Walter Pauli analyseert: Bart De Wever verdient stilaan respect van links Vlaanderen
Ook de linkerzijde mag het misschien eens erkennen: Bart De Wever heeft zondag de Vlaamse democratie gered van erger.
Al meer dan twee jaar wijzen alle peilingen het Vlaams Belang aan als de grootste partij van Vlaanderen, met de N-VA vaste runner-up. Het verschil tussen de twee partijen kon variëren, de volgorde niet. Soms klom het Vlaams Belang zelfs tot vlak bij de grens van de 30 procent en zakte de N-VA tot net onder de 20 procent. Op zulke momenten leek er niet alleen een wissel van de politieke macht te komen, maar dreigde ook de Vlaamse samenleving te kantelen.
Tom Van Grieken zou de nieuwe informateur zijn geweest die de andere partijvoorzitters om beurten bij hem zou uitnodigen. Het zou een beschamende gang naar Canossa zijn geworden, niet alleen van de verzamelde Vlaamse politieke elite, maar ook van het sociaal-economische establishment, om nog te zwijgen van het sociaal-culturele Vlaanderen.
Wie het programma van het Vlaams Belang las, kon niet anders dan vaststellen dat de partij in grote mate een eind wilde maken aan de Vlaamse democratie.
Iedereen had het hoofd moeten buigen voor de partij die zich al opmaakte om Vlaanderen onder de Vlaemsche knoet te houden. En nee, dat is niet overdreven. Wie het programma van het Vlaams Belang las, kon niet anders dan vaststellen dat de partij in grote mate een eind wilde maken aan de Vlaamse democratie zoals die tot nu toe bestaat. Dat begint bij de grote, internationale afspraken en verdragen. Van de mensenrechtenverdragen tot het lidmaatschap van de Europese Unie: alles wordt, eufemistisch uitgedrukt, ter discussie gesteld. Vervolgens is er een georganiseerde aanval op het socio-culturele middenveld, waarbij vakbonden en cultuurhuizen in het hart worden getroffen. Het eindigt met je reinste keizer-kosterbemoeienis tot op het allerbanaalste niveau. Er zou, op regeringsbevel, geen regenboogvlag meer mogen wapperen aan de sportvelden in onze Vlaamse dorpen en gemeenten, en het aantal voetballertjes van buitenlandse origine zou tot een minimum worden beperkt.
Het Ware Vlaanderen
Ook de N-VA werd de voorbije jaren behoorlijk zenuwachtig van het gepeilde succes, en vooral de standvastigheid ervan. De N-VA heeft jarenlang verkiezingen gewonnen door zich af te zetten tegen de mainstreampolitiek, als een Vlaamser, principiëler en radicaler alternatief. Ineens leek ze overvleugeld te worden door een partij die de reïncarnatie is van het Ware Vlaanderen, door de vleesgeworden antipode van nuance en redelijkheid. De N-VA zat gekneld tussen haar zelfbeeld van ‘tough guys’ dat ze een kleine tien jaar lang met veel succes aan het Vlaamse publiek had weten slijten, en de nieuwe concurrentie die nog een paar graden meer N-VA was dan de N-VA zelf: het Vlaams Belang.
De N-VA heeft geworsteld om daaruit te raken. Heel erg lang heeft de partij dat proberen te doen door dichter tegen het Vlaams Belang aan te schurken. Bart De Wever dweilde met een boekje over woke de Vlaamse campussen af en maakte daar zowel het universitaire milieu, de culturo’s als de linkiewinkies belachelijk. Hij kreeg steevast de lachers op zijn hand, maar in de peilingen werd hij er niet populairder door.
Ook van partijgenoten kreeg hij het consigne dat de gemiddelde Vlaming wellicht niet wakker lag van woke. De goegemeente had weinig begrip voor het schrappen van ‘foute’ afleveringen van F.C. De Kampioenen of het politiek correct uitzuiveren van boeken van Roald Dahl. Maar of dat ook maar enige invloed zou hebben op het Vlaamse stemgedrag was nog een heel andere vraag.
Mogelijk heeft zijn eigen partij De Wever toen tegen zichzelf beschermd. Toch waren er van zijn bekommernis nog erg zichtbare passages terug te vinden in het verkiezingsprogramma van de N-VA, zeker als het gaat over asiel en migratie, over cultuur en onderwijs, over samenlevingsopbouw tout court. Maar in het discours dat De Wever de voorbije maanden heeft gevoerd, had het identitaire lang niet meer hetzelfde gewicht als vorig jaar.
Onderhandelingsgezind
Er zat namelijk nog een andere kiezel in zijn schoen. Ondanks de klassieke Vlaams-nationalistische retoriek van ‘niet geven en toegeven’ had hij zich al na de verkiezingen van 2019 behoorlijk onderhandelingsgezind opgesteld, zeker voor een N-VA’er. Dat De Wever in het voorjaar van 2020 bijna tot een akkoord kwam met PS-voorzitter Paul Magnette over de vorming van een noodregering verraste vriend en vijand. Op het moment dat het N-VA-partijbestuur vergaderde over wat al was afgesproken met Magnette, trok de PS’er er de stekker uit. Het was een zéér koude douche.
Verraad, tot daaraan toe, maar ter wille van de Groenen – de gróénen, dat was adding insult to injury.
De PS-voorzitter deed dat bovendien eenzijdig, en vooral onder druk van zijn Brusselse afdeling, waar de N-VA nog altijd over dezelfde kam wordt geschoren als het Vlaams Belang.
In de herfst van 2020 was er opnieuw een bijna-akkoord voor een federale anticoronaregering waarin de N-VA zou gaan zitten, samen met Vlaamse en de Franstalige socialisten en liberalen, plus de CD&V. Groot was de verbazing en vooral de woede bij Bart De Wever en de hele N-VA om te moeten vaststellen dat de liberalen hen hadden laten vallen. Verraad, tot daaraan toe, maar ter wille van de Groenen – de gróénen, dat was adding insult to injury. De foto waarop Georges-Louis Bouchez (MR) en Gwendolyn Rutten (Open VLD) elkaar in de armen vallen, maar vooral Meyrem Almaci (Groen) op de achtergrond enthousiast staat te wuiven, deed het bij de N-VA-top wit voor de ogen worden.
Drievoudig verraad
De totstandkoming van Vivaldi was niet zomaar een vorming van een regering, maar een Zaak van Verraad. Het was het persoonlijke verraad van de liberale onderhandelaars Alexander De Croo en Egbert Lachaert aan Bart De Wever zelf. Het was ook politiek verraad van twee partijen die mochten meedoen omdat dit de N-VA had behaagd. In het begin van de Vlaamse formatie hadden De Wever en co. getwijfeld om een van beide te laten vallen voor de SP.A van John Crombez. Vervolgens staken uitgerekend die twee hem een mes in de rug. Tenslotte was het een hogere vorm van verraad aan Vlaanderen. Een regering met een duidelijk Vlaams overwicht (N-VA, CD&V, Open VLD en SP.A, toen in die volgorde) werd ingewisseld voor – men kon de voorbije jaren het woord haast uitspuwen – ‘Vivaldi’, een politiek onding van een samengeraapte meerderheid die maar één duidelijke lijn had als politiek project: de N-VA in de Kamer vijf jaar vastspijkeren op de oppositiebanken.
Wat De Wever vooraf vreesde, en wat hem dubbel nukkig maakte, is dat Vivaldi in dat doel is geslaagd. Wat hem driedubbel nukkig maakte, is dat Vivaldi verder een bijzonder pover resultaat heeft neergezet.
Vivaldi deed het goed tot voortreffelijk in het beteugelen van de coronacrisis, en kort nadien ook in de bestrijding van de sociale destabilisatie die dreigde toen de energie- en voedselprijzen als gek begonnen te stijgen bij het begin van de oorlog in Oekraïne. Maar behalve bij de vakbonden zullen er in Vlaanderen weinig warme supporters te vinden zijn van de regering die geleid werd door Alexander De Croo. En ook die ongewone syndicale steun voor een bleke liberaal leert al hoe tegennatuurlijk Vivaldi is geweest als politiek project.
Paradoxaal genoeg is dat de hefboom geweest voor De Wever om de N-VA alsnog op armlengte te houden van het Vlaams Belang (soms met korte armpjes, daar niet van) en zijn partij terug te sturen in de richting van een ‘normale’ oppositie. In de Kamer liet de N-VA Sander Loones losgaan met zijn kritiek op de begroting en Theo Francken met zijn bijdrage in het debat over defensie – zijn discussies over asiel en migratie verzandden te vaak in gevit met staatssecretaris Nicole de Moor (CD&V), waarbij een vaste baseline van Francken was dat zijn bewind efficiënter en dus au fond menselijker was dan dat van De Moor. De ware Vlaams Belang-kiezer verkneukelde zich intussen over de erbarmelijke beelden van mannelijke asielzoekers op een vuil stuk karton in een hoek van een Brussels station. Daar werd in N-VA-kringen niet (meer) op gemikt, toch niet zo heftig als de politieke concurrentie dat deed.
In die mate was het achteraf gezien nog een geluk bij een ongeluk dat Vlaams Belanger Filip Brusselmans een naarstig uitgewerkt boekje schreef over cultuur in Vlaanderen. De veel te lange ondertitel daarvan luidde: ‘Een kritisch en bijgevolg onthutsend tweeluik over Jambons cultuursubsidies’. Het Vlaams Belang verweet Jambon een mainstreampoliticus te zijn wiens cultuurpolitiek wezenlijk niet verschilde van die van de andere Vlaamse partijen.
Het Belgische model
De Wever koos welbewust voor de framing van het Vlaams Belang. Tijdens de campagne was de N-VA geen Vlaams Belang-light. De N-VA was de partij die samen met andere partijen Vlaanderen bestuurde en op Belgisch niveau door andere Vlaamse partijen doelbewust uit het bestuur werd gehouden – het bestuur waaraan hij zo graag had deelgenomen, en waarvan hij wist dat zijn partijgenoten betere ministers zouden zijn geweest dan de Georges Gilkinets, Ludivine Dedonders en Hadja Lahbibs die de voorbije jaren de federale regeringsbanken mochten bezetten.
Het kan niet anders dan dat De Wevers zenuwen tot het uiterste getest zijn, telkens als er een nieuwe peiling verscheen. Een grote verkiezingsoverwinning van het Vlaams Belang zou het einde betekenen van zijn politieke project: van de N-VA die het ‘trekkingsrecht’ van het Vlaams Belang op het Vlaams-nationalisme betwistte, van hemzelf die als partijvoorzitter zijn voet dwars had gezet tegen partijgenoten die pleitten voor meer samenwerking met het Belang, ‘want dan zou er zo veel meer mogelijk worden’.
Uiteindelijk was De Wevers project al bij al een ‘normaal’ project. Kijk naar Antwerpen, waar hij met een zeer ideologisch want uitgesproken antisocialistisch programma in 2012 een landslideoverwinning had behaald tegen zittend burgemeester Patrick Janssens, nochtans een uiterst pragmatisch bestuurder die amper van ‘socialisme’ te beschuldigen viel. Zes jaar later bestuurt De Wever Antwerpen opnieuw met een college waarin de plaatselijke socialisten hun plaats opnamen alsof er intussen niets was gebeurd. Als De Wever een partij of een politicus verbaal afmaakt, dan is meestal volgens de parameters van The Godfather: ‘It was strictly business.’ In die zin speelde hij in de liga van andere welbespraakten/grofgebekten als Louis Tobback of, één categorietje lager, Eric Van Rompuy. Verbaliteit als politiek en electoraal wapen, maar niet om de revolutie van links of rechts echt te doen losbarsten.
Dat De Wever zich opwierp als ‘kandidaat-premier’ was minstens even nuttig voor intern als voor extern gebruik.
De geschiedenis van het voorbije half jaar moet natuurlijk nog geschreven worden. Wat was uiteindelijk het gevolg van toeval? Wat was het gevolg van bewuste beslissingen? Wat was het gevolg van behendig en opportunistisch bespelen van de kansen die Bart De Wever (vaak door tegenstanders) werden geboden of die hij wist te benutten? Hoe dan ook voerde hij een eigen, consequente campagne. Opnieuw was De Wever hét gezicht van zijn partij. Dat hij zichzelf opwierp als ‘kandidaat-premier’ was minstens even nuttig voor intern als voor extern gebruik. Zo goed als elke N-VA-folder in elke gemeente en iedere provincie voerde Bart De Wever op als belangrijkste figuur – wie zou zich voor of boven een kandidaat-premier kunnen plaatsen?
Voor het overige schuwde De Wever geen enkel debat met de andere partijvoorzitters en -kopstukken. Het was niet De Wever versus Van Grieken, het was De Wever tussen en tegenover alle anderen. Keer op keer domineerde hij het debat, of drukte hij er op z’n minst zijn stempel op. Dat werd al zichtbaar bij de eerste grote troepenschouw der gladiatoren, Het Conclaaf. De Wever maakte Van Grieken af, zette De Croo op zijn plaats maar hield zorgvuldig de lijnen open met Conner Rousseau. Dat Rousseau zichzelf had verbrand, maakte De Wever niet uit: de twee liggen elkaar op één of andere manier, en ze hebben elkaar ook politiek nodig voor hun eigen project. Bij leven en welzijn zouden toppolitici uit voorbije decennia zoals Jean-Luc Dehaene (CVP) en Steve Stevaert (SP.A) niet anders hebben gehandeld.
Dood of de gladiolen
Bart De Wever deed dat met al het talent dat hij in zich heeft. Hij hield de verzuurde De Wever onder controle (lang geleden dat het hem nog zo goed lukte), want de grappige, de sarcastische en zelfs de cynische De Wever is zoveel aangenamer. Hij was gevat en verstandig, maar ook ongenadig en messcherp, en schuwde geen enkele truc van de foor: als het aankomt op ostentatief met de ogen te rollen terwijl een ander spreekt, klopt De Wever zelfs legendarische bekkentrekkers als Louis de Funès en Oliver Hardy.
Natuurlijk is hij behendig en leep: als geheelonthouder en gezondheidsfreak blijft De Wever de natuurlijke leider van een bende N-VA’ers die zweren bij Vlaamse karbonades, tomaat-garnaal-friet en meer pintjes dan goed is volgens de richtlijnen van de Vlaamse overheid. Ook dat lijkt de Vlaamse kiezer te hebben beloond: de durf om zich andermaal te gooien, totaal en zonder voorbehoud. Dood of de gladiolen. Het werd dus een dikke bos bloemen voor Bart De Wever.
In Vlaanderen, dat zelfverklaarde ‘Beieren aan de Noordzee’, heeft De Wever de machtsgreep van het Vlaams Belang vrijwel eigenhandig afgestopt.
Je kunt er niet omheen: een kwart van de Vlaamse kiezers beloont opnieuw de N-VA, de Vlaams-nationalistische partij die zichzelf ooit zo brallerig neerzette als ‘de partij van de verandering’, maar ditmaal vanwege de redelijke manier waarop dezelfde voorzitter van dezelfde partij dat nu doet. Zeker, De Wever behaalde in 2014 nog 31,8 procent van de stemmen en in 2024 blijft daar ‘slechts’ 24 procent van over. Maar in de tien jaar daartussen is in heel Europa de politieke context totaal gewijzigd. Extreemrechts heeft intussen een vast abonnement op verkiezingsoverwinningen, van Italië over Nederland tot Duitsland en Oostenrijk – Hongarije en Slowakije zijn zelfs hors catégorie. In Vlaanderen, dat zelfverklaarde ‘Beieren aan de Noordzee’, heeft De Wever de machtsgreep van het Vlaams Belang vrijwel eigenhandig afgestopt. Als men dat in Franstalig België niet ziet of wil waarderen, doet en kan men het nooit meer.
Sinds 2010 is De Wever de belangrijkste politicus van het land. Bij de volgende verkiezingen, in 2029, zal hij twintig jaar lang onafgebroken zijn stempel hebben gedrukt of Vlaanderen – en op België. Zelfs achttienjarigen die zondag voor het eerst mochten stemmen, zijn geboren ná de eerste machtsgreep van De Wever. In steeds snellere tijden met immer kortere houdbaarheidsdatums is dat fenomenaal, want hij beent politieke legendes als Wilfried Martens bij – ’t Pallieterke noemde die na enige tijd ‘zijne evidentie’.
Wat Bart De Wever deed, is allesbehalve evident. Hij was, is en blijft geen evident leidersfiguur voor alle Vlamingen. Daarvoor verdeelt zijn discours te vaak en te veel. Het valt misschien niet op doordat alle aandacht gaat naar het Vlaams Belang en de mislukte ‘greep naar de macht’ van die extreemrechtse partij, maar er is nog een belangrijke verliezer van deze verkiezingen. Die laat zich samenvatten onder de noemer ‘de kosmopolitische Vlaming’: wat overblijft aan kiezers van Open VLD en Groen. In een land waar Bart De Wever ontzettend populair is, lijkt hun politieke rol kleiner dan voorheen.
In de gracht van de politiek
Kan het anders? Twintig jaar lang heeft Bart De Wever Vlaanderen gekneed, vormgegeven en bijgestuurd naar zijn inzichten: centrumrechts, conservatief, Vlaams-nationalistisch, economisch liberaal, op zijn manier gemeenschapsbouwend. Daarbij heeft hij, ondanks de soms sterke druk, het Vlaams Belang voortdurend afgehouden van elke vorm van deelname aan de macht.
Soms was de druk binnen de N-VA zeer groot om dat toch te doen – bij de Vlaamse regeringsvorming van 2019 had hij de tegenstand van de andere kandidaat-regeringspartijen nodig om zijn eigen achterban onder controle te houden. Zondag werd zelfs voor erger gevreesd, maar het omgekeerde is gebeurd. Bart De Wever heeft Tom Van Grieken en zijn troepen een fatale nederlaag toegebracht.
Zeg natuurlijk nooit ‘nooit’, maar het Vlaams Belang mist daardoor de ideale aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen van 13 oktober. Misschien gebeurt er in Ninove of elders nog een accident de parcours – er zal weinig tegen te doen zijn als Vlaams Belanger Guy D’haeseleer daar dan toch een meerderheid in zetels zou behalen. Maar als de Vlaamse politici het hoofd koel houden, kunnen Van Grieken en zijn troepen nog voor vele jaren hun tentje blijven opslaan in de gracht van de politiek.
In die zin redde Bart De Wever zondag de Vlaamse democratie van een veel groter onheil. Hij verdient er stilaan algemeen respect voor. Zijn rancune – onder meer voor de pers – nemen we erbij. Elke democratie heeft haar prijs.