Maurits Vande Reyde (Open VLD)

‘Het Vlaamse zwijgakkoord was al op leven na dood. Door het stikstofdecreet is het definitief begraven’

Maurits Vande Reyde (Open VLD) Vlaams Parlementslid (Open VLD) en oud-voorzitter van Jong VLD

Dat Vlaamse Parlementsleden een eigen stikstofdecreet indienen is naar de zin van Vlaams volksvertegenwoordiger Maurits Vande Reyde (Open VLD). ‘Wie blijft vasthouden aan oude politieke gewoonten zoals het zwijgakkoord, voert een hopeloze strijd.’

De rol van het parlement is al jarenlang stof tot discussie. Voor de ene wordt het vele harde werk in de luwte niet naar waarde geschat. De andere voert er liefst heftige debatten in een politieke arena.

Over één ding is iedereen het wel stilaan eens: zowel het Vlaams Parlement als de Kamer zijn momenteel niet de spil van de democratie. Ooit was dat nochtans zo door John Locke ontworpen in de ‘Trias Politica’.

Vandaag zijn regeringen en partijen nog steeds oppermachtig. Dat is paradoxaal. In theorie vertrekt elke euro en alle wetgeving vanuit de stoelen van het parlement. Niemand die deze macht van ons, volksvertegenwoordigers, met harde hand afneemt. We geven die vrijwillig uit handen. Tot voor kort alleszins.  

De laatste jaren schuurt dat bij vele parlementsleden immers feller dan een strakke loopshort tijdens een marathon. Steeds meer verkozenen nemen er geen vrede meer mee. Opvallend: vooral in de meerderheidspartijen begint die democratische breuk hevig te kraken. We willen in de eerste plaats vertegenwoordiger van mensen zijn. Dat zit in onze titel: volks-vertegenwoordiger. Geen afgeleide van partij of minister.

In die evolutie is het fameuze ‘zwijgakkoord’ (volgens sommigen: een ‘samenwerkingsakkoord’) een gedateerd relikwie geworden. Volgens deze afspraak mogen leden van de meerderheid geen enkele daad van betekenis stellen in het Vlaams Parlement, zonder dat de andere meerderheidsfracties – en bij uitbreiding: hun ministers, kabinetten en partijen – daar akkoord mee zijn.

Al bij het begin van de legislatuur voorspelde ik dat dit democratisch onhoudbaar is. Ik kreeg snel gelijk.

De laatste jaren stelden parlementsleden steeds vaker eigen inhoudelijke accenten op cruciale thema’s, los van de partijtucht. Dat leidde zelfs tot afwijkend stemgedrag binnen fracties, meerderheid en oppositie. In de diepte werkten parlementsleden als Willem-Frederick Schiltz (Open VLD) aan steengoede plannen om de parlementaire macht te versterken. Zelfs het afschaffen van regeringskabinetten werd daarbij geopperd.

Ikzelf bracht een resolutie naar het parlement die eerder technisch leek, maar wel cruciaal was om de wachtlijsten voor mensen met een beperking weg te werken. Eén meerderheidspartij weigerde na uitvoerig overleg mee te werken. Ik nam er akte van, maar vond het te belangrijk om niet te behandelen. Sommige parlementsleden, nog niet uit het moeras van de oude politieke cultuur getrokken, vonden dit schandalig oncollegiaal. Maar kijk: er werd gedebatteerd. De problematiek werd voor het eerst uitvoerig in kaart gebracht. Er was zelf een stemming, stel je voor. En – oh wonder! – de wereld bleef nadien draaien.

Waarom zouden we in godsnaam schrik moeten hebben van onze eigen democratische kracht?

(Lees verder dan de preview)

Wetstraatanalisten

In navolging daarvan brengen nu ook enkele uitstekende parlementsleden het stikstofdossier naar de plaats waar het hoort: het parlementair halfrond. Het zwijgakkoord was al op leven na dood. Met deze daad is het definitief begraven. Dat is in democratisch opzicht een uitstekende zaak.

Onderwerpen van cruciaal belang zouden altijd rechtstreeks naar het parlement moeten gaan. Zeker als ministers er zich hopeloos en meermaals in vastrijden. Met alle economische schade van dien. Hoe meer ogen, handen en hersenen mogen beslissen, hoe beter het beleid.

Dat wil niet zeggen dat elke samenwerking taboe is. Meerderheid en oppositie kunnen gerust blijven bestaan. Wanneer het echt niet lukt, moet je de dingen wel open en bloot durven bespreken. Met alle expertise en adviezen. En uiteindelijk de volksvertegenwoordiging laten beslissen.

Dat is hoe een volwassen democratie werkt. We kijken soms vreemd naar het Europees Parlement of de Amerikaanse dynamiek, waar op verhitte momenten alternatieve meerderheden ontstaan. Die systemen staan democratisch echter verder dan het onze. Je wordt verkozen om het volk te vertegenwoordigen. Daarvoor werk je trouw, eervol en dikwijls zelfs in vriendschap samen met gelijkgezinden binnen een partij. Vervolgens zoek je met andere strekkingen naar raakpunten, zodat je ook vaker wel dan niet tot meerderheden komt.  

Dat is een voor de hand liggend democratisch principe. Toch lijken velen het nog steeds als iets buitenaards te zien. Kijk maar naar de reacties van wetstraatanalisten op het feit dat moedige parlementsleden opstaan in het stikstofdossier. Meteen is het ‘ruzie’, ‘onenigheid’ en worden er ‘partijen tegen de muur gekwakt’.

Gek toch: dezelfde waarnemers die steeds klagen over de gebrekkige rol van het parlement, geven als eerste kritiek wanneer datzelfde parlement zijn macht wél eens naar zich toetrekt.

Het verdwijnen van het zwijgakkoord en de evolutie naar meer democratische volksvertegenwoordiging zijn een uitstekende zaak. We zouden daar nog veel verder in moeten gaan. Het parlement zou over alles moeten beslissen. Partijen zijn daarvoor een middel van samenwerking. En ministers moeten zich maar beperken tot de uitvoering van wat wij, 124 verkozenen, als afspiegeling van de bevolking willen.

Zolang we daar nog niet zijn, zal de democratische breuk blijven schuren. Maar ik kan daar met een gerust gemoed een nieuwe voorspelling over maken: wie blijft vasthouden aan oude politieke gewoonten als het zwijgakkoord, voert een hopeloze strijd.

Partner Content