Walter Pauli analyseert de lokale verkiezingen: het politieke systeem overleefde zichzelf

© Belga
Walter Pauli

Bart De Wever, John Crombez, Mathias De Clercq, Wim Dries, Michiel Hubeau: elke partij heeft zijn winnaar. Dat is een niet onlogische vaststelling in een land met zo veel steden en gemeenten. Maar er zijn wel degelijk verliezers.

Het moet lang geleden zijn dat verkiezingen zo’n geruststellend beeld gaven, toch voor burgers die houden van een stabiel politiek systeem. Het zijn verkiezingen geweest zonder paniekverhalen over de staat van de democratie, zonder aarzelende burgemeesters die moeten uitleggen waarom de burger hun beleid heeft afgestraft, zonder politologen die aandringen op veranderingen inzake beleid, controle of inspraak, zonder commentatoren die alweer besluiten dat de democratie beter verdient.

Nochtans zag het er tijdens de korte maar hevige verkiezingscampagne naar uit dat de critici en opposanten van links en rechts opnieuw vrij algemeen beet zouden hebben. Het Vlaams Belang liet zelfs weten dat het doorbreken van het cordon sanitaire geen thema meer zou worden, want dat de grote doorbraak gewoon zou gebeuren. De vraag was niet óf het cordon ditmaal zou sneuvelen, maar hoeveel keer het doorbroken zou worden. Was het Belang bij de parlementsverkiezingen van 9 juni niet de grootste partij in zo veel Vlaamse gemeenten?

Historische VB-zege

Volgens de letterlijke definitie van het cordon, is het ook na deze verkiezingen nog altijd geen enkele keer doorbroken: nog altijd heeft geen enkele partij zaakjes gedaan met het Vlaams Belang. Misschien leent Jean-Marie Dedecker zich daar straks toe. Maar is hij al niet langer een vage mix: zowat half zichzelf, een kwart N-VA en een kwart Vlaams Belang?

Maar verder heeft dus geen enkele kandidaat-burgemeester van de centrumrechtse partijen CD&V, N-VA of Open VLD het Belang nodig om de sjerp te grijpen of te houden: overal zijn andere coalitiepartners beschikbaar. Ook in Denderleeuw, waar het Vlaams Belang een monsterscore van 38,3 procent heeft behaald, kunnen de andere partijen probleemloos een meerderheid zonder hen vormen.

Analyses die uitgingen van disruptieve verkiezingen waarbij het lokale politieke systeem in elkaar dreigde te klappen, zijn onwaar gebleken.

Hoe dan ook is dit de eerste verkiezing waarin een Vlaams Belanger burgemeester wordt (toch indien een onderzoek naar kiesfraude zonder gevolg blijft). Belanger Guy D’haeseleer maakt in Ninove zijn favorietenrol waar. Met 47,4 procent van de stemmen behaalt hij een absolute meerderheid in zetels. Partijvoorzitter Tom Van Grieken heeft gelijk wanneer hij dit ‘historisch’ noemt. Tegelijk is het vandaag amper politiek relevant. Er gaat geen schok door de Wetstraat, geen rilling door de samenleving. Dat gebeurde wel in 2006, toen Filip Dewinter een machtsgreep beoogde in Antwerpen maar dat verijdeld werd door Patrick Janssens (toen SP.A). D’haeseleer is al zo vaak geportretteerd als de bezige, rechts-populistische allemansvriend dat zijn abjecte antivreemdelingendiscours erbij genomen wordt. Zijn ranzige taaltje verschilt ook niet zo veel van dat van best wat andere politici, niet-Belangers inbegrepen. Dát is verontrustend voor de staat van de democratie, veel meer dan de sjerp voor D’haeseleer.

‘Als het in Ninove bij moslimpesten blijft, dan mag het Vlaams Belang het vergeten’

Maar de politieke storm die veel waarnemers dreigden te ontwaren is nooit echt opgestoken. Analyses die uitgingen van disruptieve verkiezingen waarbij het lokale politieke systeem in elkaar dreigde te klappen – zo ook onlangs in Knack – zijn onwaar gebleken. Het Vlaams Belang en de PVDA hebben op veel plaatsen stemmen en zetels gewonnen, maar politiek relevant is het verschil niet. Vergeleken met de parlementsverkiezingen van 9 juni, toen het Belang in tal van gemeenten de grootste partij werd en de PVDA overal fors groeide, is dat vandaag veel minder het geval.

Wellicht is dit een van de grote conclusies: ‘het systeem’ hield niet zomaar stand, ‘het systeem’ heeft gewonnen.

Van lage opkomst tot eerste Vlaams Belang-sjerp: 9 blikvangers van de lokale verkiezingen van 13 oktober

Niet bedreigend

PVDA’er Jos D’Haese heeft in Antwerpen zijn linkse favorietenrol nochtans waargemaakt. Niet minder dan 20,2 procent van de Antwerpse kiezers gaf gehoor aan de oproep ‘Stem Jos’. De PVDA heeft meer gemeenteraadsleden dan ooit, maar die winst maakt niet echt indruk meer: de partij blijft hangen rond de 22,5 procent van de Vlaamse verkiezingen.

Dat oordeel is hard, unfair zelfs, maar het is wel een realiteit. De alomtegenwoordigheid van Jos D’Haese was een voordeel in de campagne, maar wat is de politiek-maatschappelijke relevantie ervan een dag na de verkiezingen? Het establishment blijft namelijk waakzaam tegenover de PVDA, zeker als het gaat over haar invloed in de vakbond en dus op het sociaal overleg. Maar de goegemeente laat zich geen angst meer aanpraten over ‘de communisten’, eenvoudigweg omdat een partij met D’Haese als kopman niet gevaarlijk oogt. De PVDA is niet echt systeembedreigend meer.

Wellicht is dat een van de grote conclusies: ‘het systeem’ hield niet zomaar stand, ‘het systeem’ heeft gewonnen. Dat wankelt al sinds 1994. Toen werd burgemeester Bob Cools (SP) wandelen gestuurd om de ‘politieke vernieuwing’ zichtbaar te maken: er móést minstens één kop rollen. Zes jaar later, in 2000, moesten er zelfs twee speciale ‘wijzen’ worden aangesteld – de liberaal Andries Kinsbergen en de socialist Jos Wijninckx – om de gemoederen te bedaren en een nieuw Antwerps college gevormd te krijgen. Allemaal wegens dat vermaledijde Vlaams Belang.

Het zegevierende systeem heeft zelfs een gezicht: Bart De Wever. Het was meer dan een vette knipoog naar zichzelf dat hij zich bij de intrede in de zaal vol N-VA-militanten liet voorgaan door zijn zoon in de rol van aquilifer ,die de SPQA-afkorting (’De senaat en het volk van Antwerpen’) met daarbovenop een adelaar op een stok voor zich uitdroeg. De Wever als de bevelhebber-legaat van het onverslaanbare N-VA-legioen. Maar altijd bereid tot een gewapende vrede.

© Belga

Politieke Pogacar

Sinds de federale verkiezingen van 2010 is de N-VA met De Wever als boegbeeld vier keer op rij de grootste Vlaamse partij bij nationale verkiezingen en sinds 2012 ook drie keer op rij de grote winnaar van de Antwerpse verkiezingen. Met 37,2 procent – bijna twee procentpunt meer dan zes jaar geleden – heeft hij alle andere partijen zo ver achter zich gelaten dat zelfs de 20,2 procent van de PVDA een niemendalletje lijkt. Het heeft veel weg van de overwinning van Tadej Pogacar op Remco Evenepoel in de Ronde van Lombardije, ook dit weekend: de voorsprong van de Sloveen was zo groot dat de knappe tweede zowat vernederd werd.

Bart De Wever is op dit moment een zegevierend partijvoorzitter, een succesvol burgemeester en een formateur die wellicht een coalitie tot stand zal brengen – er is geen alternatief, én door de verkiezingsuitslagen van Vooruit en CD&V hebben ook de andere (Vlaamse) partners weinig tot geen frustraties te verteren.

De Wever gaf het goede voorbeeld. De belangrijkste N-VA-burgemeesters hielden stand. Van sommigen was dat verwacht en zij deden het ook echt goed. Christoph D’Haese in Aalst, bijvoorbeeld (licht verlies van 33,2 naar 31,2 procent, maar goed 10 procentpunt meer dan de nummer twee, het Vlaams Belang met 20,9 procent), en ook Steven Vandeput (zij het met een kartellijst N-VA/Open-VLD) in Hasselt en Theo Francken in het bescheidener Lubbeek. In Sint-Niklaas steeg Lieven Dehandschutter (27,5 procent) boven zichzelf uit door de op genoegdoening beluste Conner Rousseau (Vooruit) voor te blijven. Het verschil is iets groter dan de socialisten laten doorschemeren, al moet het gezegd dat Vooruit daar een reuzensprong maakt van 12,6 procent in 2018 naar 25,6 procent nu.

INTERACTIEVE KAART: bekijk hier de verkiezingsuitslag in uw gemeente

Demir, grote verliezer

En toch incasseerde de N-VA ook zichtbare nederlagen. In Genk doet Zuhal Demir wel wild vanwege de mooie vooruitgang die de N-VA onder haar leiding heeft geboekt (van 27,6 naar 30,1 procent), maar ze verzwijgt ook dat het verschil met de CD&V van burgemeester Wim Dries (van 38,6 naar 43,2 procent) nu zelfs wat groter is geworden dan zes jaar geleden.

Demir is politiek gezien een van de grootste verliezers van deze verkiezingen. Eerst zorgde ze zelf voor drama door minder dan veertien dagen na haar eedaflegging haar zwaarwegende Vlaams ministerschap (Onderwijs en Werk) ter beschikking te stellen, ‘indien ze burgemeester zou worden’. Nu mag ze, als vernederde verliezer, terug naar af. De kans bestaat dat het onderwijs of het VDAB-personeel de prijs zal betalen voor een minister die haar eigen schande zal proberen af te wentelen door zich te profileren met nog daadkrachtiger en eigenzinniger beleid dan we al van haar gewoon zijn.

Zuhal Demir © Belga

In Turnhout verliest burgemeester Paul Van Miert met zijn N-VA-CD&V-kartellijst (21,2 procent) de sjerp met afgetekend verschil aan Hannes Anaf (30,4 procent). Anaf is een van de socialisten die het herstel van hun partij het scherpst in de verf zetten. Maar de grote vedette is de Leuvense burgemeester Mohamed Ridouani. Hij behaalde zelfs 41,7 procent – Louis Tobback was de eerste om erop te wijzen dat hij zelf nooit zo’n score heeft kunnen behalen.

Verder maakt ex-partijvoorzitter John Crombez (met een fameuze 38,6 procent in Oostende) meteen zijn politieke comeback. Dat compenseert ruimschoots het verlies van, bijvoorbeeld, burgemeester Hans Bonte in Vilvoorde tegen het Open VLD-CD&V-kartel met de liberale schepen Jo De Ro als lijsttrekker.

Het is een interessante paradox. Ongetwijfeld profiteren de Vlaamse socialisten van de renouveau die Conner Rousseau heeft ingezet. Alleen zijn de winnende figuren allesbehalve Rousseau-clonen. Crombez komt nog altijd moeilijk uit zijn woorden, Anaf is een dossierman pur sang, en niemand die zo rustig en beheerst blijft als Ridouani. Vandaar dat hij relatief weinig opduikt in de media – journalisten weten dat Ridouani geen interviews geeft om de boel wat op te poken. Hij doet er zijn grote voordeel mee.

Die eerder zakelijke aanpak kenmerkt ook de twee vrouwelijke Vooruit-kopstukken die in de grootsteden Antwerpen (Kathleen Van Brempt) en Gent (Freya Van den Bossche) de partij sterker hebben gemaakt dan zes jaar geleden. Bovendien heeft Vooruit in beide steden afstand genomen van Groen. Zes jaar geleden was Groen zowel in Gent als in Antwerpen ‘marktleider op links’. Markten zijn volatiel.

Vandaag is Vooruit in Antwerpen en Gent zeker van een plaats in het schepencollege. Voor Groen blijft het afwachten of dat nog kan in Gent. Na een campagne vol wederzijdse vuilbekkerij heeft Voor Gent, het kartel van Mathias De Clercq en Freya Van den Bossche, met onverhoopt ruim verschil gewonnen van het Groen van Filip Watteeuw en Hafsa El-Bazioui (zij klopt Watteeuw trouwens qua voorkeursstemmen).

Het verschil tussen Voor Gent en Groen is 32,5 versus 24,6 procent. Het is niet zeker of Groen een plaats krijgt in het schepencollege. De kans bestaat dat de N-VA (van 12,1 naar 17,8 procent) die kans krijgt. De partij stelt zich met Anneleen Van Bossuyt als lijsttrekker minder hard op dan voorheen.

Gents burgemeester Mathias De Clercq en zijn Voor Gent-collega’s. © Belga

Bezinning

In Antwerpen blijft de coalitie van N-VA en Vooruit wellicht overeind. Groen is niet echt nodig. De partij valt terug van 18,1 naar 10,7 procent. Lijsttrekker Bogdan Vanden Berghe weet ook wel dat zijn missie mislukt is. In 2018 was Groen met Meyrem Almaci nog voor het eerst de grootste linkse partij van ‘t Stad. In 2024 is Groen voor het eerst de kleinste, na PVDA en Vooruit.

Groen kan zich in het beste geval optrekken aan de nieuwe groene burgemeester van Mortsel, Michiel Hubeau. Zijn kartel Groen-Vooruit behaalde er een prachtscore van 38,3 procent. Daarmee heeft Mortsel, twaalf jaar na Ingrid Pira (2001-2012), opnieuw een groene burgemeester. Verder krijgen de groenen bijna overal een pak rammel.

Ze hebben nochtans hun koers proberen bij te sturen na de al evenmin succesvolle parlementsverkiezingen, zeker op het vlak van communicatie. Ze hebben een duidelijker profiel proberen aan te nemen door bijna exclusief copartijvoorzitter Nadia Naji uit te spelen in de media en Jeremie Vaneeckhout wijselijk op stal te laten. Ook dat is niet gelukt. Een ernstige bezinning over koers, aanpak en werking is geboden.

Dat geldt ook voor de Open VLD, al zullen de Vlaamse liberalen nog altijd proberen te feesten vanwege de ‘successen’. Voorop staat dan het behoud van de sjerp door de belangrijkste zittende burgemeesters, zoals Mathias De Clercq in Gent, Bart Somers in Mechelen en Ruth Vandenberghe in Kortrijk. Eén bemerking hierbij: alle drie leidden ze een kartellijst (respectievelijk Voor Gent, Voor Mechelen en Teamburgemeester-Stadslijst). Nergens is de Open VLD op eigen kracht en dus ook niet onder eigen naam overeind gebleven.

Het einde van de CD&V is al vaker aangekondigd. Alweer vocht Samy Mahdi met succes voor het overleven van zijn partij.

Optimistische vaststelling

Verder deden sommige liberale toppers het ook in kleinere gemeenten goed, zoals Alexander De Croo in Brakel en Egbert Lachaert in Merelbeke-Melle. Tegelijk is er ook de pijnlijke afgang in Oostende. Burgemeester Bart Tommelein krijgt er met zijn Trots op Oostende (19,4 procent) zó’n harde klap (Vooruit was met 38,6 procent zelfs bijna 20 procentpunt groter), dat hij meteen het einde van zijn politieke loopbaan heeft aangekondigd.

In de centrumsteden Antwerpen en Leuven haalt de liberale partij zelfs de kiesdrempel niet. De Open VLD kan denken dat dit erop wijst dat ‘de ommekeer’ nu al is ingezet, maar daarmee zou ze zichzelf zand in de ogen strooien. De partij is niet dood, maar gezond is ze ook niet. Er zal hard gewerkt moeten worden, en vooral verstandig geageerd.

Dat geldt ook voor de CD&V. Het einde van de christendemocratie is al vaker aangekondigd, alweer heeft voorzitter Sammy Mahdi met succes gevochten voor het overleven van zijn partij. Het beeld is hoe dan ook gemengd. Op het platteland en in verkavelings-Vlaanderen hield de CD&V behoorlijk stand – onder welke naam de partij ook uitkwam. In de steden waar het werkelijk van belang was, heeft de partij ook gewonnen. Dat is op eigen kracht gelukt door de burgemeesters Dirk Defauw in Brugge en Wim Dries in Genk. In Kortrijk zit de CD&V mee in het winnende kartel van Ruth Vandenberghe. En anders dan de Open VLD blijft de CD&V in Antwerpen nipt overeind, zij het met één magere zetel. Maar waar een zetel is, is hoop.

Sammy Mahdi woont in Vilvoorde. Hij is in zijn eigen gemeente verkozen op de zegevierende kartellijst Open VLD-CD&V. Vanuit zijn perspectief, ergens aan het kanaal tussen Brussel en Antwerpen, heeft de CD&V weer uitzicht op meer. Het Vlaanderen dat ooit op maat gemaakt leek van de christendemocratie, heeft standgehouden. Zij het niet overal: in Tienen heeft Katrien Partyka de duimen moeten leggen voor de enige echte outsider, hoogleraar Jonathan Holslag. Met de lijst Durf behaalt hij 31 procent en wordt hij vanuit het politieke niets de nieuwe burgemeester. Holslag is een centrumfiguur met uitgesproken meningen. Zijn missie is het herstel van de kracht en de weerbaarheid van deze samenleving. Holslag zal geen bom gooien op dit land.

Mahdi’s CD&V is intussen al lang niet meer de grootste partij. Maar de CD&V bestuurt mee in de Vlaamse regering, straks ongetwijfeld ook in de federale, ze bestuurt mee in de dorpen en in een aantal cruciale steden. Zoals de CD&V-top lang geleden zong: ‘Mooi, het leven is mooi.’ Al waren er toen ook onweerswolken.

Maar dit Vlaanderen van steden en gemeenten heeft de voorspelde politieke orkaan wel doorstaan. In het slechtste geval likken sommige partijen hun wonden, maar voorlopig is er geen begrafenis gepland. En dat is vandaag op het hele Europese continent al een optimistische vaststelling.

Partner Content