tijdens deze campagne hebben Conner Rousseau en Bart De Wever elkaar in hun media-optredens meer verstrekt dan aangevallen. Rousseau speelt trouwens al enkele jaren tactisch mee in het spel van De Wever (hij ziet het vast andersom). De Vooruit-kopman mikt op een regering met de N-VA erbij, en hij doet dat uit overtuiging: alleen zo kunnen de blokkades wegvallen die dit land de voorbije jaren verlamden. Uit de woorden van Melissa Depraetere kan men ditmaal afleiden dat Vooruit dat belangrijker vindt dan een regering waarbij ook de aanwezigheid van de PS verplicht zou zijn. Bovendien lijkt Vooruit ook inhoudelijk een aantal beslissingen te hebben genomen – over werklozen, langdurig zieken, asielzoekers – die stilaan dichter bij de N-VA aanleunen dan bij de PS.

Ook in 2024 worden Vlaamse socialisten maar gedoogd in de mate dat ze vooral niet raken aan de Franstalige belangen.

Uiteindelijk is wat in 2024 gebeurt de consequentie van de scheuring in 1978. Na een echtscheiding kun je nog je best doen om zo goed mogelijk samen te zorgen voor de gezamenlijke kinderen – de sociale zekerheid, de democratische samenleving, de solidariteit over de taalgrens heen – maar de kans dat dit eeuwig duurt, wordt kleiner met de jaren. Als een nieuw lief opduikt, kan de ex-partner het haast per definitie schudden. De PS is de voorbije decennia al een paar keer vreemdgegaan, met zulke uiteenlopende figuren als José Happart en Yves Leterme. En zelfs deze keer kon de PS haar ergernis over Vooruit en opnieuw Frank Vandenbroucke soms amper maskeren. De Standaard noteerde uit de mond van ziekenfondsbons Jean-Pascal Labille de ongetwijfeld zorgvuldig verwoorde kritiek: ‘Aan het begin van de legislatuur zei Paul Magnette ons dat het met Vandenbroucke zou zijn alsof de PS zelf de minister van Sociale Zaken had, maar dat was toch niet echt het geval. Er is echt nood aan een sterke PS in alle regeringen, die bovendien federaal Sociale Zaken opnieuw naar zich trekt.’

Een goede verstaander begrijpt: de PS is de hervormingen van Vandenbroucke nu al beu – alweer. Het is 2004 all over again, een nieuwe operatie ‘non à Franck Vandenbroucke’. Vlaamse socialisten worden blijkbaar opnieuw maar gedoogd in de mate dat ze vooral niet raken aan de Franstalige belangen.

Alleen zou de koppigheid van de PS ditmaal wel eens kunnen leiden tot het ideale momentum voor Conner Rousseau en Melissa Depraetere om te doen wat elke jongere ooit besluit: het ouderlijke huis verlaten. Dus: adieu à la famille socialiste.

Partner Content