De staatsgreep van N-VA en Vooruit: samen hertekenen ze het Vlaanderen van na de verzuiling
Als Vooruit met de N-VA in de nieuwe Vlaamse regering stapt, maakt Conner Rousseau het voor Bart De Wever eindelijk mogelijk om te doen wat hij al tien jaar wil: de Vlaamse staat fundamenteel hervormen.
Al in maart maakte CD&V-voorzitter Sammy Mahdi zich in Het Nieuwsblad grote zorgen over het vreemde bondgenootschap tussen zo verschillende partijen als de rechtse N-VA en het linkse Vooruit: ‘De N-VA en Vooruit hebben elkaar gevonden. Dat is zelfs geen publiek geheim meer. Nationalisten en socialisten vinden elkaar in een zo groot mogelijke overheid die alles voor u bepaalt.’ Binnen zijn partij en zijn politieke familie staat Mahdi niet alleen met die analyse – zeg maar: die onrust. Het is geen toeval dat figuren uit de christelijke zuil de voorbije weken contact zochten met gelijkgestemden in de socialistische beweging: ‘Jullie gaan toch niet toestaan dat Conner Rousseau ons uitlevert aan de N-VA?’
‘Ons’ slaat op de talloze sociale organisaties die op een of andere manier deelnemen aan het Vlaamse bestuur. Sinds de eerste staatshervorming van Gaston Eyskens in 1970 ontwikkelden het ‘socialistische’ zuiden en een ‘katholiek’ noorden een eigen model. Franstalig België was (en is) etatistisch, naar het model van Frankrijk. Voor haar politique de proximité leunde de PS op het fijnmazige netwerk van gemeenten en OCMW’s. Het geld komt dus van de overheid. Vandaar stuurt men de ziekenhuizen aan, de woonzorgcentra en het gros van wat met welzijn of gezondheid te maken heeft. De socialistische zuil staat sterk en heeft in wezen een aanvullende rol: via de maisons du peuple organiseert ze het sociale contact.
In Vlaanderen vertrok ook de CVP (nu CD&V) destijds van een fijnmazig lokaal netwerk. De basis waren niet de gemeenten maar de parochies – Vlaanderen telde beduidend meer kerken dan gemeentehuizen. De eerste grote campagne die de nieuwe Vlaamse overheid in de jaren 1970 voor eigen rekening nam, was niet toevallig ‘het jaar van het dorp’. In het logo stond een kerktoren centraal. De vaste slogan van de CVP was: ‘Midden de mensen’. Het draaide ook in Vlaanderen rond nabijheid – dat is gewoon de vertaling van proximité.
‘Het katholiek onderwijs is een maatschappelijk anachronisme, want Vlaanderen telt amper nog katholieke gelovigen.’
Guy Tegenbos, ex-journalist
Tegelijk nam ook Vlaanderen het beproefde model over van ‘ons kent ons’. Partijen en politici leunen graag op vertrouwde figuren uit de eigen club. Vandaar dat er geen scherpe rolverdeling is (zeker niet wat betreft de inzet van topmensen en kaderfiguren) tussen politieke kabinetten, ambtenarij en partij- en zuilstructuren. In de Angelsaksische wereld noemt men die vrij onzichtbare bestuurslaag de deep state. ‘Oppervlakkige’ fenomenen zoals de schommelende uitkomst van verkiezingen zullen weinig veranderen aan de manier waarop binnenskamers afspraken worden gemaakt.
‘Wat heeft Vooruit te zoeken in een rechtse regering?’
Deep state
Eigen aan Vlaanderen was de intieme band tussen die deep state en wat Angelsaksische politologen de civil society noemen: de samenleving in haar georganiseerde (en in Vlaanderen gesubsidieerde) vorm. En net zoals de CVP politiek dominant was, zo was de katholieke zuil alomtegenwoordig: in scholen, universiteiten, vakbonden, ziekenfondsen, ziekenhuizen en wzc’s, scholen, financiële instellingen, verenigingen van vrouwen, ouderen en gehandicapten, sociaal-culturele organisaties, ngo’s, jeugdbewegingen, om de katholieke kerk an sich niet te vergeten enzovoort.
Waar stopten de zuilen, waar begon het middenveld? Guy Tegenbos, oud-journalist van De Standaard en als geen ander gepokt en gemazeld in de Vlaamse bestuurscultuur, legt uit hoe apart dit model wel is. ‘De “sociale partners”, dus de werkgevers en de vakbonden, worden in Vlaanderen nog gerespecteerd als ze samen optreden. Ze hebben echt een belangrijke eigen plaats. Samen vormen ze de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV). Toen Vlaanderen vanaf de jaren tachtig ook belangrijke eigen financiële middelen kreeg, wilden de Vlaamse politici natuurlijk al dat geld meteen uitgeven. Binnen de SERV vreesden de sociale partners dat zo ook de Vlaamse overheidsuitgaven zouden ontsporen, net als de federale. Daarom schoven zij een zuinigere SERV-norm naar voren. Vanaf 1992 nam de Vlaamse regering die SERV-norm over als een officieel uitgangspunt bij de begrotingsopmaak.
De sociale partners waren dus meer begaan met de lange termijn dan de verkozen politici, die meer oog hadden voor de korte termijn.’ Toch legde de Vlaamse politieke elite zich neer bij het ‘advies’ van de verzamelde kopstukken van de deep state. Zo lagen de wederzijdse krachtsverhoudingen.
Onderaannemers van de politiek
Mettertijd kwam de klad in dat Vlaamse model. Er kwamen een heleboel nieuwe middenveldorganisaties bij die niet of slechts gedeeltelijk aan een zuil gebonden waren. De recent opgerichte staten-generaal van de geestelijke gezondheidszorg verenigen tientallen organisaties, maar in dat kamerbrede kapittel hebben de ziekenfondsen maar één stem.
Verder betrekt de Vlaamse overheid ook belangrijke nieuwe sociale organisaties bij het beleid. Neem Natuurpunt, met 130.000 leden de grootste natuurvereniging van Vlaanderen. Tegenbos: ‘De overheid betaalt Natuurpunt om gronden op te kopen (op dit moment bezit Natuurpunt 13.000 hectare, of 2 procent van het Vlaamse grondgebied, nvdr). Dat lijkt een herhaling van de oude deals met de vakbonden en ziekenfondsen: “Wij betalen jullie om in onze plaats overheidstaken uit te voeren.”’
Tegelijk maken de oude zuilorganisaties een identiteitscrisis door. Tegenbos: ‘Het katholiek onderwijs, dat nog altijd instaat voor twee derde van het Vlaamse onderwijsaanbod, is eigenlijk een maatschappelijk anachronisme, want Vlaanderen telt amper nog katholieke gelovigen.’
De architectuur van de Vlaamse bestuurscultuur, waar de overheid tegen betaling eigen taken laat uitvoeren door bevriende zuilorganisaties, wordt als uitgeleefd ervaren.
Linkse academici zoals socioloog Luc Huyse vonden dat de levensbeschouwelijke organisaties hun ziel hadden verkocht. Deelname aan de deep state betekende toegang tot de macht, en dat werd belangrijker dan hun rol vanuit de civil society. Huyse: ‘Zeker de grote middenveldorganisaties nestelen zich graag in hun rol van “onderaannemers van de politiek”. In plaats van de overheid beheren de vakbonden en de ziekenfondsen nu de werkloosheidsverzekering en de gezondheidszorg. Ze leveren de staf van kabinetten en schrijven mee aan wetten en regelgeving. In plaats van de burgers te verenigen en een stem te geven, horen ze bij het apparaat dat de mensen de rug toekeren. Het middenveld heeft zich vastgeklikt aan een politiek systeem dat zijn legitimiteit heeft verloren.’
Bart De Wever en Conner Rousseau: de bromance die het land moet redden
Het gehate Belgische huis
Die kritiek vond vlot ingang bij het Vlaams-nationalistische publiek. Daar verachtte men zuilorganisaties zoals de vakbonden en de ziekenfondsen omdat ze unitair waren – vandaar dat ze werden weggezet als steunpilaren van het gehate Belgische huis. Bovendien werd al wie macht had, zoals de Guimardstraat (waar het hoofdkwartier van het katholiek onderwijs nog altijd huist), a priori gewantrouwd. Het is geen toeval dat de N-VA zichzelf in haar Beginselverklaring (2001) graag definieert als ‘een unieke ongebonden partij, los van drukkingsgroepen, zuilen of financiële machten’. Grappig toch dat de partij zichzelf in dezelfde zin roemt als ‘het syndicaat van het algemeen Vlaams belang.’
De N-VA heeft de tijd mee, want het verzuilde Vlaanderen heeft amper nog een sociologische basis. De architectuur van de Vlaamse bestuurscultuur, waar de overheid tegen betaling eigen taken laat uitvoeren door bevriende zuilorganisaties, wordt als uitgeleefd ervaren. Zeker ter rechterzijde wordt al lang gepleit voor de sloop ervan.
Maar ook bij de Vlaamse socialisten wordt die analyse gedeeld. Tien jaar geleden al, in 2014, legde Caroline Gennez in haar boek De Verschilligen uit dat ze geen meerwaarde meer zag in structuren die ooit hun nut hebben bewezen maar nu vooral een rem zijn op vooruitgang: ‘De tweedeling tussen vrij katholiek en officieel onderwijs is vrijwel intact gebleven. Net daardoor hebben de meeste scholen een eerder zwak pedagogisch project. (…) Past het landschap van christelijke, socialistische, liberale en onafhankelijke vakbonden en ziekenfondsen nog bij de sociale realiteit van vandaag? Is er in een bedrijf een verschil tussen een rode of groene arbeider of bediende?’
Onvermoede bondgenoot
Er valt wel wat voor te zeggen dat Bart De Wever in Conner Rousseau een onvermoede bondgenoot heeft gevonden in hun nieuwe rol als onderaannemers van dat project. Is het toeval dat Vooruit de ambitie heeft om de volgende minister van Onderwijs (of het Kind) te leveren – dat zou Caroline Gennez kunnen zijn – en de N-VA de nieuwe minister van Welzijn – daarvoor wordt Zuhal Demir genoemd? Ooit waren dat departementen die vaak bezet en altijd gecontroleerd werden door CVP/CD&V en de katholieke zuil. Die tijd lijkt ten einde te komen – al moeten de N-VA en Vooruit er natuurlijk wel voor zorgen dat ze de CD&V niet voortdurend met de rug tegen de muur duwen, want anders is de regering-Diependaele nu al gedoemd om op haar beurt het zoveelste ‘kibbelkabinet’ te zijn.
Vanuit een totaal andere geschiedenis en ideologie zijn de N-VA en Vooruit dus op een punt beland waarin ze alvast qua politieke methode een grote overlap vertonen. Rousseau laat zich bij het bepalen van zijn politieke strategie en lijn amper nog bijstaan (of hinderen) door wat overblijft van de Socialistische Gemeenschappelijke Actie. Hij heeft zelfs een statutenwijziging laten doorvoeren dat na afloop van het mandaat van Miranda Ulens en Paul Callewaert de vertegenwoordigers van vakbond en ziekenfonds géén zitting meer zullen hebben in het partijbureau van Vooruit. De persoonlijke banden zijn daarom niet slecht – Rousseaus moeder Christel Geerts is inmiddels de Vlaamse voorzitter van het socialistische ziekenfonds Solidaris – maar hij houdt de lijnen liever zo kort mogelijk, en dicht bij hemzelf. Vandaar dat hij ook in de eigen partij de meeste tussenstructuren heeft afgeschaft.
Is het toeval dat Vooruit de ambitie heeft om de volgende minister van Onderwijs te leveren en de N-VA de nieuwe minister van Welzijn?
Diepe ingrepen
In een Vlaanderen zonder echte zuilen rekent Vooruit dus in de eerste plaats op de eigen kracht, en macht. Dat lukt Rousseau maar in een model waarbij politici zoals hij de lakens uitdelen, al heeft hij natuurlijk nog altijd kabinetten en bevriende topambtenaren nodig om het hele staats- en bestuursapparaat onder controle te houden. Aan de deep state als zodanig wordt dus niet geraakt. De civil society daarentegen wordt steeds meer buitenspel gezet. Ook dat blijft niet zonder gevolgen: uiteindelijk is de burger meer op zichzelf aangewezen, want de beschermende rol van het middenveld lijkt grotendeels uitgespeeld.
Lijkt dat allemaal te zeer een complottheorie? Is dit Big Brother? Guy Tegenbos: ‘Ik heb de verkiezingsprogramma’s van de N-VA en Vooruit nog eens nagekeken. Interessant, maar soms wist ik niet wat ik las.’ Goed, verkiezingsprogramma’s zijn grabbeltonnen, en zeker niet alle voorstellen overleven een regeringsvorming. Maar voor of tegen, de voorstellen die het halen zullen wel leiden tot grondige veranderingen aan de werking van de Vlaamse welvaartsstaat. Dat heeft dus onvermijdelijk effecten op het persoonlijke leven van de individuele Vlaming.
Moet het centrale sociaal overleg afgebroken worden? Zo ja, tot welk niveau? De N-VA heeft het over een beperking van de werkloosheid in de tijd tot maximaal twee jaar. Vooruit wil dat werklozen na twee jaar inactiviteit ‘een basisbaan aangeboden krijgen’ – dat komt in de buurt.
De N-VA wil stoppen met de financiering van alle sociaal-culturele organisaties die bezig zijn met ‘louter opiniëring, activisme of het tegen elkaar opzetten van gemeenschappen’. Paradoxaal genoeg wordt ook de hele ‘integratie-industrie afgeschaft’ en is er geen geld meer voor ‘alle vzw’s die in het oude verhaal blijven zitten’.
De N-VA heeft ook hele paragrafen met bepalingen wat de openbare omroep al dan niet mag of moet doen. In 1995 gaf Vlaams mediaminister Eric Van Rompuy (CD&V) de VRT nog grote autonomie, maar daarop wordt bij elk Vlaams regeerakkoord gekort – waardoor de grens tussen openbare omroep en het model van de staatsomroep alweer dunner wordt.
De N-VA wil ouders financieel treffen die thuis met hun kinderen geen Nederlands spreken.
De N-VA wil ook ouders financieel treffen die thuis met hun kinderen geen Nederlands spreken.
De N-VA en Vooruit willen niet langer leerplicht maar schoolplicht, en wel vanaf drie jaar. Vooruit gaat nog verder. De Vlaamse socialisten willen ‘op lange termijn’ een ‘gegarandeerde deelname van elk kind aan kwaliteitsvolle gratis kinderopvang’. Is dat een eerste stap naar verplichte kinderopvang – zodat de moeders allemaal kunnen (moeten) werken? Het lijkt erop, want het verkiezingsprogramma zegt expliciet: ‘Kinderen waarvan de ouders niet ingaan op het aanbod om het kind aan kinderopvang te laten deelnemen, worden nauwlettend opgevolgd en mogelijke probleemsituaties of uitdagingen inzake de ontwikkeling van het kind worden gesignaleerd.’ Het zou kunnen passen in een ander concept dat Caroline Gennez al in dat boek uit 2014 uiteenzette: dat van de ‘complete’ schooldag van 8 tot 18 uur. Daarna rest kinderen thuis nog quality time met hun ouders – tot de kleintjes rond zeven uur naar bed gaan? Het heeft iets weg van de aanpak van de Israëlische kibboets, waar de gemeenschap – dus de staat – ruime taken van de individuele ouders overneemt.
De N-VA viseert dan weer rechtstreeks de scholenkoepels. Ze wil daarvoor zelfs de grondwet aanpassen, zo staat in haar programma: ‘We passen art. 24 van de Grondwet aan zodat de vrijheid van onderwijs niet langer een argument kan zijn wanneer objectief wordt vastgesteld dat de kwaliteit van onderwijs onder grote druk staat. De vrijheid moet toekomen aan scholen en leerkrachten, niet aan structuren.’
Pittige onderhandelingen
Niet dat elke afbraak van de verzuiling fout is, niet dat de staat soms niet steviger mag doordrukken. Dat scholen in een bepaalde stad zo veel mogelijk moeten samenwerken, over de grenzen van de netten en koepels heen – van het gebruik van infrastructuur tot het samen aanbieden van een kleine richting in één instelling in plaats van vele afzonderlijk: moest dat al niet veel eerder gebeurd zijn?
Het blijft natuurlijk afwachten wat er van die ideologisch sterk gekleurde verkiezingsprogramma’s uiteindelijk doorsijpelt naar het echte regeerakkoord. Tijdens de formatiegesprekken geldt overigens de regel dat de grootste partij (de N-VA) meer gewicht in de schaal kan leggen dan de tweede (Vooruit), en de kleinste (CD&V) zich hoe dan ook moet inspannen om zelf voldoende aan bod te komen. Het zal er hoe dan ook stevig aan toe gaan. Kort voor de verkiezingen wist TV-Limburg te melden dat Zuhal Demir op een N-VA-meeting in Heusden-Zolder had gezegd dat ze graag minister van Welzijn zou worden. Welzijn is al ‘decennialang in handen van de CD&V’, zij wil het nu ‘weghalen bij de zuilbelangen en hervormen in het algemeen belang’.
Het worden nog pittige onderhandelingen voordat Vlaanderen een eensgezinde regering-Diependaele zal hebben.
Verkiezingen 2024
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier