‘Een bloeiende democratie steunt niet enkel op robuuste instellingen en procedures’
Bij de start van het nieuwe jaar staat Eric Lancksweerdt stil bij de staat van het publieke debat vandaag. ‘Door ons taalgebruik voorzien wij de publieke sfeer van een geestelijke inhoud die zijn stempel drukt op de gezondheid van de democratie. Of juist niet.’
Op 22 december 2024 deelde de minister van justitie mee dat de Belgische Staat en de rechterlijke macht formeel hun excuses zullen aanbieden aan de familie van de verkrachte en vermoorde Julie Van Espen, omdat er fouten waren gemaakt. Verontschuldigingen hebben iets nobels. In principe wijzen zij op inkeer, een zekere nederigheid, spijt en een verzuchting om in de mate van het mogelijke goed te maken wat verkeerd liep. Naast materiële compensatie komt er ook immateriële genoegdoening. Eveneens eind december liet een tiental burgemeesters van Les Engagés, die ook als parlementslid waren verkozen, weten dat zij hun burgemeesterswedde integraal zouden afstaan aan OCMW’s of verenigingen naar keuze.
Men kan daar van alles van vinden, maar het wijst wel op solidariteit, op dienstbaarheid aan de gemeenschap zonder dat daar een financiële tegemoetkoming tegenover staat, op matigheid als het op materiële voordelen aankomt. Deze voorbeelden hebben met elkaar gemeen dat zij illustreren dat het bij politiek en politici zeker niet altijd gaat om een pragmatische, zakelijke aanpak van beleidskwesties, maar dat het evenzeer draait om niet materiële zaken en waarden als dienstbaarheid en rechtvaardigheid.
Het betreft hier de geïnspireerde, hartverwarmende aspecten van het politiek gebeuren. Deze zouden nog veel sterker uit de verf kunnen komen. Het staat politici en participerende burgers immers vrij om op het publieke forum te getuigen over de waarden en de geestelijke inspiratiebronnen van waaruit zij handelen. Het publiek discours zou er een positievere, meer humane, hoopgevende toon door krijgen. Dat is van essentieel belang, want het publiek discours is niets minder dan de onderstroom, de geestelijke grondslag van onze democratie.
Dat publiek discours, dat vandaag de dag ten dele ook via de sociale media vorm krijgt, klinkt niet altijd even opbouwend. Beschuldigingen, polarisatie, een loopje nemen met de waarheid, politieke tegenstanders respectloos behandelen, het is dagelijkse kost. Dit alles vergiftigt de publieke sfeer, met als gevolg een verziekte democratie. Het publiek discours geeft inhoud aan de publieke sfeer. Dat is de sfeer van debat en dialoog, van het uitwisselen van opinies, van het zoeken naar de politieke waarheid die wij kunnen construeren door verschillende politieke opvattingen met elkaar te verweven.
Een bloeiende democratie steunt niet enkel op robuuste instellingen en procedures, zij stoelt evenzeer op een rijke, diepgaande, inspirerende en hoopgevende publieke sfeer die haar geestelijke onderstroom vormt. Kwaliteiten die getuigen van sterk burgerschap en politiek leiderschap, zoals moed, zin voor rechtvaardigheid en empathie, worden voor een stuk gecultiveerd door de taal die in een samenleving de boventoon voert.
Maar er is meer. We leven niet alleen in een tijdperk van verandering, maar in de verandering van een tijdperk, zoals de Nederlandse hoogleraar Jan Rotmans het heel kernachtig verwoordt. We staan voor fundamentele vragen waarop we samen een antwoord kunnen zoeken.
Om een andere, misschien mooiere toekomst gestalte te kunnen geven, dienen burgers en politici te kunnen terugvallen op een publieke sfeer die begeestert, enthousiasmeert, perspectief biedt en veerkracht versterkt. Een sfeer waarin mensen gestimuleerd worden om elkaar te ontmoeten van mens tot mens, om verschillen te verwelkomen als een precieuze schat.
Het is opmerkelijk en zorgwekkend dat er in de publieke sfeer zo weinig geestelijk voedsel circuleert. In persmededelingen, bestuursakkoorden en regeringsverklaringen, of tijdens processen van politieke besluitvorming komen geestelijke voedingsbronnen zelden expliciet aan bod. Dat wil niet noodzakelijk zeggen dat zij helemaal ontbreken, maar men brengt ze nauwelijks te berde. Nochtans is dat belangrijk.
De overleden hoogleraar Jan Blommaert onderstreept in een aantal van zijn publicaties hoe taalgebruik en framing de kern van het politiek gebeuren raken. Vanuit die optiek maakt het een wereld van verschil of burgers en politici een verbindende, inspirerende, hoopgevende taal hanteren. Een taal die menselijke goedheid, schoonheid en waarachtigheid laat zien. Een taal die wij kunnen putten uit spirituele en levensbeschouwelijke tradities of filosofische inzichten die al duizenden jaren overal ter wereld bestaan. Het wekt verbazing dat dergelijke geestelijke voedingsbronnen zo sterk naar het achterplan zijn verdwenen in het publieke discours.
Maar waarom zou een burger, bijvoorbeeld tijdens een participatieproces over de komst van een asielcentrum, niet zeggen dat zijn humanistische levensbeschouwing hem ondersteunt in zijn verlangen om te komen tot een samenleving waarbij mensen van heel verschillende achtergronden op een bevredigende manier samenleven? Waarom zou een politicus niet zeggen dat zijn christelijke geloof hem ertoe aanspoort om vanuit naastenliefde actie te ondernemen ten voordele van daklozen?
Enkele groten der aarde gaven duidelijk te kennen dat hun geestelijke inspiratiebronnen hun politiek optreden richting gaven. Nelson Mandela stak niet onder stoelen of banken dat de Afrikaanse Ubuntu-filosofie, die er in essentie op neerkomt dat we slechts mens worden via de humaniteit van andere menselijke wezens, hem steunde in zijn strijd tegen apartheid. Of neem Mahatma Gandhi, die ijverde voor een onafhankelijk India waarin verschillende religieuze en culturele groepen vreedzaam naast elkaar zouden kunnen leven. Hij liet zich daarbij duidelijk leiden door de op het hindoeïsme gebaseerde innerlijke houding van geweldloosheid en eerbied voor alle leven.
We hoeven de lat niet op het niveau van Mandela of Gandhi te leggen. Het punt is dat wij allen, politici en burgers, bijvoorbeeld door wat wij via sociale media de wereld insturen of door de manier waarop wij bepaalde belangen verdedigen of bekommernissen uiten, bijdragen aan de kwaliteit van de publieke sfeer. Of deze ondergraven. Door ons taalgebruik voorzien wij de publieke sfeer van een geestelijke inhoud die zijn stempel drukt op de gezondheid van de democratie. Of juist niet.
Tijdens het jaar 2025 zullen nieuwe lokale besturen en regeringen van wal steken of op kruissnelheid komen. Samen met burgers kunnen zij kiezen voor een publiek discours waarin expliciet en meer nadrukkelijk sprake is van de immateriële maar daarom niet minder belangrijke aspecten van het menselijk bestaan zoals mededogen, liefde, wijsheid, zorgzaamheid, wederzijds begrip en dergelijke.
Natuurlijk kan men dit cynisch wegzetten als wollige praat. Maar laat ons niet vergeten dat het hier gaat over de wezenlijke zaken die kleur en diepgang verlenen aan het menselijk leven en samenleven, over datgene waar wij allemaal naar verlangen en al te vaak moeten missen in het gewoel van het politiek gebeuren.
Eric Lancksweerdt was hoofddocent aan de universiteiten van Hasselt en Gent en gastprofessor aan de Universiteit Antwerpen. Voordien was hij jarenlang magistraat bij de Raad van State. Hij is auteur van het boek “Menselijke kracht in de politiek”, uitgegeven bij Acco.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier