Gerommel over de staatsbon: ‘Wat Alexia Bertrand over de begroting zegt, klopt niet’
‘Beste collega Van Peteghem.’ Met die beleefde aanhef begon staatssecretaris voor Begroting Alexia Bertrand (Open VLD) zondagmiddag een uitvoerig bericht aan minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) op X, het vroegere Twitter. Hoewel ze in dezelfde Vivaldi-regering zitten, vond Bertrand het blijkbaar nodig Van Peteghem publiekelijk aan te spreken.
Het ging dan ook over licht ontvlambare materie in de Wetstraat: de staatsbon. In september haalde het Agentschap van de Schuld met de eerste staatsbon een historische 22 miljard euro op. Minister Van Peteghem mikte op een herhaling van dat succesnummer, zij het in een bescheiden vorm: de nieuwe staatsbon van 4 maart gaat voor het maximale bedrag van 6 miljard euro.
Twistappel binnen de regering: de roerende voorheffing. Van Peteghem, geruggensteund door het Agentschap van de Schuld, mikte op 15 procent in plaats van de gangbare 30 procent voor de staatsbon op één jaar. Maar dat kreeg een negatief advies van staatssecretaris Bertrand: zij vreest voor de impact op de overheidsfinanciën. Daarop suggereerde de CD&V’er dat Bertrand niet wil dat de staatsbon een succes wordt. ‘Maar ik heb maar één bezorgdheid: onze begroting niet verder laten ontsporen’, riposteerde Bertrand. Ze vindt het verstandiger om op lange termijn te lenen.
Lenen op lange termijn is niet per se beter voor de begroting.
Volgens econoom Gert Peersman (UGent) slaat Bertrand de bal mis. ‘Intrinsiek heeft Van Peteghem gelijk wat betreft de begroting, en Bertrand niet. Zo is op lange termijn lenen niet per se beter voor de begroting. Bovendien zegt ze dat 15 procent onroerende voorheffing minder belastinginkomsten oplevert dan 30 procent. Dat klopt alleen maar als het geld voor de nieuwe staatsbon overkomt van de termijnrekeningen bij de banken. Als het geld afkomstig is van de spaarboekjes, dan is zo’n staatsbon net een goede zaak voor de begroting. Daarop wordt namelijk nul procent roerende voorheffing betaald.’
De oppositie verwijt de regering politieke profilering op vier maanden voor de verkiezingen. Zo liggen vooral Open VLD en Groen dwars, niet toevallig de partijen wier kopstukken, respectievelijk Alexander De Croo en Petra De Sutter, in Oost-Vlaanderen tegenover Van Peteghem staan op 9 juni.
Gert Peersman: Natuurlijk speelt verkiezingskoorts een rol, voor alle betrokkenen. Neem nu die roerende voorheffing. De regel is dat die 30 procent bedraagt. Waarom wil Van Peteghem die korting dan precies? De vorige keer was dat dat duidelijk bedoeld om de banken te prikkelen, maar ik heb nu niet de indruk dat dat de voornaamste reden is.
Klopt het dan niet dat het succes van de staatsbon afhangt van de hoogte van de roerende voorheffing?
Peersman: Het klopt dat de staatsbon geen succes dreigt te worden met een roerende voorheffing van 30 procent. Tegelijk is het nog maar de vraag hoe de spaarder zal reageren bij 15 procent. Het gaat hier over 6 miljard euro. Ja, dat is een groot bedrag, maar bijlange niet zo groot als de eerste staatsbon. De discussie is dus tot op zekere hoogte symbolisch.
Het wordt voor spaarders interessant wanneer de staatsbon na een jaar vervalt.
Moeten we de besognes van kleinere banken zoals Argenta en Crelan niet ernstig nemen? De impact van de vorige staatsbon raakte hun werking tot in de kern.
Peersman: Uiteraard moet je opletten. Als de overheid nu eens 15 procent, dan weer 30 procent vastlegt, creëert dat onzekerheid. Dat vinden banken, die beleid op lange termijn uittekenen, niet prettig. Nu, de banken klagen ook nogal snel. Wanneer het totaalbedrag van de staatsbon wordt beperkt tot 6 miljard euro, dan is dat ook grotendeels om het financiële systeem voor een schok te behoeden.
Oppositiepartij N-VA bekritiseert Van Peteghem omdat de staatsbon zijn doel voorbijschiet: de grootbanken dwingen tot een hogere rente voor spaarders.
Peersman: Het is te vroeg om daarover uitspraken te doen. Toen de banken de staatsbon zagen aankomen, wilden ze in eerste instantie natuurlijk geen hogere rente aanbieden. Dat zou twee keer verlies hebben opgeleverd: ze zouden geld verliezen aan de staatsbon én geld verliezen door de hogere rente. Vergeet niet: banken streven naar winst en zullen altijd proberen zo weinig mogelijk rente te betalen. En dus hebben ze de bittere pil doorgeslikt in de veronderstelling – en in de hoop – dat er geen tweede staatsbon zou komen. Vandaar dat de bankensector zo hard lobbyt tegen het nieuwe initiatief van Van Peteghem. Maar het wordt pas interessant wanneer de staatsbon na een jaar vervalt. Dan komt er een pak geld vrij. De verwachting is dat de banken in competitie met elkaar zullen treden en dan wél hogere rentes zullen aanbieden.