De partijen en uw koopkracht: een voorbeeld van cadeaupolitiek

© Getty
Ewald Pironet
Ewald Pironet Senior writer

Sinterklaas valt vroeg dit jaar: alle partijen beloven in hun kiesprogramma’s om uw koopkracht te verhogen. Bovendien zit het al erg goed met onze koopkracht: tussen 2019 en 2029 zal die volgens het Planbureau met 15 procent stijgen. Boven op de inflatie.

Elke politieke partij doet vandaag beloften over het versterken van uw koopkracht. Het blijkt ook een thema waar wij allemaal erg veel belang aan hechten. Uit de Knack-enquête van begin dit jaar bleek dat bij de Nederlandstalige landgenoten immigratie met 17 procent veruit het voornaamste verkiezingsthema is, gevolgd door koopkracht met 11 procent. Bij de Franstaligen is dat net omgekeerd, daar is koopkracht met 20 procent het belangrijkste dossier, gevolgd door immigratie met 8 procent.

Dat hoeft geen verbazing te wekken, koopkracht gaat namelijk over uw portemonnee. Koopkracht geeft aan hoeveel u met uw inkomen kunt kopen. En heel veel mensen zeggen dat ze vandaag met hun beschikbare inkomen minder kunnen kopen dan een jaar of langer geleden. Velen vinden dat hun koopkracht achteruit is gegaan. Uit de recente enquête ‘De Stemming’ van de VRT en De Standaard bleek dat 68 procent van de Vlamingen ervan overtuigd is dat de gemiddelde koopkracht is gedaald. Maar is dat ook zo? En hoe zal uw koopkracht de komende jaren evolueren?

Perceptie versus realiteit

De afgelopen jaren hebben we de prijzen pijlsnel zien stijgen, in 2022 zelfs met meer dan 10 procent. Maar toch is onze koopkracht niet gedaald. Dat onze koopkracht afnam is een perceptie die niet overeenstemt met de realiteit.

De voorbije vijf jaar is er een ‘krachtige inkomenstoename’ geweest, zoals de Nationale Bank het omschrijft. De koopkracht van de huishoudens steeg tussen 2019 en 2022 met 4,4 procent en in 2023 nog eens met 3,4 procent. In vijf jaar tijd ging onze koopkracht er dus met 7,8 procent op vooruit. Voor alle duidelijkheid: dat is boven op de inflatie, de stijgende levensduurte.

Dus zowel tijdens de coronaperiode als tijdens de energiecrisis nam de koopkracht over het algemeen toe. Dat de koopkracht tussen 2019 en 2024 met 7,8 procent toenam, is een globaal cijfer voor alle huishoudens in ons land samen. Het feit dat de voorbije jaren meer mensen aan het werk gingen en dus een hoger inkomen ontvingen, is zeker een factor die zorgde voor die stijging.

Meer gespaard

Maar de koopkracht steeg niet alleen in het algemeen, ook de koopkracht van zowat elk gezin in ons land steeg de voorbije vijf jaar. Dat dankzij de rijke overheidssteun met corona- en energiecheques, de verhoging van de minimumlonen en -pensioenen en andere uitkeringen. En dan is er natuurlijk ook nog de automatische loonindexering, die ervoor zorgt dat onze uitkeringen en de lonen mee stijgen met het duurdere leven.

De Nationale Bank merkt trouwens op dat ‘de gezinnen die koopkrachttoename niet volledig hebben uitgegeven’. Er werd de afgelopen jaren opnieuw meer gespaard. In 2023 spaarden de Belgen zelfs bijna 5 miljard euro meer dan in eerdere jaren. We spaarden meer dan 14 procent van het beschikbare inkomen, en dat is meer dan vóór de pandemie. Volgens de Nationale Bank blijft dat ook de volgende jaren zo.

Armoede daalde

De koopkracht nam toe voor het overgrote deel van de Belgen, al waren er ook huishoudens die de voorbije vijf jaar aan koopkracht moesten inboeten. Vaak wordt dan spontaan gedacht dat de koopkracht van mensen onder de armoedegrens niet toenam, maar dat klopt niet: de regering-De Croo liet de uitkeringen, zoals werkloosheidsvergoedingen of leeflonen, meer stijgen dan de index en die mensen kregen tijdens de energiecrisis ook een sociaal energietarief, waardoor ze veel minder moesten betalen voor gas en elektriciteit.

De koopkracht van de armen ging er dus op vooruit, en in tegenstelling van wat ook nog vaak wordt beweerd, daalde de armoede ook in ons land: in 2019 leefde 14,8 procent van de Belgische bevolking in een gezin waar het besteedbare inkomen te laag is om menswaardig te kunnen leven, vandaag is dat 12,3 procent, zo blijkt uit officiële cijfers van Statbel, het Belgische statistiekbureau. Ook de ongelijkheid, zowel qua inkomen als vermogen, neemt trouwens al meer dan een decennium af, zoals we al eerder schreven.

Working poor

Wie zag dan wel zijn koopkracht achteruitgaan? Mensen die net boven de armoedegrens zitten, de zogenaamde lagere middenklasse of de working poor. Het gaat om bijna 15 procent van de bevolking, zo’n 1,8 miljoen Belgen, die bijzonder financieel kwetsbaar zijn omdat ze geen financiële buffer hebben, ook al leven ze niet in armoede. Daardoor kwamen zij bijvoorbeeld niet in aanmerking voor het sociale energietarief en liepen zo al snel 7500 euro per jaar mis. Het gaat dus om een groep die tussen wal (allerlei steunmaatregelen voor de armen) en schip (voldoende inkomen hebben om zich geen grote financiële zorgen te moeten maken) vallen.

Dat de koopkracht van de lagere middenklassen erop achteruitging, kwam vooral doordat de regering-De Croo maatregelen nam die tegelijkertijd te gericht waren, zoals het sociaal energietarief, én te wijdverspreid waren, zoals de energiecheques die aan iedereen werden uitgedeeld, ook aan diegenen die dat extraatje absoluut niet nodig hadden. Als de regering de steunmaatregelen verstandiger had gespreid, had ze én de koopkracht van lagere middenklasse kunnen stutten én minder overheidsgeld moeten uitgeven, zoals we al eerder concludeerden.

Dit alles leert ons twee dingen. Eén, het regeringsbeleid doet ertoe, het kan het verschil maken: kijk naar de steunmaatregelen voor de armen die zorgden voor een daling van de armoede. Twee, het regeringsbeleid om de koopkracht met allerlei maatregelen te beschermen en zelfs te verbeteren, had gevolgen voor de overheidsfinanciën, die onder de regering-De Croo helemaal ontspoorden. Er werd een cadeaupolitiek gevoerd die uiteindelijk de belastingbetaler veel geld zal kosten.

Wat volgt?

De koopkracht nam dus tussen 2019 en 2024 gemiddeld 7,8 procent toe, boven op de inflatie, maar hoe zit het voor de komende jaren? Het Planbureau maakte begin dit jaar een prognose voor de volgende vijf jaar en ziet het reëel beschikbare inkomen dan jaarlijks met 1,4 procent toenemen. De gemiddelde koopkracht zou bij ongewijzigd beleid, dus zonder dat de politici maatregelen nemen, tussen 2024 en 2029 met 7 procent toenemen, opnieuw boven op de inflatie. Dat is dus bijna evenveel als de afgelopen vijf jaar.

Toch vragen veel mensen zich vandaag af of hun koopkracht de volgende jaren wel behouden zal blijven. Vanzelfsprekend spelen de politieke partijen daar graag op in. Ze beloven allemaal in meer of mindere mate de koopkracht te verhogen.

Overheidstekort

Het Planbureau ging na hoezeer de belangrijkste maatregelen van elke partij de koopkracht zullen verbeteren. En ook wat de gevolgen zullen zijn voor het overheidstekort in 2029, niet onbelangrijk zoals blijkt uit de financiële put die de regering-De Croo achterlaat.

Volgens het Planbureau zal bij ongewijzigd beleid de koopkracht dus met 7 procent toenemen, maar zal ook het overheidstekort stijgen, van in 2023 4,6 procent van het bbp (bruto binnenlands product, wat we met zijn allen aan goederen en diensten vervaardigen) naar 5,6 procent in 2029. Die grote tekorten zullen de overheidsschuld doen groeien van 105 procent van het bbp in 2023 naar 117 procent in 2029.

Dat mag niet van Europa. Lidstaten met een groot begrotingstekort en grote schulden, zoals België, moeten het begrotingstekort in een periode van 4 tot 7 jaar juist terugbrengen naar 3 procent. Als de schuldgraad hoger ligt dan 90 procent van het bbp, zoals in België, moeten lidstaten die schuldgraad jaarlijks met gemiddeld 1 procentpunt verlagen. Niet alleen Europa, ook de financiële markten waar België gaat lenen kijken naar de overheidsfinanciën, en als die niet verbeteren, zullen ze de rente waartegen we kunnen lenen optrekken. Dat betekent nog meer overheidsuitgaven.

Factuur

Het is dus van belang om niet alleen te kijken naar de toename van de koopkracht die de partijen beloven, maar ook naar het overheidstekort. Hieronder in tabelvorm de koopkrachtstijging die elke partij voorstaat, maar ook wat dat betekent voor het overheidstekort in 2029. We rangschikken de partijen volgens de grootte van de koopkrachtstijging.

Merk op dat er maar twee partijen zijn waarbij het overheidstekort substantieel verbetert, ook al is het nog niet voldoende om de Europese norm van 3 procent te halen: de N-VA komt uit op 3,6 procent, de PS op 4,5 procent. Bij hen gaat ook de koopkracht er het minst op vooruit, namelijk 5,6 procent voor de N-VA en 4,3 procent voor de PS – inderdaad, de PS belooft de kleinste algemene koopkrachtstijging. Maar toch nog altijd een stijging.

Uit dit overzicht blijkt dat de partijen die u de grootste koopkrachtstijging beloven, ook zorgen voor de diepste putten in de overheidsfinanciën. En die moeten ooit op de een of andere manier worden gedempt, met meer belastingen en/of via besparingen. Die maatregelen zullen weer koopkracht kosten. Alle partijen volgen vandaag dus een cadeaupolitiek en beloven maatregelen die uw koopkracht boven op de inflatie nog zullen doen stijgen. De ene partij toont zich daarbij al een gullere sinterklaas dan de andere. De factuur volgt later.

Partner Content