In memoriam: Freddy Willockx, de verziende biljarter uit Sint-Niklaas
In Sint-Niklaas is de socialistische politicus Freddy Willockx (1947-2024) overleden nadat hij zaterdagochtend onwel was geworden. Willockx was een man van het volk, een geducht dossiervreter, een socialist met verstand maar ook met een hart – én met streken.
Freddy Willockx is 76 jaar geworden – amper 76 eigenlijk, want hij lijkt al een eeuwigheid mee te gaan. Zijn dood doet denken aan die van zijn mentor, zijn grote voorbeeld, de voorzitter die ‘zijn’ generatie heeft gemaakt en ook zelf op het schild getild werd door diezelfde generatie: Karel Van Miert. Van Miert was amper 67 toen hij in 2009 tijdens het plukken van kersen van zijn ladder viel, ook in juni. Toen weende Freddy Willockx bittere tranen. Er is in dit land niet één belangrijke toppoliticus geweest – en zeker geen man – die er niet voor terugschrok om zijn emoties de vrije loop te laten – dat doe je eigenlijk niet. Behalve Freddy Willockx. Het was zelfs geen kwestie van ‘niet bang zijn’: hij kon niet anders.
Freddy was ‘anders’. Met zijn dikke brillenglazen leek hij al zeer jong op een politicus van eerder gemiddelde leeftijd. Al van bij zijn eerste politieke interventies was hij ernstig, gedocumenteerd ook. Aan de toenmalige Rijksuniversiteit van Gent werd hij assistent van de gezaghebbende, zo niet legendarische professor Marcel Van Meerhaeghe. Zijn mentor was bepaald geen links econoom (hij vond de overheidsinterventie in de West-Europese verzorgingsstaten véél te hoog) – maar wel een origineel denker: Van Meerhaeghe gruwde van een theoretische, te wiskundige opvatting van de economie. Economie had voor alles te maken met Sitz im Leben, naar het populaire begrip bij Duitse filosofen en theologen: theorie én praktijk waren in zijn ogen onlosmakelijk verbonden.
Zoon van het volk
Dat zou ook altijd de basis blijven van het denken en optreden van Freddy Willockx. Hij wilde tegelijk socialist en sociaaldemocraat zijn, hoe dun die grens ook kon zijn, maar hij was tegelijk zeer links in zijn ideologisch denken en zeer pragmatisch in zijn bestuurlijk en politiek optreden. Hij deed er alles aan om binnen de partij in de hoogste cenakels een plaats te krijgen, en gaf ‘men’ hem dat niet, dat wurmde hij zich wel binnen. Tegelijk bleef hij altijd een politicus uit het Waasland en vooral uit Sint-Niklaas, een man van het volk, een biljarter aan het groene laken. Niemand die lepere stoten uit zijn keu kon toveren dan Freddy Willockx. Ook in de politiek. Niemand zag goed in welke richting die bijziende kerel keek, terwijl het antwoord eigenlijk eenvoudig was: Freddy Willockx hield altijd alle hoeken van de tafel tegelijk in de gaten.
Het maakte hem eigenlijk een eersteklas politicus. Als twintiger al sloot hij aan bij de Belgische Socialistische Partij (BSP): daar hadden ze graag dat een getalenteerde assistent van de Gentse universiteit de rangen vervoegde. Van in het begin speelde fast Freddy op twee biljarttafels tegelijk. Binnen de partij durfde hij de leiding – in die tijd niet gespeend van enig biefstukkensocialisme – het vuur aan de schenen leggen met linkse, doordachte, kritieken – meestal in verband met de organisatie van de sociale zekerheid. In Sint-Niklaas was hij een zoon van het volk. Hij was sinds 1970 gemeenteraadslid, maar al in 1973 haalt hij een plaatselijke triomf binnen, door de Tour de France naar Sint-Niklaas te helpen halen. Gruwelijke pech evenwel voor Freddy en de andere leden van het ‘Tour-comité’, want uitgerekend dat jaar doet Eddy Merckx niet mee (Merckx had de vier vorige Tours gewonnen en was daarom in eigen land een halve godheid). Maar een type als Freddy Willockx was eigenlijk geboren voor het geluk: eerst veroverde de populaire Herman Vanspringel aan de aankomst in Sint-Niklaas de gele trui, de volgende dag wint het oer-Vlaamse Watney-team van Frans Verbeeck de ploegentijdrit, ook in Sint-Niklaas.
De toeschouwers zijn het delirium nabij, Willockx smaakt op zijn 27ste reeds de roes van de roem. Eén jaar later (in 1974) is hij schepen, in 1979 wordt hij verkozen in de Kamer, in 1980 reeds is hij staatssecretaris in de regering Martens III. Willockx was niet zomaar staatssecretaris: hij krijgt de bevoegdheid ‘Financiën’. Freddy Willockx was de eerste en is nog altijd de enige socialist die na de Tweede Wereldoorlog enige tijd (de regering viel na zes maanden) zeggenschap had over het bankwezen en de munt. Het was een treffende illustratie voor een overtuigde, dieprode socialist die altijd de beste contacten probeerde te onderhouden met de werkgevers (maar ook met de vakbonden, de ziekenfondsen, de militanten, de inwoners van Sint-Niklaas, en niet te vergeten met de pers – eigenlijk met wie dan ook).
‘Belgicist’ Willockx
Een mooie illustratie zijn de talrijke getuigenissen op sociale media vanuit de hoek van de werkgevers voor een socialist die zogezegd ‘van de oude stempel’ was. Paul Soete, ex-gedelegeerd bestuurder van Agoria, noemde Willockx een ‘boeiende persoonlijkheid.’ Econoom Geert Noels roemt hem zelfs als ‘een lieve man, van in een tijd waarin politici nog hun dossiers kenden ipv op TikTok te zitten.’ Zelfs Gerolf Annemans (VB) had amusante herinneringen aan ‘Belgicist’ Freddy Willockx. En oud-N-VA-politicus (maar voorheen socialist) Siegfried Bracke herinnerde zich Willockx op hetzelfde platform, een paar maanden vóór Willockx’ dood trouwens, in de volgende woorden: ‘De man heeft mij destijds als journalist afgedreigd, uitgescholden en uitgekreten (in die tijd konden we daar tegen), en toch, I like him.’ Wat Bracke schreef over Willockx’ omgang met journalisten is overigens zeer herkenbaar.
Freddy Willockx een man noemen ‘met het hart op de tong’ is een understatement. Alleen mag men nooit vergeten dat tegelijk zijn brein onverdroten bleef draaien. Hij wist wie hij uitschold – wie te onbelangrijk was, kreeg geen aandacht; als hij uit een scheldpartij enig politiek voordeel kon halen, zou hij dat zéker niet nalaten, ook al meende hij zijn eigen uitval niet echt. Zo was Freddy Willockx: niet alleen een economist, een politicus en een socialist, maar ook een charmeur en een opportunist. Hij stak dat ook niet echt weg, en dat maakte hem alleen maar menselijker. Willockx was geen über-politicus, geen man waarbij men automatisch het epitheton ‘toppoliticus’ plaatst – al behoorde hij jarenlang tot de top en werd hij zeer terecht benoemd tot minister van Staat. Freddy Willockx was een alomtegenwoordig figuur, zowel in het parlement als in opeenvolgende regeringen als in Sint-Niklaas als in de media.
Hij was ook immer en altijd bereikbaar. Vele jaren voor de gsm bestond, beschikte Freddy Willockx al over een eigen ‘autotelefoon’. Dat waren hebbedingen die de modale Vlaming alleen kende uit films van James Bond. Maar Willockx beschikte er ook al over – journalisten konden hem bij wijze van spreken dag en nacht bellen, hij nam toch op – ook al waren die ‘autotelefoons’ in werkelijkheid zware meubels die meegesjouwd werden door zijn chauffeur. Hij stootte iedereen om beurt tegen de borst en werd toch in brede kring geliefd. Mede door zijn aparte figuur was hij een van de vaste gezichten van de Belgische politiek. Toen striptekenaar Jan Bosschaert in 1983 zijn destijds hyperpopulaire politieke karikatuur ‘Pest in het paleis’ op papier zette, was Freddy Willockx een hoogst herkenbaar nevenpersonage.
Bijziend en verziend tegelijk
Hij hád ook zijn plaats in de Wetstraat. Willockx leek misschien een volkse, lokale politicus oude stijl, maar hij durfde vernieuwen en moderniseren. Als minister van Pensioenen was hij in de vroege jaren negentig bereid tot stevige ingrepen in de pensioenen, vaak tot grote woede van de vakbonden en de (socialistische) topambtenaren, die zijn hervormingen tot in de rechtbank aanvochten. Jaren voor het begrip ‘vergrijzing’ zijn intrede deed, was Freddy Willockx ermee bezig. De bijziende man met de zo kenmerkende bril was in werkelijkheid vaak een verziend politicus.
Ook inzake partijvernieuwing, bijvoorbeeld. Als allemansvriend had hij natuurlijk goede contacten met de vrienden van het ACW-ACV, de christelijke arbeidersbeweging. Hij zag niet in waarom de verzamelde linkerzijde van Vlaanderen niet samen de vuist kon ballen, en was een gangmaker van wat in 1996 ‘Het Sienjaal’ zou worden – naar het beroemde gedicht van Paul Van Ostaijen. Willockx had zijn stadsgenoot (en Volksunie-eminentie) Maurits Coppieters samengebracht met provincie- en partijgenoot Norbert De Batselier. Samen waren zij auteurs en gangmakers van hogervermeld ’Het Sienjaal’: een doorwrochte en goed voorbereide oproep tot rood, groen en de sociale kant van oranje (klein links werd nog meewarig bekeken) om samen over te gaan tot progressieve frontvorming, en zelfs tot lijst- en wie weet partijvorming. Het werd een slag in het water. Agalev (nu Groen), de Volksunie (de voorloper van, jawel, de N-VA) en de linkerzijde van de CVP hielden die boot gedecideerd af. Verspreide slagorde is bijna dertig jaar later nog altijd te verkiezen boven gebundelde kracht: links is vandaag nog altijd verdeeld over drie tot vier partijen. Coppieters, De Batselier en Willockx vonden nochtans: men hoeft niet te winnen om te wagen.
