Het rapport van de regering-De Croo: ‘Landen zonder index hebben de koopkracht minstens even goed beschermd’

© Xavier Truant

Je kunt de economische prestaties van de regering-De Croo maar beoordelen als je ze vergelijkt met de rest van Europa. Gert Peersman (UGent) deed dat op verzoek van Knack: ‘België is het enige land dat zowel met de vergrijzingskosten als de overheidsfinanciën in slechte papieren zit. Daar heeft de regering-De Croo niets aan gedaan.’

Econoom Gert Peersman selecteerde zes parameters om het economische beleid van de regering-De Croo te wikken en wegen: economische groei, jobcreatie, concurrentiekracht, inflatie, koopkracht en overheidsfinanciën. Twee vaststellingen springen bij zijn analyse in het oog. Eén, de jobcreatie waarmee premier Alexander De Croo (Open VLD) uitpakt is niet zo flink als ze lijkt, want het aantal mensen dat bij ons werkt steeg minder dan elders in Europa. Twee, landen zonder automatische loonindexering wisten hun koopkracht minstens even goed te vrijwaren als België. In die landen is er nu ruimte voor echte loonstijgingen boven op de index, terwijl wij eerst die talrijke loonindexaties van de afgelopen jaren moeten uitzweten om de competitiviteit te herstellen.

En Peersman ziet nog iets wat ‘jammer genoeg’ uniek is voor België : ‘We hebben én ongezonde overheidsfinanciën én hoge vergrijzingskosten, geen enkel ander Europees land kampt met beide. Dat maakt dat we voor zware jaren staan.’

1. Meer economische groei vooral dankzij overheidsconsumptie

‘We doen het goed. Heel goed zelfs’, zegt Peersman als hij de eerste grafiek erbij haalt: economische groei per hoofd van de bevolking. België doet het in de periode van 2019 tot 2023 met 3,3 procent groei beter dan de eurozone (2,6%) en ook beter dan alle buurlanden. Daarbij valt meteen op: Duitsland doet het echt wel slecht. Ooit was het land de motor van Europa, waarvan België zogezegd een aanhangwagentje was, nu zag het zijn economie (per hoofd van de bevolking) krimpen met 1 procent.

Misschien is de economie de voorbije jaren forser gegroeid dankzij maatregelen van de regering-Michel.

Nog beter nieuws voor de huidige regeringspartijen: België deed het onder de regering-De Croo aanzienlijk beter dan onder de regering-Michel. De economische groei per inwoner was tijdens de regeerperiode 0,7 procent beter dan de eurozone, de regeerperiode daarvoor deden we het 2,7 procent slechter. Natuurlijk kun je eindeloos discussiëren over wat precies de redenen zijn voor die economische groei – zoals voor alle cijfers die we hier bespreken te argumenteren valt dat lang niet alleen het beleid van de regering bepalend is geweest. ‘Je kunt zelfs de omgekeerde interpretatie niet uitsluiten’, merkt Peersman op. ‘Misschien is de economie de voorbije jaren forser gegroeid omdat de regering-Michel de maatregelen heeft genomen die daarvoor nodig waren. We hebben in ieder geval een achterstand ingehaald die voor 2019 was opgelopen. We hebben trouwens door de covidcrisis ook geen permanente schade opgelopen, dat is een straffe prestatie.’

Het is niet zo dat onze bedrijven minder hebben geëxporteerd en geïnvesteerd door de hoge loonkosten. Integendeel.

Waaruit bestond die economische groei vanaf 2019 precies? Een aanzienlijk deel, zo zegt Peersman, en ook meer dan het gemiddelde voor de eurozone, was overheidsconsumptie. Dan gaat het niet over transfers zoals uitkeringen en pensioenen, die ook gestegen zijn, maar wel over meer uitgaven in de gezondheidszorg, meer ambtenaren en een groter overheidsapparaat. Tegelijkertijd zijn ook wel onze export en de bedrijfsinvesteringen (iets) harder gestegen dan in de rest van de eurozone. ‘Het is niet zo dat onze bedrijven minder hebben geëxporteerd en geïnvesteerd door de hoge loonkosten’, aldus nog Peersman. ‘Integendeel.’

Verder valt het op dat ook de arbeidsproductiviteit in België sterker is gestegen dan in de eurozone: 1,4 procent vergeleken met slechts een half procent. Die productiviteit is een stokpaardje van economen als Peersman, maar toch is hij niet heel erg onder de indruk. ‘Ik denk niet: wauw, eindelijk groeit onze productiviteit weer’, zegt hij erover. ‘Om de vergrijzingskosten te betalen moeten we dat cijfer eigenlijk ieder jaar halen, in plaats van over een hele regeerperiode.’

2. Werkzaamheidsgraad groeit minder dan elders

Het was misschien wel dé teleurstelling van de regering-Michel, die ook bleek uit het rapport dat Peersman vijf jaar geleden van dat regeringsbeleid opstelde voor Knack: die regering maakte het bedrijven naar de zin, met bijvoorbeeld een indexsprong, in de hoop dat zij jobs zouden creëren, maar dat viel erg tegen. De ondernemingen staken de belastingverlagingen toen op zak als extra winsten.

Het zou makkelijker moeten zijn om rond de werkzaamheidsgraad terrein in te halen.

Ook de regering-De Croo legde zichzelf ambitieuze werkgelegenheidsdoelstellingen op, maar deed bijster weinig om die vervolgens ook effectief te behalen. Dat laat zich zien in de resultaten. De werkgelegenheid steeg weliswaar evenveel als in de andere landen van de eurozone, maar de werkzaamheidsgraad, het aantal mensen van de bevolking op beroepsleeftijd dat werkt, steeg hier aanzienlijk trager: slechts 1,3 procent in vergelijking met 2,1 procent. ‘Dat is niet goed, zeker als je weet dat België al een lagere werkzaamheidsgraad had’, zegt Peersman. ‘Het zou makkelijker moeten zijn om terrein in te halen. Dat is niet gebeurd: de achterstand wordt groter. Die kloof groeit ondertussen al tien jaar.’

We gaan vanzelf richting een werkzaamheidsgraad van 80 procent. Maar het is een mythe dat we daarmee het gat in de begroting kunnen dichten.

En wat als we werkzaamheidsgraad onder de regering-Michel en onder de regering-De Croo naast elkaar leggen in vergelijking met de eurozone? Dan deden ze het allebei 0,8 procentpunt minder goed dan het gemiddelde van de eurozone. Ook de voorbije jaren kwamen er nochtans weer serieus wat jobs bij – meer dan 250.000. Deels is dat te verklaren doordat de bevolking ook eenvoudigweg toenam. ‘De werkzaamheidsgraad stijgt overigens ook op natuurlijke wijze’, legt Peersman uit. ‘Dat komt onder meer omdat onder jongeren veel meer vrouwen actief zijn op de arbeidsmarkt dan onder ouderen. We gaan vanzelf richting een werkzaamheidsgraad van 80 procent, wat alle partijen zeggen te willen. Tegen 2035 zal het zonder nieuwe beleidsmaatregelen 78 procent zijn. Alleen zitten die cijfers al verrekend in alle projecties over onze overheidsfinanciën. Het is dus een mythe dat we daarmee het gat in de begroting kunnen dichten.’

Ook de werkzaamheidsgraad van 65-plussers stijgt trager dan in andere landen. Volgend jaar verhoogt de pensioenleeftijd met een jaar, en in 2030 nog eens, dus in de volgende regeerperiode zou dat meer moeten opleveren. ‘Ik ben benieuwd hoe groot dat effect zal zijn, want niet iedereen zal straks twee jaar langer werken.’

3. Loonhandicap werd weer groter

Hoe competitief zijn onze bedrijven? Voor een exporteconomie als de onze een belangrijke vraag, maar ook een die de voorbije jaren niet zo heel veel werd gesteld. Terwijl de regering-De Croo, en ook de Vlaamse regering-Jambon, alles deden om onze koopkracht te beschermen tijdens de corona- en energiecrisis, is onze loonhandicap weer erger geworden: onze loonkosten per uur zijn 5 procent meer gestegen dan het gemiddelde van de eurozone.

Als we de loonkosten per eenheid product vergelijken, zien we duidelijk het verschil met de regering-Michel, die onder meer een indexsprong doorvoerde. Toen stegen de loonkosten aanzienlijk minder dan het gemiddelde van de eurozone, en werd de loonhandicap weggewerkt. ‘De regering-Michel koos duidelijk voor loonmatiging, de regering-De Croo heeft ervoor gekozen om geen indexsprong door te voeren’, vat Peersman samen. ‘Het is een jojo die we in wel meer cijfers zien terugkeren: de ene regering trok de teugels strakker aan, de volgende liet ze weer losser. De boodschap aan de komende regering is duidelijk: er zal opnieuw geen ruimte zijn voor loonsverhogingen boven op de index. Eerst zullen we de achterstand met het buitenland weer moeten inhalen.’

Heel opmerkelijk is wel dat die gestegen loonkosten amper terug te zien zijn in onze exportprijzen, die maar een half procentje meer zijn gestegen dan in de rest van de eurozone. Met andere woorden: exportbedrijven hebben de gestegen loonkosten niet doorgerekend in hun prijzen en zijn concurrentieel gebleven in het buitenland. Hun winstmarges zijn bijgevolg gedaald, terwijl ze onder de regering-Michel stegen. ‘Die buffers hebben bedrijven aangesproken’, vertelt Peersman. ‘Of dat goed is, hangt af van je perspectief. Bij export gaat het voordeel van die lagere winstmarges naar de buitenlandse klanten. Het is een transfer van Belgische aandeelhouders naar het buitenland. De Belgische consument heeft daar niets aan.’

4. Inflatie lag veel hoger door indexatie lonen

De levensduurte nam tussen eind 2019 en maart dit jaar in ons land met 20,9 procent toe. ‘Dat is 2,1 procent meer dan het gemiddelde in de eurozone’, aldus Peersman. ‘Tijdens de regering-Michel was de inflatie bij ons ook 3,6 procent hoger dan het Europees gemiddelde. Dat betekent dat de prijzen hier de voorbije tien jaar met 5,7 procent meer geklommen zijn dan in de eurozone.’

De inflatie steeg de voorbije jaren zo sterk omdat de energieprijzen de pan uit rezen. Stegen die energieprijzen bij ons meer dan elders? ‘Nee, integendeel’, zegt Peersman, die zelf verrast was door die bevinding. ‘Tijdens de regeerperiode-De Croo stegen de energieprijzen bij ons met 38 procent, in Frankrijk met bijna 40 procent, in Nederland met 44 en Duitsland met 45 procent. Onze energieprijzen klommen dus niet zo sterk als in de meeste andere Europese landen.’

Waar komt onze hoge inflatie dan wel vandaan? Peersman: ‘Door de stijging van de prijzen van de diensten, van een knipbeurt bij de kapper over de herstelling van de waterleiding tot een bezoek aan de garage. Die werden in België bijna 17 procent duurder en dat is veel meer dan in de andere landen. Dienstenprijzen worden erg bepaald door de loonkosten. En zo komen we bij wat ik de boemerang van de index noem.’

De prijzen stegen om die hogere loonkosten te compenseren, waardoor de inflatie hier hoger ligt dan elders.

Peersman legt uit: ‘Om ons tegen de inflatie te beschermen en onze koopkracht te vrijwaren kennen we in België de automatische loonindexering. Als het leven duurder wordt, worden de lonen automatisch opgetrokken. We hebben gezien dat de exportbedrijven hun prijzen vervolgens niet hebben opgedreven om concurrentieel te blijven, maar op de Belgische markt gebeurde dat wél. De prijzen stegen telkens om die hogere loonkosten te compenseren, waardoor de inflatie hier hoger ligt dan elders.’

De koopkracht is tijdens de regeerperiode-De Croo zeker gestegen – maar niet voor iedereen.

Ook al werd het tegenovergestelde vaak beweerd, bij ons was er de voorbije jaren geen sprake van graaiflatie, waarbij bedrijven de stijgende kosten bovenmatig doorrekenden in de prijzen: ‘De prijsstijgingen kwamen er niet door hogere winstmarges van de bedrijven – die stegen bij ons minder dan in de eurozone. In onze buurlanden steeg de brutowinst feller dan de loonkosten, maar bij ons was dat omgekeerd: de loonkosten stegen met 17 procent, de brutowinst met 14 procent. Nee, bij ons was vooral de stijging van de loonkosten de bron van hogere inflatie. De conclusie is duidelijk: niet graaiflatie maar wel “indexflatie” was de belangrijkste oorzaak van de prijsstijgingen.’

5. Koopkracht op lange termijn niet gevrijwaard

‘De koopkracht is tijdens de regeerperiode-De Croo zeker gestegen’, zegt Peersman. Volgens de OESO is het reëel netto beschikbaar inkomen per inwoner bij ons tussen 2019 en 2023 met 1,1 procent gestegen. Dat cijfer ligt niet veel hoger dan het gemiddelde van 0,8 procent stijging in de eurozone. Peersman: ‘Ter vergelijking: tijdens de regering-Michel steeg de koopkracht met 5,5 procent, maar in de eurozone was dat toen 8 procent, toen deden we het dus 2,5 procentpunten slechter.’

‘Ik vind het überhaupt een opmerkelijke prestatie dat we tijdens de corona- en energiecrisis een milde stijging van de koopkracht kenden. De index heeft de koopkracht zeker ondersteund. Maar volgens de OESO zal in een meerderheid van de Europese landen de koopkracht tussen 2019 en 2024 in totaal meer zijn gestegen dan bij ons. En al die landen hebben geen automatische loonindexering. Dus landen zonder automatische loonindexering hebben hun koopkracht minstens even goed en zelfs beter weten te vrijwaren dan België.’

Nu moeten we jarenlang de opgebouwde loonhandicap uitzweten met loonmatiging, terwijl andere landen ruimte hebben voor reële loonstijgingen.

Dat lijkt merkwaardig, maar is dus het gevolg van de hogere inflatie in ons land. De indexflatie heeft in haar eigen staart gebeten. De loonstijgingen hebben zichzelf grotendeels tenietgedaan door de prijzen opnieuw te verhogen. Bij landen zonder index zijn de prijzen minder gestegen. ‘Het probleem is dat we nu jarenlang de opgebouwde loonhandicap moeten uitzweten met loonmatiging’, aldus Peersman. ‘Terwijl er in andere landen ruimte zal zijn voor reële loonstijgingen.’

De koopkracht van mensen met een uitkering is er het meest van allemaal op vooruit gegaan.

Nog belangrijk: niet iedereen kende tijdens de regeerperiode-De Croo een koopkrachtstijging. Peersman: ‘Uit onderzoek dat ik samen met mijn collega’s van de UGent heb gedaan blijkt dat de koopkracht van mensen met een uitkering er het meest van allemaal op vooruit is gegaan. Ook de hogere inkomens hebben hun koopkracht zien toenemen.

Maar de koopkracht van de lagere middenklasse, de werkenden die een laag loon hebben, is daarentegen gedaald. Voor bijvoorbeeld werknemers in de horeca is die sinds de start van Vivaldi met 1,2 procent achteruit gegaan. Pakweg een derde van de gezinnen zag in die periode zijn koopkracht dalen.’

We hebben ons begrotingstekort veel meer laten oplopen dan Frankrijk en Nederland.

Hoe komt dat? ‘In onze studie hebben we geconstateerd dat in 2022 de energierekeningen in de praktijk veel minder zijn gestegen dan de energieprijzen die werden gebruikt voor het berekenen van de index, waardoor de lonen toen fors werden overgecompenseerd. Vanaf 2023 zijn ze dan weer minder gedaald dan de statistieken en toen hebben we een serieuze ondercompensatie gekregen. In plaats van de koopkracht te stabiliseren heeft de index tussendoor dus ook een rollercoaster in de koopkracht veroorzaakt. Sleutelen aan de index is een taboe, maar er zijn duidelijk problemen met het systeem.’

6. Overheid gaf meer geld uit én inde meer belastingen

‘Ons begrotingstekort is de voorbije regeerperiode structureel met 1,7 procentpunt van het bbp verslechterd’, zegt Peersman. ‘Daarmee zitten we eigenlijk op het gemiddelde van de eurozone, maar we hebben ons tekort wel veel meer laten oplopen dan Frankrijk en Nederland, waar het begrotingstekort respectievelijk 0,4 en 1 procentpunt verslechterde. Duitsland deed het slechter, het begrotingstekort steeg met 2,4 procentpunt, daar werd heel veel overheidsgeld uitgegeven om de crisis op te vangen. Maar Duitsland had wel de financiële buffer om dat te doen. Onze regering heeft ook veel geld uitgegeven, terwijl we daarvoor véél minder ruimte hadden.’

Peersman: ‘Wat vooral opvalt is dat België onder de regering-De Croo meer overheidsschuld heeft opgebouwd, ondanks de hogere groei: plus 7,5 procent van het bbp. De gemiddelde stijging in de eurozone bedroeg 4,1 procent.’

Komt dat dan omdat de regering meer heeft uitgegeven of minder inkomsten kreeg? ‘We hebben meer uitgegeven én meer belastingen geheven’, zegt Peersman. De overheidsuitgaven stegen in de eurozone gemiddeld met 0,4 procent van het bbp, in België met 1,7 procent. De Belgische overheidsinkomsten stegen dan weer met 0,3 procent, terwijl ze gemiddeld in de eurozone daalden met 0,3 procent. Ook in Duitsland, Nederland en Frankrijk namen de overheidsinkomsten structureel af.

Op lange termijn heeft België in Europa een unieke combinatie van hoge vergrijzingskosten én groot begrotingstekort én hoge schuldgraad.

Peersman neemt er de verwachting van de OESO voor 2024 bij: ons begrotingstekort zal 4,7 procent bbp bedragen, terwijl dat in de eurozone gemiddeld 2,9 procent zal zijn, onze overheidsschuld zal bijna 107 procent van het bbp bedragen terwijl dat gemiddeld in Europa 91 procent is. ‘We zitten dus telkens serieus boven het Europees gemiddelde. We hebben de voorbije regeerperiode echt wel veel geld uitgegeven en vijf jaar geleden waren onze overheidsfinanciën ook al niet rooskleurig.’

De afgelopen regeerperiode kende België een hoge economische groei, maar de werkzaamheidsgraad steeg bij ons minder dan in andere Europese landen. De loonkosten stegen bij ons veel meer dan het gemiddelde in de eurozone, maar dankzij een hogere productiviteitsgroei kon dat wat worden verzacht. De inflatie lag bij ons een stuk hoger dan elders en de automatische loonindexering zorgde enige tijd voor meer koopkracht. Maar op langere termijn werd de koopkracht in de meeste andere landen beter gevrijwaard. En ondertussen verslechterden onze overheidsfinanciën omdat er veel geld werd uitgegeven, zelfs ondanks meer belastinginkomsten.

Peersman: ‘Op lange termijn heeft België in Europa een unieke combinatie van hoge vergrijzingskosten én groot begrotingstekort én hoge schuldgraad. Want de vergrijzingskosten liggen in Luxemburg, Noorwegen en Nederland hoger, maar daar zijn de overheidsfinanciën in orde en dus zijn de vergrijzingskosten daar makkelijker te behappen dan bij ons. Landen als Italië, Frankrijk, Spanje en Griekenland hebben dan weer een hogere overheidsschuld dan België, maar daar zijn de vergrijzingskosten véél lager, onder meer omdat ze daar al eerder maatregelen namen.’

‘België is het enige land in Europa dat zowel met de vergrijzingskosten als de overheidsfinanciën in slechte papieren zit’, vervolgt Peersman, ‘en daar heeft de regering-De Croo niets aan gedaan. Integendeel zelfs, de overheidsfinanciën zijn iets verslechterd omdat bijvoorbeeld de minimumpensioenen werden opgetrokken, wat de vergrijzingsfactuur de volgende jaren nog duurder maakt. De komende jaren staan we dan ook voor een zware inspanning. Terwijl er weinig ruimte zal zijn voor loonstijgingen, moeten we de overheidsfinanciën in orde maken en de vergrijzingskosten terugdringen. Hoe gaan we dat doen? Twee mogelijkheden: meer belastingen of meer besparen. Dat is de keuze waar we op 9 juni voor staan.’

Partner Content