Jan Wostyn
‘In Brussel hebben vooral Vlamingen te weinig respect voor de eigen taal’
‘Zodra Vlamingen de grens naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest oversteken, lijken velen ervan uit te gaan dat zij zich dan in het buitenland bevinden’, schrijft ingeweken Brusselaar Jan Wostyn van Vista. Hij brengt de tweetaligheid van het gewest in herinnering.
Sinds een kleine 3 jaar mag ik mezelf een trotse inwoner noemen van Brussel, de hoofdstad van België en ook nog altijd de hoofdstad van Vlaanderen. De reputatie van Brussel is in de rest van Vlaanderen echter, op zijn zachtst gezegd, niet schitterend. Dat houdt veel Vlamingen weg uit Brussel. Geheel ten onrechte, zo is mijn ervaring na bijna 3 jaar. Brussel bruist wel degelijk, meer dan ooit tevoren, maar onbekend blijft onbemind.
De voorbije jaren is er ook iets wat me is blijven verwonderen: zodra Vlamingen de grens naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest oversteken, lijken velen ervan uit te gaan dat zij zich dan in het buitenland bevinden. Nochtans gaan elke dag zo´n 260.000 mensen uit Vlaanderen werken in Brussel en volgen zo´n 100.000 leerlingen les in het Nederlandstalig onderwijs, meer dan een kwart van alle leerlingen.
Toch gaan Vlamingen plots overal mensen aanspreken in het Frans of Engels, alsof ze toeristen zijn die in een ver exotisch land hun weg proberen te vinden. Het maakt van Vlamingen waarschijnlijk het enige volk ter wereld dat in de eigen hoofdstad niet spontaan zijn eigen taal spreekt. Hoogst gênant bovendien, wanneer een Vlaming in Brussel aan een andere Vlaming in fout Frans in een café vraagt: “Est-ce que c´est libre ce chaise?”.
Uiteraard is het zo dat niet iedereen in Brussel het Nederlands machtig is, al evolueert dat de jongste jaren toch in de goede richting. Het Nederlandstalige onderwijs breekt jaar na jaar records qua aantal leerlingen en er is dus ook een steeds grotere uitstroom op de arbeidsmarkt van jongeren die wel degelijk het Nederlands beheersen. Ook in het Franstalige onderwijs wordt meer en meer ingezet op het zogenaamde immersie-onderwijs, zodat ook steeds meer Franstalige leerlingen het Nederlands functioneel beheersen.
Eigenlijk zijn het vandaag vooral de Vlamingen zelf die te weinig respect hebben voor de eigen taal in Brussel. Zo bleek uit de laatste taalbarometer dat maar liefst 90% van de Nederlandstalige Brusselaars switcht naar het Frans wanneer een lokale ambtenaar hen in het Frans antwoordt.
Daarom toch een kleine handleiding.
Nederlandstaligen die in Brussel in contact komen met de openbare dienstverlening, zouden zich altijd zonder uitzondering van het Nederlands moeten bedienen. De dienstverlening in het gemeentehuis, bij de politie, in rechtszaken, bij openbare ziekenhuizen, bij de NMBS of de MIVB moet altijd bij wet gegarandeerd tweetalig zijn. Wanneer dat in de praktijk niet altijd zo blijkt te zijn, is er geen enkele reden waarom een Nederlandstalige moet “plooien” voor ééntalig Franstalige dienstverlening. Jammer genoeg kiezen de meesten toch voor die optie, soms uit onwetendheid, soms uit gemakzucht. Dit getuigt echter van een zeer kortzichtige houding. Na een zeer lange strijd voor gelijke behandeling van het Frans en het Nederlands in Brussel, is het zonde die verworvenheid niet effectief af te dwingen. Comfortabel is het niet altijd, maar wanneer bijvoorbeeld een politieagent weigert u in het Nederlands te woord te staan, hoeft u echt niet te plooien voor de “arm der wet”.
(Lees verder hieronder.)
Natuurlijk helpt het dan ook niet dat de Vlaamse partijen in Brussel op geen enkele manier nog moeite doen om met voorstellen te komen om de wettelijke tweetaligheid meer dan 30 jaar na de oprichting van Brussel als apart gewest eindelijk af te dwingen. Een eenvoudig voorstel zou erin kunnen bestaan dat elke werknemer in een tweetalige functie 6 maanden krijgt om niveau A1 te halen, nog eens 6 maanden voor niveau A2 en nog een bijkomend jaar voor niveau B1. Mensen die pertinent weigeren Nederlands te leren of spreken in Brusselse openbare diensten horen daar gewoon niet thuis.
Anders is het natuurlijk in de private sector. Daar geldt, zoals in heel België, de Grondwettelijke “vrijheid van taal” (GW art 30). Dat betekent dat een winkelier in Brussel, of elders in het land, u kan aanspreken in een taal naar keuze, zelfs in het Mandarijns, Spaans, Swahili of Urdu. Of dat commercieel verstandig is, is natuurlijk een andere zaak. Ook hier hebben Nederlandstaligen echter de zeer onhebbelijke gewoonte om automatisch wat in het Frans of Engels te stamelen, in plaats van ofwel spontaan in het Nederlands te beginnen, of simpelweg de vraag te stellen: “Spreekt u Nederlands?”.
Uit eigen ervaring heb ik mogen vaststellen dat op de meest onverwachte plaatsen de commerçant best wel een mondje Nederlands kan. Mijn Marokkaanse kapper in Molenbeek had bijvoorbeeld een paar jaar in Nederland gewoond en spreekt de taal prima. De jongeling die een buurtwinkel uitbaat in Sint-Gillis woont eigenlijk in Ninove en was zelfs nog een jaartje naar de hogeschool in Mechelen geweest. De Iraanse kassier van een supermarkt aan de Upsite aan het kanaal, spreekt vloeiend Nederlands, Frans, Engels en Duits. Hij vindt het zelf onbegrijpelijk dat men niet overal in het Nederlands terecht kan in Brussel. De Amerikaan aan de ingang van de Apple Store spreekt smakelijk Nederlands met een typisch Amerikaans accent, enzoverder.
Het is overigens een kleine ergernis of zelfs frustratie bij zowel Vlamingen als Brusselaars met een migratieachtergrond dat zij quasi automatisch altijd in het Frans of Engels worden aangesproken. In haar boek “Op zoek naar vaste grond”, laat Ayan Muhamed Yusuf, protocolverantwoordelijke bij de Vlaamse regering, bijvoorbeeld het volgende opmerken: “Het gebeurt zo vaak: Vlamingen die me aanspreken in het Frans of in het Engels. Alsof het onmogelijk is dat iemand met een andere huidskleur Nederlands spreekt.” Vanuit dat oogpunt is het dus eigenlijk ook in Brussel de meest neutrale en inclusieve houding om elk gesprek gewoon in het Nederlands aan te vatten als dat uw taal is.
Natuurlijk blijft het zo dat er in Brussel ook tal van situaties zijn waar je met het Nederlands niet ver zal komen. Brussel blijft een grootstad waarvan een derde van de bevolking buitenlander is, en de rest van de bevolking vaker dan niet migratiewortels heeft, waardoor het Frans, Engels, Spaans of nog andere talen vaak tot een vlottere communicatie kunnen leiden. Het zou dwaas zijn als Nederlandstalige om al die contacten bij voorbaat uit te sluiten of te schofferen omdat zij het Nederlands (nog) niet machtig zijn.
Tussen de onverzettelijke houding om overal enkel Nederlands te spreken en de houding waarbij een Nederlandstalige automatisch een gesprek in het Frans of Engels aanvat, zit dus een duidelijke tussenhouding die ik hierbij warm wil aanbevelen. Vlamingen in Brussel: spreek uw taal! Maak altijd gebruik van het Nederlands wanneer dat uw wettelijk recht is, namelijk in de openbare sector, of wanneer het mogelijk is, bij alle andere sociale contacten, tenzij zou blijken dat de tegenpartij het Nederlands totaal onmachtig is. En ja, de echte Franskiljons die mordicus weigeren ook maar “dankuwel” of “alstublieft” te zeggen, ze bestaan nog, maar ze zijn een minderheid geworden, niet meer dan een relict uit de vorige eeuw.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier