Laurens De Brucker

‘Geen windmolens meer in de Westhoek? Vlaanderen plaatst erfgoed boven klimaatdoelstellingen’

Laurens De Brucker Doctoraal onderzoeker KU Leuven en advocaat milieu- en energierecht

De Vlaamse regering maakte het vorige week moeilijker om windturbines te plaatsen in de provincie West-Vlaanderen. Advocaat Laurens De Brucker ziet vooral politieke motieven voor die beslissingen, en plaatst een aantal belangrijke kanttekeningen.

Op de ministerraad van 9 februari 2024 keurde de Vlaamse regering een nieuwe omzendbrief goed die betrekking heeft op het afwegingskader en de randvoorwaarden voor de vergunning van windturbines in Vlaanderen. In navolging van het regeringsengagement om de uitzonderlijke universele waarde van de in de Westhoek aanwezige begraafplaatsen en herdenkingsmonumenten van de Eerste Wereldoorlog in stand te houden, wordt meer bepaald voorzien in het nieuw ruimtelijk uitgangspunt dat in een straal van 3 kilometer rond de 27 Vlaamse sites die zijn ingeschreven op de UNESCO-Werelderfgoedlijst tijdelijk geen nieuwe windparken meer kunnen worden vergund. Enkel in het uitzonderlijke geval waarin voorafgaandelijk een gunstig advies van het Werelderfgoedcomité wordt bekomen, oogt het voorlopig nog mogelijk om een vergunning af te leveren.

De vermelde wijziging van het vergunningskader voor windturbines komt enigszins uit de lucht gevallen. Op 1 september 2023 trad immers nog maar een nieuwe omzendbrief in werking, waarin op vlak van de bescherming van onroerend erfgoed geen enkele voor windturbines geldende beperking werd vooropgesteld.

Bovendien is het niet enkel uitermate bijzonder dat de goedgekeurde aanpassing specifiek is toegespitst op vergunningsaanvragen in de Westhoek, maar is het ook hoogst merkwaardig dat de Vlaamse regering afwijkt van de in de voorbije legislatuur consequent gevolgde beleidslijn om de vergunning van hernieuwbare energie-installaties zoveel als mogelijk te faciliteren. De achterliggende motieven voor de aanpassing van het bestaande juridische framework, lijken dan ook louter van politieke aard te zijn.

Dat mag niet geheel verbazen. De goedgekeurde wijziging lijkt gekaderd te kunnen worden in een charmeoffensief dat de N-VA in aanloop naar de verkiezingen heeft ingezet in West-Vlaanderen. In de nasleep van de goedkeuring van de plannen voor de nieuwe Ventilus-hoogspanningslijn, de stikstofdecreetsaga en de hardnekkige boerenprotesten, dreigt de grootste Vlaamse meerderheidspartij in de Noordzeeprovincie enigszins aan populariteit te moeten inboeten.

Ook bij de West-Vlaamse ondernemers gaat de partij er blijkens een bevraging van VOKA procentueel aanzienlijk op achteruit.

Indien nu ook de toeristische sector nog een klap te verwerken zou krijgen, doordat de vergunning van nieuwe windturbines aanleiding zou geven tot een intrekking van de UNESCO-erkenningen aan het Westelijk Front, riskeert de N-VA in West-Vlaanderen mogelijk electoraal afgerekend te worden op het gevoerde beleid. Dat de partij dit tracht te vermijden, is dan ook niet geheel verwonderlijk.

Het winnen van zieltjes via erfgoedconservatie is voor de N-VA overigens geen onbeproefd recept. In het kader van het vrijwaren van onroerend erfgoed moest de energetische meerwaarde van windturbines immers reeds eerder wijken. Midden 2022 trokken minister van Omgeving Zuhal Demir en minister van Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele ter preservering van het landschappelijk en agrarisch karakter van de toeristische Voerstreek bijvoorbeeld samen naar de Raad van State tegen de vergunning voor een windmolenpark in het Luikse Dalhem.

(Lees verder onder de preview.)

Met de nieuwe omzendbrief lijkt de Vlaamse regering nu evenwel nog een stapje verder te gaan en ook structureel te bevestigen dat belangen van onroerend erfgoed zwaarder doorwegen dan de realisatie van de doelstellingen op het vlak van klimaat en hernieuwbare energie. Met het oog op de energietransitie waar we voor staan, is dat een bijzonder jammerlijke vaststelling.

De recente ingreep van de Vlaamse regering aangaande windprojecten in de Westhoek, zal onlosmakelijk resulteren in een enorm verlies aan energetisch potentieel. De as Poperinge-Ieper-Zonnebeke-Wervik is immers één van de grootste onontgonnen inplantingslocaties voor windturbines in Vlaanderen. In het kader van het behalen van de doelstellingen die in het Vlaams Klimaat- en Energieplan worden vooropgesteld, is het aansnijden van deze windzone bovendien van primordiaal belang. Dat het Westhoekgebied voorlopig nagenoeg volledig als windvrij wordt gecatalogeerd, oogt vanuit de optiek om de Europese streefdoelen te realiseren dan ook uiterst nefast.

Dit is overigens des te meer het geval omdat de voorziene afwijkingsmogelijkheid in de praktijk als onwerkbaar voorkomt. Het verplicht inwinnen van het advies van het Werelderfgoedcomité dreigt vergunningsprocedures immers voor onbepaalde tijd te verlammen, aangezien het comité er soms maanden over doet om een rapport te publiceren. Dat gaat lijnrecht in tegen het vooropgestelde beleid om het vergunningverleningsproces te versnellen. De Vlaamse regering lijkt hier dus het omgekeerde te gaan doen van wat ze van plan is. De nodige coherentie lijkt enigszins zoek.

Bovendien moet worden opgemerkt dat aan het advies van het Werelderfgoedcomité zoveel belang wordt toegekend, dat de beoordelingsvrijheid van de vergunningverlenende overheid ietwat aan banden wordt gelegd. Indien het comité zou oordelen dat een windproject omwille van een onverenigbaarheid met UNESCO-werelderfgoed niet voor vergunning in aanmerking zou komen, lijkt de vergunningverlenende overheid geen andere keuze te hebben dan het project te weigeren.

Deze praktijk staat evenwel op gespannen voet met het feit dat adviezen die in het kader van een vergunningsprocedure worden ingewonnen, principieel niet bindend zijn, zodat de vergunningverlenende overheid er bij het nemen van een beslissing normaliter van kan afwijken. In het licht van de uitzondering die in dat verband voorzien wordt voor het advies van het Werelderfgoedcomité lijkt het dan ook nog geen uitgemaakte zaak of vooropgestelde usance juridisch wel volledig waterdicht is.

Ten slotte rijst de vraag of het in de actuele klimaatcontext nog wel opgaat om vanuit beleidsoverwegingen te oordelen dat erfgoedbelangen primeren op energetische doelstellingen. Verwijzend naar Europeesrechtelijk bepalingen oordeelde een Duitse rechter in februari 2023 alvast dat het omgekeerde juist waar is en dat windturbines, zelfs indien zij een negatieve impact op onroerend erfgoed genereren, voor vergunning in aanmerking komen omwille van het feit dat dergelijke installaties het algemeen belang dienen. Ook in een Vlaamse context lijkt die redenering op te gaan. Het oogt dan ook niet uitgesloten dat een rechterlijke toetsing van de nieuwe omzendbrief aanleiding zal geven tot ongewenste rechtsonzekerheid.

Hoewel het nieuwe windvrije karakter van de Westhoek de Vlaamse regering allicht geen electorale windeieren zal leggen, lijkt de regering tezelfdertijd ook de wind uit de zeilen van de klimaat- en energiedoelstellingen te halen. Bekeken door de bril van de energietransitie, betreft dit een uiterst spijtige zaak. Er valt dan ook te hopen dat de wind op niveau van de regering spoedig opnieuw vanuit de juiste hoek zal waaien, al lijkt die kans in een verkiezingsjaar bijzonder klein.

Laurens De Brucker is doctoraal onderzoeker aan het KU Leuven Centre for Public Law en advocaat bij Xirius Public.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content