Vrijdaggroep

‘Lokale besturen spelen een sleutelrol in de groene transitie’

‘Het succes van de groene transitie hangt niet alleen af van internationale akkoorden, maar ook van onze lokale besturen, het bestuursniveau dat het dichtst bij de burger staat’, schrijft   Henriette De Robiano, covoorzitter van de Vrijdaggroep.

De groene transitie heeft twee kanten. Enerzijds is er het doel: een samenleving die duurzaam omgaat met het milieu. Anderzijds is er het proces: de noodzaak om onze huidige manier van leven om te vormen naar een nieuw, duurzaam model. De Europese Green Deal wijst ons de weg: onze klimaatimpact verminderen door een moderne, efficiënte, concurrerende en inclusieve economie te creëren. Lokale overheden, die het dichtst bij de burgers staan, spelen hierin een sleutelrol. Zij hebben de kracht om die groene omwenteling tot werkelijkheid te maken.

De groene transitie draait niet alleen om het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. Het gaat ook om het verbeteren van levenskwaliteit, het beschermen van biodiversiteit en het verantwoord omgaan met klimaat en energie. Deze transitie raakt alle sectoren, van zware industrie tot mode, en iedereen, van multinationals tot coöperaties en gewone burgers. Alle bestuursniveaus spelen een rol in deze verandering: van mondiaal en Europees tot federaal, regionaal en vooral lokaal.

Deze ambitie vraagt om een samenwerking over verschillende sectoren en beleidsniveaus heen. Om dit te laten slagen, is het belangrijk om naar mensen te luisteren, hen vertrouwen te geven en hen te ondersteunen in hun acties. Steden en gemeenten spelen hierin een essentiële rol, omdat ze dicht bij de burgers staan en zo de transitie op maat kunnen maken voor iedereen. Dat is de kracht van lokaal bestuur: ze maken de verandering persoonlijk en relevant voor iedereen.

Laten we het ‘Good Move’-plan van het Brussels Gewest eens onder de loep nemen. Dit circulatieplan is gericht op het verbeteren van de levenskwaliteit via betere mobiliteit en pakt de ecologische, sociale en economische uitdagingen van onze hoofdstad aan. Het heeft een directe impact op veiligheid, luchtkwaliteit, geluidsoverlast, vervuiling, gezondheid en de economie.

Het debat omtrent Good Move is fel en gepolariseerd. Groen scoorde ermee in het stemhokje op 9 juni. Ook uit internationale hoek kwam erkenning: de stad New York bejubelde bijvoorbeeld het plan. Waarom werd het door tegenstanders dan het ‘Bad Move’-plan genoemd?

De grootste kritiek is het gebrek aan inspraak en participatie. Veel Brusselaars voelen zich niet gehoord. Dit werd duidelijk in Kuregem en Schaarbeek, waar de uitvoering van het plan is opgeschort na veel protest. De COVID-19-pandemie maakte de zaken ingewikkelder, maar het waren vooral ingrepen die als te drastisch werden ervaren, zoals het plaatsen van betonblokken, die de emmer deden overlopen.

Maatwerk cruciaal is. Ukkel, Molenbeek en Sint-Gillis zijn drie Brusselse gemeenten die je niet over dezelfde kam kan scheren. In sommige gemeentes had een betere verdeling van de maatregelen kunnen helpen, met meer lokale, op maat gemaakte oplossingen die aansluiten bij de specifieke behoeften van de wijken. Een aangepaste oplossing die blijvende verandering kan teweegbrengen.

De groene transitie stopt niet aan de gemeentegrenzen. Zo ook niet voor het Good Move plan dat om gedragsveranderingen vraagt die de gemeentegrenzen overschrijden; één op de twee Brusselse werknemers is pendelaar, waarvan een ​​derde automobilist. Het plan moet het voor hen mogelijk blijven maken om Brussel comfortabel en op tijd te bereiken.

De kritiek mag ons niet ontmoedigen. Wanneer gemeenten hun cruciale rol goed kunnen invullen en het juiste evenwicht weten te vinden, kan echte vooruitgang worden geboekt. In het centrum van Brussel is dat al te zien: het autoverkeer is afgenomen, het fietsgebruik is gestegen, het aantal ongevallen is gedaald en de luchtkwaliteit is verbeterd. Het herinnert ons eraan hoe belangrijk gemeentelijke autonomie en kennis is. 

Een beleid dat zich richt op lokale verandering, met oog voor de mondiale context, maakt van onze gemeenten drijvende krachten in de groene transitie. Een voorwaarde is dat hogere overheden de lokale autonomie respecteren en waarderen. Dat moet mee de inzet zijn van de aankomende gemeenteraadsverkiezingen.

Gemeenten hebben de kracht om het debat te depolariseren; via informatie, overleg en responsabilisering. Bijvoorbeeld door middel van ontmoetingsplaatsen, bewustmakingscampagnes en opleidingen, zo organiseerde Sint-Gillis participatie-avonden om het nieuwe mobiliteitsplan voor te stellen net als de resultaten van vorige mobiliteit acties. Vertrouw op de kennis van burgers en geef hen de middelen om hun buren te helpen, zoals het initiatief Vélo Solidaire dat fietslessen aanbiedt in Brusselse wijken.

Dankzij hun bevoorrechte band met burgers beschikken lokale besturen over belangrijke hefbomen om een gemeenschap in transitie te ondersteunen om een collectieve kracht teweeg te brengen. Ze hebben het potentieel om verandering te katalyseren en zijn dus de sterke schakel van deze groene transitie.

Henriette de Robiano is ingenieur architect. Ze is consultant in duurzaamheid en klimaatactie bij CLIMACT en covoorzitter van de Vrijdagsgroep.

In de zomermaanden belicht de Vrijdaggroep elke week een belangrijk lokaal beleidsdomein dat ook resonantie vindt op nationaal of zelfs mondiaal niveau.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content