Pieter-Jan Van De Weghe
‘Duurzaam lokaal beleid? Vergeet de bedrijven niet’
‘Lokale besturen moeten er mee voor zorgen dat vele nieuwe wetgeving die de komende jaren van kracht wordt, een positieve impact heeft op het bedrijfsleven en onze economie’. schrijft Pieter-Jan Van de Weghe van het Liberaal Vlaams Verbond. Deze bijdrage maakt deel uit van de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken.
Het jaar 2030 komt schrikbarend dichtbij. Niet enkel is 2030 een ankerpunt voor nationaal en internationaal klimaatbeleid. Ook is het de einddatum voor de lokale legislatuurperiode 2024-2030 . Er staan de Vlaamse bedrijven de komende jaren heel wat uitdagingen te wachten. De faciliterende rol van het lokaal bestuur om deze uitdagingen het hoofd te bieden valt niet te onderschatten. Zij moeten er mee voor zorgen dat vele nieuwe wetgeving een positieve impact heeft op het bedrijfsleven en onze economie.
De druk op bedrijven neemt toe door een tsunami van richtlijnen, beleid en convenanten
Steden en gemeenten hebben zich de voorbije jaren sterk geëngageerd in allerhande convenanten. Zo ondertekenden 293 Belgische steden en gemeenten het zogenaamde burgemeestersconvenant, een Europees initiatief waarbij lokale besturen zich vrijwillig engageren om de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU te behalen en te overtreffen (40% uitstoot verminderen tegen 2030). Daarnaast tekenden ze ook bijna allemaal het Lokaal Energie-en Klimaatpact (LEKP 2.0).
Ook nationale en regionale overheden hebben de voorbije jaren beleid ontwikkeld dat zich, gegeven de te behalen CO2-reductie, de komende jaren nog verder zal uitrollen. Een beleid dat te verdedigen valt, maar dat heel wat extra administratieve en financiële kosten voor de bedrijven zal meebrengen.
Zo is elk bedrijf met een verbruik groter dan 1 GWh per jaar vanaf 30 juni 2025 verplicht om te investeren in zonnepanelen. Als het dak niet geschikt blijkt wordt het bedrijf verplicht om te investeren in een extern project. Daarnaast wordt de elektrische bedrijfswagen verplicht vanaf 2026. Naast de fiscale implicaties zorgen deze verplichte of fiscaal gestuurde opgelegde investeringen nog voor tal van andere uitdagingen. Is er nog voldoende aansluitingscapaciteit beschikbaar op het elektriciteitsnet en kunnen we congestieproblemen zoals in Nederland vermijden? Zullen deze verplichtingen niet voor hogere pieken zorgen in het verbruik en dus resulteren in een hogere factuur? Hoe kunnen we verschillende samenwerkingen opzetten tussen bedrijven?
Als klap op de vuurpijl zorgt Europa via de CSRD (Corporate Sustainability Reporting Directive)-richtlijn voor een nieuwe resem rapportageverplichtingen. Vanaf 2025 moeten grote bedrijven een stuk uitvoeriger rapporteren over hun duurzaam beleid. Vanaf 2028 geldt die verplichting ook voor KMO’s, maar het is niet ondenkbaar dat grote bedrijven al vroeger zullen verwachten van toeleveranciers dat ze ook voldoen aan die rapportageverplichtingen.
Lokale besturen als voorkeurspartner voor bedrijven
Onze bedrijven hebben sterke partners nodig om bovenstaande uitdagingen en vragen op te lossen. Het lokale bestuur moet één van die standvastige partners worden. Dat wordt moeilijker dan ooit. Steden en gemeenten staan immers onder een immense financiële druk. De opeenvolgende crisissen (energie, corona, inflatie, pensioenuitgaven) hebben stevig ingehakt op de begroting.
Het grote verschil met hogere overheden is dat steden en gemeenten de kosten niet voor zich uit kunnen schuiven, aangezien de meerjarenbegroting van lokale besturen vereist dat ze aan het einde van de legislatuur een verplicht budgettair evenwicht kunnen voorleggen. Dit wordt geregeld binnen de beleids-en beheerscyclus waar de autofinancieringsmarge in het laatste jaar van het meerjarenplan groter dan of gelijk aan nul moet zijn.
Burgers hebben het de laatste jaren niet gemakkelijk gehad en het lijkt aantrekkelijk om de bedrijven als cash cows te zien. Bedrijven hebben namelijk geen stemrecht, en het is goed mogelijk dat de respectievelijke bedrijfsleiders niet woonachtig zijn in de stad waar hun bedrijf gevestigd is. Een bedrijf valt ook moeilijker te verplaatsen. Bedrijven lijken dus het ideale slachtoffer om de stijgende kosten op te vangen.
Maar net het tegendeel is waar. Bedrijven moeten de spil worden van de duurzame energietransitie. Het percentage aan CO2-emissie voor enkel de energie-intensieve sectoren in Vlaanderen is al goed voor circa 35%. Zonder de industrie wordt het quasi onmogelijk voor een stad of gemeente om de strenge normen, die men zich deels zelf heeft opgelegd, te behalen.
Overweeg een lokale taks shift
Zorg als lokaal bestuur dat het lokaal belastingbeleid de omslag naar een duurzame energietransitie faciliteert in plaats van louter een extra fiscale druk op te leggen aan de bedrijven. Dat vergt moed en visie, want lokale besturen kregen onlangs de mogelijkheid om de hoogte van de opcentiemen voor onroerende voorheffing te differentiëren. Met andere woorden: het is perfect mogelijk de opcentiemen te verhogen voor industriebedrijven waarbij ze voor particulieren gelijk blijven. Daarnaast bestaat er een lokale fiscale autonomie wat vaak resulteert in een wildgroei aan verschillende belastingen.
In een ideaal scenario komt er slechts één algemene bedrijfsbelasting met duurzame insteek die transparant en eerlijk is.
Maak gebruik van de specifieke karakteristieken van de industrie
Volgens een enquête van VOKA bij de vorige gemeenteraadsverkiezingen in 2018 was slechts 40% van de bedrijfsleiders tevreden over het gemeentelijk beleid. Vaak beperkt het contact zich tot kwesties van ruimtelijke ordening en vergunningsverlening.
De rol van een lokaal bestuur moet echter meer zijn dan dat. Ze moet de katalysator worden van samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, ze moet bedrijven samenbrengen en een rustpunt vormen.
Dat start met het goed uitvoeren van hun informatiefunctie, maar vooral moeten steden de specifieke karakteristieken van de industrie gebruiken voor hun eigen duurzaam beleid.
De Europese PETA geeft aan dat de 87 grootste productiefaciliteiten in België maximaal zo’n 68 TWh aan restwarmte zouden produceren. Dat is goed voor ongeveer 73% van de finale energievraag voor ruimteverwarming en warm tapwater in België.
Lokale bedrijven kunnen de spil vormen voor toekomstige warmtenetten, zowel tussen bedrijven onderling als met de burgers. Maar bedrijventerreinen zijn daarnaast ook plaatsen waar kapitaal aanwezig is om te investeren en waar men de plaats heeft om grootschalige hernieuwbare assets te lokaliseren.
Bedrijven en de industrie zijn geen cashcows van de overheid, noch zijn we ze liever kwijt dan rijk. Zonder onze bedrijven en de industrie geen klimaattransitie, geen kennis of menselijk kapitaal. Ze moeten daarentegen de aanjagerworden van verandering.
De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier