Is de monsterzege van Geert Wilders een voorbeeld voor Vlaams rechts?
De zege van Geert Wilders in Nederland confronteert ook ons met de cruciale vraag: hoe behandel je een racist die de grote overwinnaar is van de verkiezingen?
De Tweede Kamerverkiezingen in Nederland hebben de extreemrechtse politicus Geert Wilders van de Partij van de Vrijheid (PVV) een landslide overwinning gebracht. Hij kreeg een kwart van de kiezers achter zich, goed voor 37 zetels. Tegenover de vorige verkiezingen in 2021 is dat meer dan een verdubbeling van het aantal stemmen (toen 10,8 procent) en zetels (toen 17). Zo werden de verkiezingen, die hoogmis van de democratie, een confronterende gebeurtenis voor het hele land: een kwart van de Nederlanders die gingen stemmen, nieuwe landgenoten inbegrepen, stemde voor een politicus die al veroordeeld werd wegens racisme. Het was ook veelzeggend dat sommigen Geert Wilders plots de allure van een halve staatsman toekenden, alleen omdat hij beloofde te werken ‘binnen de kaders van de wet en de grondwet’ – in zijn geval was dat wel nieuws. Wat is er geworden van gidsland Nederland?
De winst van Geert Wilders bracht partijvoorzitter Tom Van Grieken en zijn Vlaams Belangers de voorbije week al in een soort pre-overwinningsroes. Tijdens tv-optredens oogden Van Grieken of Kamerfractievoorzitter Barbara Pas meer dan zelfverzekerd, en zo bejegenden ze ook de anderen aan tafel: vanuit een superieure positie. Sinds vorige week siert een grote banner met een selfie van Van Grieken en Wilders samen de VB-website. Nochtans zijn de historische verschillen tussen de PVV en het VB groter dan de gelijkenissen.
‘Foute’ Vlamingen
Het Vlaams Belang, vroeger Vlaams Blok, heeft zijn wortels in de Vlaamse Beweging. Die werd na de Tweede Wereldoorlog in diskrediet gebracht door haar collaboratie tijdens de oorlog. Toen in de jaren vijftig opnieuw een Vlaams-nationalistische partij werd opgericht, de Volksunie, moest die allereerst dat ‘foute’ stigma van zich afschudden en opnieuw erkend worden als een legitieme, democratische partij. Dat lukte, zij het met moeite, want ook de koppige kern van ‘foute Vlamingen’ die nooit wilden breken met de zwarte jaren, schuilde mee onder dezelfde vlag. Pas in 1979 kwam een einde aan wat Karel Dillen de ‘catacombentijd’ noemde: hij stapte uit de Volksunie en stichtte het Vlaams Blok (VB). Vanaf het begin stond ‘de vreemdelingenproblematiek’ centraal.
Nederlandse islamcritici hadden geen wortels in het ‘foute’ verleden van het land, zoals het VB in Vlaanderen.
Goed/fout
In Nederland werd er ook gecollaboreerd: in 1945 waren 100.000 Nederlanders gearresteerd in afwachting van hun berechting. Zij werden ‘fout’ bevonden en zo ook genoemd. ‘Goed’ en ‘fout’ is essentieel om het Nederlandse zelfbeeld te begrijpen. Een eminente historicus noemde ‘de basisconsensus ten aanzien van “goed” en “fout”’ het geestelijke fundament van de hedendaagse democratie in Nederland. Als hij zou verdwijnen zou dat impliceren dat de fundamenten van die democratische rechtsorde zijn aangevreten.’
Vandaar dat extreemrechts in Nederland decennialang amper voet aan de grond kreeg. De schaarse extreemrechtse partijen die zich in de loop der decennia probeerden te manifesteren, werden vooral weggehoond: de Centrum Partij en Centrumdemocraten evenzeer als de Nederlandse Volks-Unie. Extreemrechtse politici als Joop Glimmerveen en Hans Janmaat golden haast als publieke vijanden.
VB-voorzitter Karel Dillen had alleen misprijzen en verachting voor dat Nederland: ‘We hebben al lang ervaren welk fanatisme, welke ziekelijke onverdraagzaamheid, welke rabiate haat bij de meningenmakers en duiders in Olland-zonder-H heerst tegen al diegenen die ook maar één millimeter afwijken van de voorgeschreven lijn.’ In het tijdschrift Vrij Nederland beloofde de jonge Filip Dewinter ‘ontwikkelingshulp’ aan zijn Nederlandse extreemrechtse vrienden. Dewinter trok daadwerkelijk naar Nederland, veroorzaakte ook daar stennis, maar het zette weinig zoden aan de dijk. Een beetje VB’er moest niets hebben van ‘Hollanders’. Toen op 5 mei 1990 ook in Antwerpen een eerste ‘roze zaterdag’ werd georganiseerd, hoonde het VB-partijblad: ‘De stoet was een opeenhoping van abnormale viezigheid en rioolsmeerlapperij. Het moet gezegd dat de hoofdbrok van de stoet gevormd werd door Hollanders. Nouw seg, wat een fiese troep…’
In de jaren tachtig ontstond overal in West-Europa wrevel over de nieuwe, meer diverse samenleving. Het harde inleveringsbeleid van die tijd speelde ook een rol: de kleine man moest zware inspanningen leveren. Zijn woede om de daling van zijn eigen welvaart mengde zich met ander ongenoegen en richtte zich al snel op vreemdelingen. Dat ontging ook de andere centrumrechtse partijen niet, de liberalen op kop. Nadat het VB in 1989 onverwacht een zetel behaalde bij de Europese verkiezingen, reageerde de liberaal Guy Verhofstadt met een tirade: ‘Meisjes die niet meedoen aan het zwemmen op school, smijten we desnoods zelf in het water.’ Waarna partijgenote Annemie Neyts zich op tv afvroeg of ze lid was van een blauwe dan wel bruine partij.
Professor Pim
Ook in Nederland wees de liberale politieke leider Frits Bolkestein de weg. Bolkestein ‘migratiekritisch’ noemen is een understatement. ‘We kunnen het niet meer aan’, meende hij al in 1994. Hij voorspelde ook dat er voor ‘bewuste Joden’ geen toekomst meer was in Nederland wegens het groeiende antisemitisme bij een steeds groter wordende islamgemeenschap en hij raadde hen aan te emigreren naar Israël. Toch werd Bolkestein daardoor geen outcast, integendeel. Na zijn politieke loopbaan stelden de Universiteit Leiden en de Technische Universiteit Delft hem zelfs aan als bijzonder hoogleraar intellectuele grondslagen van politieke ontwikkelingen. Bolkestein bleef ook graag gezien in de media, van Elsevier tot de nieuwe generatie bij Vrij Nederland, waar journalisten Max van Weezel en Leonard Ornstein hem bedachten met de eretitel ‘minister van polemische zaken’. Nederlandse islamcritici hadden dus geen wortels in het ‘foute’ verleden van het land, zoals het VB in Vlaanderen. Zij behoorden tot het hart van weldenkend Nederland.
Bolkestein werd afgelost door zijn voormalige protegé Pim Fortuyn. Hij leek de antipode, zelfs de negatie van de Vlaamse moslimcritici van het VB. Fortuyn was openlijk homoseksueel, poseerde in de media graag als een eersteklas dandy en ‘professor Pim’ pochte ook graag met zijn voorliefde voor jongens van kleur. Intussen profileerde hij zich als columnist bij Elsevier als de messcherpe criticus van weldenkend Nederland, van de politieke elite en vooral van de toen regerende paarse coalitie.
Fortuyn schreef Tegen de islamisering van onze cultuur (1997), vond de islam een ‘achterlijke cultuur’ en was van mening dat Nederland ‘vol’ was: ‘We hebben er genoeg.’ Hij zei hetzelfde als het VB, maar zijn motivatie was zowat tegenovergesteld aan die van Karel Dillen: ‘Ik heb geen zin de emancipatie van vrouwen en homoseksuelen nog eens over te doen.’ Het Nederlandse basisdiscours over ‘goed’ en ‘fout’ werd heviger dan ooit toegepast: het was de plicht van gidsland Nederland om de eigen, tolerante maatschappij te verdedigen tegen intolerantie. Zo werden racisme en vreemdelingenhaat gelegitimeerd, haast als een burgerplicht van échte Nederlanders.
Politiek amateurisme
Dat discours sloeg aan. In 2002 won Fortuyn als lijsttrekker van Leefbaar Rotterdam op indrukwekkende wijze de gemeenteraadsverkiezingen. Hij behaalde 35 procent van de stemmen in de havenstad die ooit een rood bastion was. Een derde van het zo volkse Rotterdam had Fortuyns boodschap massaal onderschreven, dat viel niet te negeren. Voor linkse politici en progressieve opiniemakers werd hij het symbool van ‘fout’ Nederland, een halve fascist. Op 25 maart 2002 schreef Jan Blokker in de Volkskrant: ‘Pim Fortuyn is definitief de Mussolini, de Duce, van de eenentwintigste eeuw geworden en men zal op zoek moeten naar een betrouwbaar onderduikadres. Bij de vorige Duce duurde het drieëntwintig jaar vóór hij ondersteboven werd opgehangen aan een benzinepomp aan de Zwitserse grens.’
In die opgefokte sfeer schoot activist Volkert van der Graaf Pim Fortuyn dood, op 6 mei 2002, negen dagen voor de Tweede Kamerverkiezing. Bij die verkiezingen behaalde zijn Lijst Pim Fortuyn (LPF) nog 26 zetels, meer dan de VVD (24) of de PvdA (23). Alleen het CDA van die andere opposant tegen paars, Jan Peter Balkenende, deed beter. Balkenende werd premier van een centrumrechts kabinet dat bestond uit CDA, VVD én LPF. Het kabinet trad aan op 22 juli 2002, maar al op 16 oktober namen de LPF-ministers ontslag omdat ze onderling ruzie hadden. Ook in Den Haag betaal je een zware tol voor politiek amateurisme.
‘Multicultureel drama’
Geert Wilders (°1963) volgde het hele gebeuren nauwlettend, eerst als fractiemedewerker van Frits Bolkestein, vanaf 2004 als lid van de Tweede Kamer. Hij raakte bevriend met Ayaan Hirsi Ali en ontpopte zich tot een steeds hardere criticus van de islam. Vooral de moord op theaterman Theo van Gogh in 2004 maakte indruk: Van Gogh werd in Amsterdam-Oost neergeschoten en vervolgens de keel doorgesneden door een geradicaliseerde moslim die een dreigbrief voor Ayaan Hirsi Ali bij zich had. Zij was scenarist van Van Goghs kortfilm Submission (Onderwerping) en veel moslims vonden die film godslasterlijk. In de Volkskrant pleitte Wilders voor een ‘ruk naar rechts’ en noemde hij ‘de aanwezigheid van moslims in Nederland’ een ‘multicultureel drama’. HP/De Tijd vernam dan weer dat hij hoofddoekjes ‘rauw lustte’. Liberale eminenties als Ed Nijpels verdachten Wilders ervan dat hij van de liberale VVD een ‘extreemrechtse partij à la Janmaat’ wilde maken. De breuk was onafwendbaar.
Als het over migratie gaat, schurkt elke partij steeds dichter tegen de PVV aan.
Eén lid
Op 13 november 2004 kwam er dus de eenmansfractie ‘Groep Wilders – Partij voor Vrijheid’: een rechtse, moslimvijandige partij/liberale formatie à la Pim Fortuyn, maar dan ‘zonder de fouten van LPF’. Ook na toetreding van andere ‘partijgenoten’ bleef Geert Wilders statutair het enige officiële lid van zijn partij. Tot vandaag is hij tegelijk de voorzitter, de politieke leider en de fractieleider in de Kamer van de PVV. Bij de verkiezingen van 2006 behaalde de PVV 9 zetels. Dat was toen al fors meer dan de opiniepeilers hadden voorspeld.
Zo begon een carrière die bestond uit één lange, onophoudelijke aaneenrijging van incidenten en conflicten. Wilders diende een motie van wantrouwen in tegen ‘Marokkaanse’ Tweede Kamerleden als Ahmed Aboutaleb ‘vanwege hun dubbele nationaliteit’. Hij werkte aan een antimoslimfilm genaamd Fitna – ‘beproeving’ in het Arabisch – en alleen al de aankondiging veroorzaakte ophef. Dat leidde tot een racismeproces, waarin hij werd vrijgesproken. Het maakte Wilders steeds driester. Op 19 maart 2014 vroeg hij in een café vol PVV’ers of ze ‘minder of meer Marokkanen’ wilden. ‘Minder, minder’, natuurlijk. Waarop Wilders antwoordde: ‘Dan gaan we dat regelen.’ Gevolg: een tweede racismeproces. In december 2016 werd hij veroordeeld wegens ‘groepsdiscriminatie’ en ‘aanzetten tot discriminatie’, maar niet voor ‘aanzetten tot haat’. Wilders kreeg geen straf. En deed voort.
Een beetje Vlaams Belanger moest niets hebben van ‘Hollanders’.
Wilders heeft er zeker toe bijgedragen dat Nederland rechtser werd, racistischer ook, en dat de publieke debatten bijna per definitie polariseren. Ondertussen kwam ook Thierry Baudet op, die met zijn Forum voor Democratie (FVD) mikt op een ‘boreaal Europa’ dat ‘dominant en cultureel blank blijft zoals het is’. Maar helaas wordt onze elite gedomineerd door raszuivere en hybride reptilians, reptielachtigen. Dat zou een metafoor zijn, maar de Nederlandse kiezer begrijpt dat de ondertussen vertrouwde heer Wilders allang niet meer de radicaalste is.
Cordon rond de PVV
Maar hoe radicaal is de PVV-voorzitter dan wel? Waar situeert hij zich ten opzichte van het VB en de N-VA, de meest migratiekritische partijen van Vlaanderen? Wilders onderhoudt politieke relaties en persoonlijke banden met het VB. Net als het VB nam de PVV een ‘sociale bocht’ met hogere minimumlonen, een lagere pensioenleeftijd en zelfs de verlaging van de btw op boodschappen van 9 naar 0 procent. Tegelijk is de PVV mainstream. Om de metafoor van Bart De Wever te gebruiken: ook de PVV vertegenwoordigt een deel van de rechtse grondstroom van de Nederlandse samenleving waaruit ze is voortgekomen.
Dat merk je aan de standpunten van de andere partijen. Als het over migratie gaat, schurkt niet alleen de VVD, maar eigenlijk elke partij steeds dichter tegen de PVV aan. Ongeveer alle Nederlandse partijen, van rechts tot (zeer) links, zijn zeer migratiekritisch geworden. Het noopte hoogleraar Ewald Engelen vorige week zelfs tot een strenge maar terechte reprimande in De Groene Amsterdammer: ‘Sinds 2001 hebben pers en politiek de islam opgepoetst tot zo ongeveer de grootst denkbare bedreiging voor Nederland. Hele volksstammen van politici en opiniemakers danken er hun carrière aan. Het is grotendeels uit de lucht gegrepen en dus immuun voor weerlegging. Typisch was de reactie van de migratiewoordvoerders van de grote partijen in De Balie op 18 oktober op de migratiefeiten van socioloog Hein de Haas: door ons te corrigeren beschadigt u het aanzien van de politiek, was de teneur.’
Intussen roepen progressieve publicisten als Geert Mak op tot het behoud van het cordon sanitaire rond de PVV. Daarvoor verwijzen ze zelfs naar België. Maar aan de bevolking uitleggen waarom je Geert Wilders buitenspel zet, dat is niet makkelijk in een politieke omgeving waar iedereen zijn best doet om inzake migratie zo veel mogelijk op Geert Wilders te lijken, of slechts een beetje van zijn discours af te wijken. En waar het historische argument ‘fascist’ niet meespeelt. Niet zoals in Vlaanderen.
70 puntenplan
Maar is het echt anders in Vlaanderen? Alle Vivaldi-partijen (dus inclusief verzameld links, min de PVDA-PTB) staan achter het harde migratiebeleid van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V). Ten gronde heeft de Wetstraat weinig weerwerk te bieden telkens als het VB zwaait met het oude en destijds zo gehate zeventigpuntenplan: zonder veel moeite toont Tom Van Grieken aan dat een groot deel van die punten sindsdien zijn omgezet in wetten en regelgeving. Niet door het VB zelf, natuurlijk, maar door opeenvolgende regeringspartijen van afwisselend centrumrechtse en centrumlinkse snit.
Dus: wat met het cordon sanitaire? Het cordon volstaat blijkbaar niet om te verhinderen dat argwaan en racisme blijven uitdijen, in Nederland én in Vlaanderen. Het helpt wel tegen de normalisering van extreemrechts: tot nu toe heeft geen enkele partij een coalitie gevormd met het VB – niet federaal, niet Vlaams, zelfs niet op gemeentelijk niveau. Mogelijk houdt die afspraak in 2024 niet stand: omdat de politieke verschillen te klein zijn geworden, zullen politici met ambitie toch met het VB in zee willen gaan. Want ze gaan ervan uit dat hun kiezers net zo onverschillig geworden zijn als zijzelf. Dat is geen eerbaar verhaal, toch niet voor wie de democratie genegen is. Misschien kan die conclusie de samenleving en haar publieke opinie aan het denken zetten. Wat is er van ons geworden? Wat kunnen en zullen we er nog aan doen? De strijd om het klimaat is urgent, die ter verdediging en versterking van onze democratie is zo mogelijk nog dringender.