Tegelijk – en dat kenmerkt hem totaal – bleef Freddy Willockx een dieprode partijman. Toen in 1995 de Socialistische Partij (SP) verstrikt raakte in de zogenaamde Agusta- en Dassault-schandalen, waarbij smeergeld van die militaire vliegtuigfabrikanten uitbetaald werd aan Vlaamse socialisten, was er amper één rots in de branding om een zware verkiezingsnederlaag af te wenden: Louis Tobback. Hij kreeg de welgekomen steun van zijn vriend uit het Waasland, Freddy Willockx, die een even originele als efficiënte campagne bedacht: ‘De SP is nodig.’ Veel progressieven herkenden zich in die slogan, de onvermijdelijke afstraffing werd afgewend – ook al had Willockx zelf een beetje Agusta-geld aangenomen om een lokaal blad van extra middelen te voorzien – en van een betere pro-socialistische pers.
De meest vakbondsvriendelijke
Freddy Willockx was best een durfal. In de late jaren zeventig, vroege jaren tachtig was hij de jongste van de Van Miert-boys, de generatie Vlaamse socialisten die de facto door arrogante PS’ers uit de unitaire BSP was gestampt. Hoezo mocht de BSP – in theorie Vlamingen inbegrepen – niet toetreden tot een francofoon front? Zouden die Vlaamse socialisten hen dat verhinderen – de arrogantie droop ervan af – van de potige André Cools, de intellectueel-arrogante Guy Spitaels, de affairistische Guy Mathot. En ze gíngen op eigen benen staan, de eerste groep volwaardige Vlaamse socialisten – de gebeurtenissen hebben mogelijk een van de meest getalenteerde generatie politici opgeleverd die één partij ooit gezamenlijk ‘afgeleverd’ heeft. De natuurlijke voorzitter, de creatieve en zelfs dappere leider was Karel Van Miert (1942-2009), van dichtbij bijgestaan door ‘staatsman’ Willy Claes (1938). Ze zaten in dezelfde schuit als Louis Tobback (1938), Louis Vanvelthoven (1938) en een groep iets jongere Oost-Vlamingen, Freddy Willockx (1947), Luc Van den Bossche (1947) en Norbert De Batselier (1947).
Freddy Willockx was wellicht de minst Vlaamsgezinde uit die club, de meest vakbondsvriendelijke. Hij hield van ook volkshuizen en van biljartcafés in het algemeen. Hij haalde zijn stemmen bij de man (m/v) in de straat. Als ‘man van het volk’ probeerde hij de kiezer van Sint-Niklaas te overtuigen met affiches met daarop zijn foto, natuurlijk, plus de slogan ‘Hier klopt mijn hart’, die op alle deuren en vensters in de eigen regio dienden te prijken. Een uitbater van een rosse bar ging ook op de uitnodiging in, en elke voorbijganger zag onder het roze neon de foto van Freddy: ‘Hier klopt mijn hart’. Typisch Freddy: in 2010 maakt hij van ‘Hier klopt mijn hart’ de titel van zijn autobiografie. Wie niet met zichzelf kan lachen, is een treurige plant.
Zijn hart heeft trouwens altijd geklopt voor Sint-Niklaas. Tweemaal (1989-1994 en 2001-2010) was hij er zelf burgemeester. Vervolgens gaf hij de sjerp door aan Christel Geerts, de moeder van Conner Rousseau. Toen Rousseau zelf naam begon te maken, was Willockx diens eerste fan. Zelfs zijn felste groupie. Aan Conner mocht niet worden geraakt en toen dit wel gebeurde na het beruchte Roma-incident in november 2023, was Willockx maar in één zaak geïnteresseerd: hoe Conner terugbrengen – als het niet meteen kon in Brussel, dan toch tenminste in zijn Sint-Niklaas. In een reactie na zijn overlijden noemde Conner Rousseau Freddy Willockx ‘zijn politieke opa’.
Dat is zo. Freddy Willockx is tot het einde van zijn dagen politiek actief gebleven. De autotelefoon is al lang vergeten, de gsm wist hij te gebruiken als geen ander – onder meer met Louis Tobback onderhield hij een drukke lijn. Hij besefte goed dat hij verouderde en dat het ene afscheid op het ander zou volgen. Maar zolang dat kon, moeide hij zich ook waar dat kon. Toen Knack hem een laatste keer interviewde op ‘zijn’ stadhuis – in een zij-lokaal, want hij was al even burgemeester af – kwamen plaatselijke bengels voortdurend hun hoofd binnensteken en riepen ze wat spottende dingen. Willockx stond op, zei hen wat hij van ze dacht, sloot de deur en ging verder. Tot die kinderen weer verschenen, Freddy hen opnieuw buiten joeg, enzovoort. De oude coryfee aanvaardde zijn lot maar ging toch door. Het was zijn eigen, koppige vorm van Waardig Ouder Worden.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier