Jan Wostyn
‘De uitwassen van ons systeem van partijfinanciering blijven elke dag zichtbaar’
‘De particratie heeft zich via allerlei mechanismen losgetrokken van de samenleving’, schrijft Jan Wostyn van Vista naar aanleiding van de discussie over de pensioenregelingen van de parlementsleden. ‘De partijfinanciering garandeert aan elke partij een quasi eeuwig leven en de kiesdrempel zorgt ervoor dat van nieuwkomers niet te veel moet gevreesd worden.’
Deze week was het weer van dat in het parlement. Weeral kwam een “speciale” regeling naar boven waar parlementsleden kunnen van genieten, maar gewone burgers uiteraard niet. Ik betrap me erop dat ik eigenlijk geen zin heb om deze column te schrijven, zo moedeloos word je hier als burger van. Maar gewoon zwijgen en toekijken is ook geen oplossing.
Deze keer waren het niet de parlementsvoorzitters en een kliekje ambtenaren die zichzelf royaal bediend hadden, maar bleek dat het pensioenplafond (7.813,13 euro/maand) dat zou moeten gelden, eigenlijk geen plafond is. Ten eerste kan men tot 120% gaan, en ten tweede blijkt dat minstens 49 ex-parlementsleden zelfs daarboven zijn gegaan. Het zou best wel fijn zijn mochten ook gewone burgers bij hun pensionering even moeten checken of ze niet een bepaald plafond te boven zijn gegaan. Helaas is de realiteit voor de meesten eerder de vraag of het pensioen wel aan de levensbehoeften zal kunnen voldoen.
De hele idee dat parlementen volledig autonoom hun eigen pensioenregeling mogen uitwerken is eigenlijk absurd. De verkozenen des volks die regels en wetten mogen uitvaardigen die op de hele bevolking van toepassing zullen zijn, mogen daarnaast regels en wetten maken die enkel op zichzelf van toepassing zijn. Bovendien blijken die laatste regels en wetten vaak moeilijk te achterhalen en in de achterkamers besloten voor eigen profijt.
Onkostenvergoeding verlagen
Hetzelfde geldt trouwens voor de veel te royale onkostenvergoeding van 2.497,06 €/maand die parlementsleden krijgen. Een vergoeding waar geen bonnetjes voor moeten worden binnengebracht. Een vergoeding om jezelf populair te maken bij mogelijke kiezers, misschien? Wat een wereldvreemdheid.
En zo komen we vanzelf ook weer bij de partijfinanciering. Iedereen vindt ze te hoog, iedereen dient voorstellen in om ze te verlagen, maar niets wordt ooit gestemd en straks zijn we weer 5 jaar verder. Natuurlijk kan je dan wat schamper doen over burgerinitiatieven als “We Need To Talk”, maar als de politieke klasse zichzelf niet kan hervormen, kan je het organisaties of burgers toch niet kwalijk nemen, dat zij zich hier over gaan buigen?
(Lees verder hieronder.)
Wat is dan wel de oplossing? Voor het statuut van parlementairen lijkt me dat niet zo moeilijk: stel dat gewoon gelijk aan een werknemersstatuut met exact dezelfde voordelen. Daar mag best een hoog loon tegenover staan, maar dan ook volledig belast zoals normale lonen in België, zodat ook parlementairen elke maand zien hoe waanzinnig hoog de belasting op arbeid in dit land is. Het parlementaire loon kan bijvoorbeeld gekoppeld worden aan driemaal het mediaanloon in dit land en klaar. Dan weten parlementairen meteen ook dat van hen 3 keer zoveel verwacht wordt als “normale” burgers. Geen aparte onkostenvergoeding, geen aparte pensioenregeling, geen speciale uittredingsvergoeding. Wie na de verkiezingen de baan moet ruimen krijgt een normale ontslagvergoeding zoals een werknemer na 5 jaar dienst en kan werkloosheid aanvragen, indien men geen nieuwe job vindt.
Het systeem van de partijfinanciering is best wel een stuk complexer. Daarom kan het ook net gezond zijn dat er een totaalvoorstel komt uit “We Need To Talk” waar hopelijk dan een politieke meerderheid rond gevonden kan worden. De krijtlijnen zijn bovendien vrij helder: het totaalbedrag moet naar beneden, er moet een scheiding komen tussen partijen en fracties (zoals in Europa) en een plafond op uitgaven voor externe communicatie buiten verkiezingstijd lijkt ook meer dan wenselijk.
Totale vervreemding
De weigering van de politieke klasse om dit probleem onder ogen te zien blijft echter zeer hardnekkig. Zo werden bijvoorbeeld recent 5 experten door de Kamer zelf uitgenodigd in de commissie “Grondwet en institutionele vernieuwing”. Alleen bleek finaal van de 44 volksvertegenwoordigers slechts één (1!) iemand aanwezig. De liberaal Mathieu Bihet, een onbekende opvolger uit de kieskring Luik, zat daar als enige te luisteren naar de experten. Zo ernstig neemt men deze commissie dus…
De uitwassen van de partijfinanciering blijven nochtans elke dag meer dan zichtbaar. Wie vandaag de website van Vooruit bezoekt, leert dat je door een lidkaart te kopen van Vooruit (15 euro) een dagje gratis naar Plopsaland mag (waarde 48,5 euro). Dit soort praktijken zou in verkiezingstijden ten strengste verboden zijn, maar in “normale tijden” passeert dat gewoon. De partijfinanciering als indirecte subsidie voor pretparken, dat kan er ook nog wel bij.
Finaal is er maar één conclusie mogelijk: de huidige politieke klasse is totaal vervreemd van de dagdagelijkse realiteit van haar burgers. De particratie heeft zich via allerlei mechanismen losgetrokken van de samenleving. De partijfinanciering garandeert aan elke partij een quasi eeuwig leven en de kiesdrempel zorgt ervoor dat van nieuwkomers niet te veel moet gevreesd worden. Zo is een soort politieke oligarchie ontstaan die als een kartel haar eigen regels bepaalt, waarbij enig ethisch normbesef gaandeweg verdwenen is. Wanneer bedrijven een kartel vormen, betaalt de consument in de vorm van hogere prijzen.
Wanneer politieke partijen een kartel vormen, betaalt de burger in de vorm van lamentabel wanbeleid en graaicultuur.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier