Olivier Boehme

‘Is het Vlaams-nationalisme eindelijk in België aangekomen?’

Olivier Boehme Historicus en auteur van 'De welvaart en trots van naties' en 'Grensnaties, een geschiedenis van Europa'

Met het aantreden van de nieuwe federale regering lijkt het erop dat de N-VA vervelt tot een staatsdragende partij van België. Over hoeveel zijn en schijn het daarbij gaat, valt te bekijken. En ook of het Vlaamsnationalisme in het politieke centrum dat overleeft.

Hoewel de uittredende voorzitter van N-VA graag poseert als politicus-historicus, heeft hij zich doorheen de jaren meer laten kennen als de Sheherazade van het Vlaamsnationalisme. Net als de Perzische vertelster verzon hij duizend en één verhalen om de komst van de laatste dag uit te stellen. Met telkens een ander relaas wist zijn partij niet alleen te overleven, maar zelfs de grootste politieke formatie van het land te worden.

Van een discours over Vlaanderen dat zich moest bevrijden uit de klauwen van een rood Wallonië ging het naar een verbond met andere rechtse partijen om het land op orde te zetten. Toen dat slecht afliep kwam het plan op tafel om met uitgerekend de PS een finaal vergelijk over de toekomst van België te maken. Ook dat bleek niet door te kunnen gaan en daarop werd het oude refrein van voorheen over een sociaaleconomische sanering en zelfs hervorming van het land weer aangeheven. Die, zo luidt het nu nog stelliger dan jaren geleden, zal vergelijkbare effecten sorteren als een staatshervorming.

Het eigenlijke doel van de N-VA, zo gaat het verder, heeft er immers altijd in gelegen het sociaaleconomische beleid voor Vlaanderen te realiseren dat de bevolking van die regio, tegen de meerderheid in Wallonië in, echt wil. Nu lijkt in Wallonië het overwicht van de PS doorbroken en zijn er partijen aan de macht gekomen die er net zo over denken als de N-VA en andere centrum(rechtse) partijen in Vlaanderen. Zo kan via de Belgische route lukken wat daarvoor alleen mogelijk leek langs Vlaamse wegen.

Daarmee beaamt de N-VA-leider wat de Waalse liberaal Didier Reynders in 2007 al beweerde: een regering zonder de PS is een staatshervorming op zich. Zij het niet van harte. Niemand kan de weinig enthousiaste reactie ontgaan van de eerste minister en die van andere partijleden op het feit dat Wallonië nu ook de rechtse weg op wil: veel meer dan ‘des te beter’ valt er niet op te vangen. De Walen, zo blijft het klinken, moeten vooral zelf aan Wallonië werken. Een ‘Leve België’ kan er al helemaal niet af. De nieuwe premier en de zijnen bewegen zich nog altijd wat moeizaam in Belgische sferen.

Doel of middel?

Met het grote argument ter verdediging van zijn kersverse regeerakkoord, een verbond met niet alleen Vooruit maar ook de strak belgicistische MR, verheft de premier wat begon als verkiezingsstrategie tot onderbouwing van zijn beleid. Toen hij aan het begin van deze eeuw met zijn nieuwe partij van start ging, legde hij al uit waarom hij zo veel nadruk legde op de financiële transfers van noord naar zuid en andere socio-economische thema’s: omdat hij besefte dat je met Vlaamsnationalisten alleen geen grote partij maakt, moest hij ook de Vlaamse kiezers die meer begaan waren met alledaagse materiële besognes verleiden.

Dat wilde hij proberen door Vlaamse autonomie aan te wijzen als het middel bij uitstek tot meer Vlaamse welvaart, en dat lukte. Hij deed met economie wat het Vlaams Blok, later Vlaams Belang, deed met het migratiethema. Ook aan die kant was het duidelijk dat je met een project voor Vlaamse onafhankelijkheid geen verkiezingen wint.

De benadering van N-VA bood veel kans op succes omdat het terrein daarvoor openlag. De hoop die liberale en andere centrumrechtse gezinde burgers in Vlaanderen gesteld hadden op Guy Verhofstadt was immers op een ontgoocheling uitgedraaid.

Ook hij had bij de lancering van zijn VLD in 1995 de communautaire kaart gespeeld, omdat ook hij toen niet meer geloofde dat zijn blauwe ideeën met het rode Wallonië te verwezenlijken vielen. In 1999 veranderde hij het geweer alweer van schouder. Toen een balorige Jong VLD er enkele jaren later in slaagde om het confederalisme in het partijprogramma te stemmen, gingen die jongeren daarmee in tegen de partijtop. Het bleef hoe dan ook dode letter.

In een paarse coalitie, met de Vlaamse én Waalse socialisten, had Verhofstadt ondertussen immers de mogelijkheid gezien om de CVP (nu CD&V) als volkspartij van Vlaanderen te vervangen. Die onderneming was geen glorierijke toekomst beschoren, maar bracht wel aan het licht dat voor Verhofstadt de idee van meer Vlaanderen niets dan een trampoline naar de politieke macht was geweest. Vandaag zijn de Vlaamse liberalen op zijn minst consequenter in hun antinationalisme. Hoewel de CD&V iets trouwer blijft aan een Vlaamsgezinde traditie, instrumentaliseert het die evengoed zoals het uitkomt.

‘Rationeel’ nationalisme

Voor De Wever en de zijnen ligt dat anders. Vlaamse identiteit, met een canon, een TV-reeks, een virtueel (vooralsnog onbestaand) museum, het promoveren van deelbevoegdheden tot heuse beleidsdivisies buitenlandse zaken en justitie en nog meer: geen haalbaar middel wordt gespaard om de Vlaamse staat dichterbij te brengen. Als het kan buiten, als het moet binnen een Belgisch verband.

Daarom wordt de uitspraak van Reynders niet van harte herhaald, daarom ook vormde de opkomst van Georges-Louis Bouchez en zijn MR als grootste partij in Franstalig België een heuse nachtmerrie voor de Vlaamsnationalisten. Het verhaal van een Vlaanderen dat alleen via meer zelfstandigheid wel zou varen, dreigde niet meer op te gaan. Als het Vlaamsnationalisme slechts een vehikel was voor de socio-economische belangen van de Vlamingen, waarom zou een groeiende ideologische consensus tussen het noorden en zuiden van het land dan niet verwelkomd worden als een evenwaardige, misschien zelfs nog efficiëntere piste naar dat doel? Alsof de bevolking in welk deel van het koninkrijk dan ook wakker lag van staatshervormingen en communautaire vetes.

De waarheid is dat die bevolking dat niet deed, maar de harde kern van de N-VA zeker wel. Daarom zit het daar niet meteen lekker om een Belgische regering, zowaar zonder gekwalificeerde meerderheid voor een institutionele verbouwing, te gaan leiden. Als de pers daarover indringende vragen stelt, zoals tijdens het eerste interview dat de VRT afnam met de kersverse premier, vergt dat weer eens een goed voorbereid verhaal. Het blijkt om een oude vertelling te gaan, die over een rationeel nationalisme dat in dienst staat van de Vlaamse samenleving en economie. Rationeel dus, dat wil zeggen anders dan het nationalisme van de vorige generaties.

Die voorstelling van zaken klopt echter niet helemaal en dat in twee opzichten. Sociale en economische argumenten voor de Vlaamse zaak begonnen al in de 19de eeuw deel uit te maken van wat een, weliswaar nooit homogeen en eenduidig, Vlaams programma werd. Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg de Vlaamse beweging met de Duitsvriendelijke activisten een fanatieke vleugel die het nooit meer zou verliezen. N-VA en Vlaams Belang zijn, ondanks hun ideologische verschillen, daarvan de erfgenamen. Die vleugel heeft van bij zijn ontstaan niets minder dan de politieke zelfstandigheid van Vlaanderen nagestreefd. Dat streven werd ook met een sociaaleconomische argumentatie onderbouwd.

De rangorde tussen de prioriteiten, het onderscheid tussen doel en middel werd daarbij onbeschaamd duidelijk gemaakt. Een arm, maar vrij Vlaanderen werd zelfs geprefereerd boven één dat welvarend maar Belgisch was. Zo zagen de radicalen het, zij het lang niet alle Vlaamsgezinden en vandaag worden zulke krasse termen sowieso achterwege gelaten. Maar dat neemt niet weg dat ook nu voor de hardgebakken Vlaamsnationalisten, van centrum tot extreemrechts, een ‘vrij’ Vlaanderen het ultieme doel blijft.

Of dat nu economisch iets opbrengt of niet is nog altijd secundair, ook al wil niemand de verarming van deze regio en vormt economische welvaart wel degelijk een bekommernis. Maar waar het in essentie allemaal om begonnen was voor de nog jonge N-VA viel duidelijk op toen voor elk probleem dat zich aandiende, van slecht functionerende spoorwegen tot een financieel wankele sociale zekerheid, ze telkens de splitsing van de bevoegdheid daarover als oplossing naar voren schoof. Zoals een dokter die voor alle kwalen hetzelfde medicijn voorschrijft.

Die weinig creatieve omgang met de problemen van het land toonde aan hoe van meet af aan de Vlaamse staatsvorming het idée fixe was en nog lang zou blijven. Terwijl dus de eerste historische vertekening in het eerste premier-interview erin bestaat dat Vlaamsnationalisme voor de komst van de N-VA niet economisch zou geweest zijn, is de tweede misvatting dat dat wel zou gelden voor het Vlaamsnationalisme vandaag en dat dit laatste ‘bijgevolg’ rationeel zou zijn. Nee, die voorstelling van zaken is niet meer dan één van die retorische handigheidjes die de geïnterviewde al vaker heeft uitgevoerd.

One Wedding and many funerals

Voor de publieke opinie in Vlaanderen die verleid werd door de nieuwe Vlaamsnationale sirenezang begon de Vlaamse weg te staan voor de rechtse weg, of toch een weg naar verandering na al die ontgoochelingen met christendemocraten en liberalen. Expliciet of impliciet, bewust of onbewust werd het ene een equivalent voor het andere. De Vlaamse autonomie als zodanig werd daarom geenszins de grootste zorg. Tussen kiezers en verkozenen heerste dissonante harmonie, die nog opbracht ook. Dat fenomeen was en is ook in andere tijden of andere plaatsen niet eens zo uitzonderlijk.

Cruciaal daarbij is dat een harde kern, een invloedrijke minderheid over meerdere generaties heen, overtuigd blijft van haar ideaal. Het Vlaamsnationalisme is een ideologie van meer dan honderd jaar oud, gevoed door idealisme en rancune, dromen en rouw, verwachtingen en teleurstellingen, en heel veel uithoudingsvermogen. Zo’n autonome kracht beschikt over een enorm historisch potentieel, wat degenen die in navolging van Karl Marx ook mogen denken over materiële belangen als de motor van de geschiedenis. Nationalisten putten hun overtuiging en energie niet uit economie (alleen).

De vraag is of die Vlaamsnationale kracht opgewassen is tegen de nieuwe rol die het nu toebedacht wordt. Bruno De Wever, broer van en historicus, schreef in onverdachte tijden (1997) over Joris Van Severen, de leider van het Verbond van Dietse Nationaal-solidaristen (Verdinaso), en diens ‘nieuwe marsrichting’, waarmee die in 1934 het Vlaamsnationalisme inruilde voor belgicistisch neo-Bourgondisme. Hij stelde vast dat de Verdinaso’s jarenlang anti-Belgische pap hadden gelepeld en de meesten het bord Belgische pap dat hen nu werd voorgeschoteld zonder morren begonnen te lepelen. Niet alleen bij dat verbond is pap in vele smaken verorberd. Hoeveel nemen de N-VA-leden nog voor lief?

De N-VA wordt aan de spits van de federale regering een heuse staatsdragende partij. Door die rol nu ook op te nemen door sociaaleconomische hervormingen op Belgisch niveau te stileren tot de realisatie van de lang gekoesterde agenda voor Vlaanderen, wordt niet alleen een kans gecreëerd. Het vormt ook een risico. Dat bestaat erin dat de centrale doelstelling van het Vlaamsnationalisme, de zelfstandigheid van Vlaanderen, irrelevant wordt. Een meerderheid viel er bij de bevolking al niet voor te vinden, maar als Vlaams en Belgisch ook voor de N-VA-top compatibel worden, is die partij aan een wel heel grondige herbronning van zichzelf toe.

Of ze die overleeft, is niet eens zeker. Wie de geschiedenis van België kent, wist het al: het is een klein staatsbestel met een grote maag en krachtig maagzuur. Alles wat het tot nu toe leek te bedreigen, en dat is heel wat, heeft het verteerd. De nieuw gevormde coalitie kon wel eens een vervolg op de film Four Weddings and a Funeral worden: deze keer met één trouwpartij en verschillende begrafenissen. Niet alleen worden vele politieke taboes in het regeerakkoord ten grave dragen, maar dat zou ook het lot kunnen zijn van de grootste partij in het gezelschap.

Dat is misschien wel de zorg van vele partijleden, maar wellicht niet die van de vele kiezers die hun vertrouwen aan N-VA gaven omdat ze een liberaler, rechtser, of gewoon een ander beleid wilden. Zolang de kat maar muizen vangt, kunnen zij denken, hoewel geenszins zeker is hoezeer de Vlaamse leeuw daadwerkelijk gedomesticeerd is en het bij muizen houdt. Staat er een (conservatieve) revolutionair of staatsman aan het hoofd van het land? Het is nog iets te vroeg om te weten of zijn Vlaamsnationalisme eindelijk in België is aangekomen. De komende regeerperiode zal er meer over leren.

Olivier Boehme is historicus en auteur van onder meer Greep naar de markt (2008), De welvaart en trots van naties (2013) en Scepsis. Over wankelend vooruitgangsgeloof (2023).

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content