Guy Tegenbos
‘Er zijn veel bpost-achtige detacheringen: hoe raken we van kabinetsverslaving verlost?’
‘Met een afslanking van de kabinetten zouden niet alle zwakke punten van ons politiek bestel opgelost zijn, maar toch al enkele’, schrijft Guy Tegenbos naar aanleiding van de discussie over de gedetacheerde bpost-medewerkers op het kabinet van minister Petra De Sutter (Groen). ‘In haast alle landen ter wereld slagen de ministers erin te besturen mét hun vaste administratie, en zonder kabinetten.’
Is het ‘accident’ met de twee medewerkers die minister Petra De Sutter gratis kreeg van Bpost, een uitzondering? Geenszins. De Standaard berekende dat 57% van de ruim 800 kabinetsmedewerkers van de federale regering, gedetacheerden zijn uit openbare diensten en openbare bedrijven of voormalige openbare bedrijven zoals Bpost.
Die instellingen zijn verplicht mensen af te staan als een minister dat vraagt en ze moéten die mensen ook blijven betalen; het is dan ook logisch dat die instellingen van die ‘tijdelijk opgeëiste medewerkers’ verwachten dat zij hun belangen verdedigen in dat kabinet.
Dat is zodanig ingeburgerd geraakt in ons land dat dit die belangentegenstelling vaak niet eens meer wordt aangevoeld.
Kabinetten hebben die mensen en hun expertise nodig. Om de vijf jaar worden de kabinetten ontbonden en worden de cabinetards naar huis gestuurd omdat de nieuwe minister een eigen kabinet zal vormen. Zodra de ministerposten verdeeld zijn en de ministers weten voor welke materies ze bevoegd zijn, gaan ze niet op bezoek bij hun administratie, maar gaan ze op zoek naar partijleden (of mensen ‘die ze kunnen vertrouwen’) die ‘iets van die dossiers kennen’ om een kabinet te vormen dat hen in staat stelt hun administratie te ontwijken.
De meerderheid plukken ze uit de diensten waaraan ze leiding moeten gaan geven. Die gedetacheerden zijn gratis want moeten doorbetaald worden door de detacherende dienst.
Wie vertrouwd is met de politiek in België en zijn deelstaten, vindt dat normaal.
Maar dat is niet normaal.
In haast alle landen ter wereld slagen de ministers erin te besturen mét hun vaste administratie, en zonder kabinetten. Daar krijgen ze geen 40, 50 of 80 politieke medewerkers, maar hooguit enkele. Een ‘commissaris’ (minister) van de Europese Unie (450 miljoen inwoners) krijgt zes persoonlijke medewerkers.
Zijn onze ministers dan zulke zwakke figuren dat zij het besturen met hun administratie niet aankunnen?
Ik denk van niet.
Hier is dit hypergepolitiseerd systeem geïnstalleerd in de federale overheid en in de deelstaten, en onze partijen zijn daaraan verslaafd geraakt. En de politici en ook de burgers zijn gaan denken dat die verslaving normaal is. Ze hebben nooit anders gekend. Maar de rest van de wereld doet het anders: zonder kabinetten.
Als we nu het land met het beste bestuur ter wereld zouden zijn, zouden we de rest van de wereld kunnen overtuigen van onze aanpak. Maar dat zijn we niet. Een blik op onze overheidsschuld zegt genoeg.
Waar komt dit systeem vandaan? Het ontstond in de eerste helft van vorige eeuw. Het is een uiting van wantrouwen van de politici tegenover hun administratie. Dat wantrouwen groeide toen ministers vonden dat hun voorgangers politieke benoemingen hadden gedaan in hun administratie; ze konden die niet meer vertrouwen en poogden niet hun administratie te verbeteren, maar gingen ze ontwijken. Ze verzamelden rond zich partijgenoten en vertrouwelingen om het werk van de administraties over te nemen. Een deel van die mensen beloonden ze met een politieke benoeming in hun administratie, waarna hun opvolger ook kon beweren dat hij de administratie niet kon vertrouwen en dus een kabinet nodig had. De vicieuze cirkel was rond.
Dat levert ons niet het beste beleid ter wereld op. Op vele vlakken stonden we ooit aan de top: met onze productiviteit, ons onderwijs, onze pensioenen en onze sociale zekerheid, … Maar langzaam eroderen die topposities. Tot grote hervormingen – fiscaal, arbeidsmarkt, pensioenen, … – zijn we niet meer in staat. En langetermijnbeleid kennen we niet meer. Politiek is: partijen die elkaar elke dag bekampen. Intussen zakken we langzaam weg in de internationale rangordes.
De kabinetten stikken van de knappe koppen met goede bedoelingen. Vaak superexperts of mensen die superexpert worden als ze een tijdje superdossiers behandelen. Maar op een aantal kabinetten worden ze gebruikt om in de beleidsvoorbereiding naast het algemeen belang, toch vooral de kortetermijn-bekommernissen en -belangen van de eigen partij te dienen. De andere helft van de tijd besteden ze aan de zogenaamde interkabinettenwerkgroepen (IKW’s) waar ze gevechten voeren om de projecten van de andere ministers te blokkeren of er de accenten van hun eigen partij op te schilderen.
We kennen dit systeem nu bijna 100 jaar. Willen we dit handhaven? Waarom bijvoorbeeld geen beleidsvoorbereidende cellen inbouwen in de administraties?
Soms luidt het dat het onmogelijk is dat te veranderen?
Niks van. De jaren negentig van vorige eeuw bewezen dit. Tot dan kwamen de kabinetten ook tussenbeide in de uitvoerende taken van de administraties. Ze zorgden ervoor dat het dossier van wie op het ‘dienstbetoon’ van de minister of zijn partijgenoten was gekomen, sneller behandeld werd. Ze zorgden dat geweigerde vergunningen toch werden toegekend, dat gewestplanen werden aangepast, dat boetes werden kwijtgescholden, dat een straat werd opgebroken om een nieuwe telefoonkabel te trekken om een partijgenoot sneller aan een telefoonverbinding te helpen, dat een milicien of een rijkswachter dichter bij huis werd ingekwartierd. Voor alles was er toen een politieke oplossing. En wie om een job kwam vragen, kreeg een job in een overheidsdienst. Politieke benoemingen waren toen de regel.
Dat ‘dienstbetoon’ is toen afgeschaft. De politiek bemoeit zich veel minder met de uitvoerende taken van de administraties. De kabinetten die toen vaak 80, 100 tot 200 mensen omvatten om dat allemaal aan te kunnen, werden in die jaren sterk afgeslankt.
De administraties zijn ook versterkt uit die operatie gekomen.
Die beweging is echter stilgevallen kort na 2000.
Maar bewezen is dat een stapsgewijze afbouw van de kabinetten mogelijk is. Als publieke opinie, administraties, en voldoende politici met een visie op ‘goed bestuur’ de handen in elkaar slaan.
Met een kabinetsafslanking zouden niet alle zwakke punten van ons politiek bestel opgelost zijn, maar toch al enkele. Als we dan nog de partijfinanciering terugschroeven, en de instellingen die het langetermijnbeleid verdedigen, versterken, hebben we grote stappen voorwaarts gezet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier