‘De democratie verdwijnt langzaam’: hebben de centrumpartijen boter op hun hoofd?
Hoe sterven democratieën? Niet alleen door toedoen van extremisten, zo leert de geschiedenis ons. Vraag is of de huidige centrumpartijen die les wel voldoende ter harte nemen.
Het is een stokpaardje van populisme-expert Cas Mudde. De liberale Nederlandse premier Mark Rutte (VVD), zo stelt Mudde, ‘vormt een grotere bedreiging voor de liberale democratie dan uiterst rechts’. Achter die stelling schuilt de redenering dat een premier die het extreemrechtse ideeëngoed in zowel beleid als discours overneemt, die ideeën uit de marge haalt en mainstream maakt.
‘Ik volg die redenering ten dele’, zegt Stefan Rummens, politiek filosoof aan de KU Leuven. ‘Als het gaat over de bescherming van de democratie is de rol van centrumpartijen inderdaad cruciaal. Mijn collega Giovanni Capoccia van de University of Oxford heeft vergelijkend internationaal onderzoek gedaan naar het fascisme tijdens het interbellum. Een van de patronen was dat fascisten alleen aan de macht konden komen in landen waar rechts-conservatieve centrumpartijen hen de vrije baan gaven. Omgekeerd bleven democratieën zoals Finland en België overeind omdat de rechtse centrumpartijen een hoge mate van intolerantie bleven koesteren.’
Rummens besluit daaruit dat die partijen ook vandaag een bijzondere verantwoordelijkheid hebben. ‘Zij moeten duidelijke lijnen trekken in het publieke debat, en er mee voor zorgen dat antidemocratische, extremistische ideeën niet genormaliseerd worden. Op dat vlak is er in Nederland een groter probleem dan bij ons. De eerste regering-Rutte was er een met gedoogsteun van de PVV van Geert Wilders. Voor de democratie is dat een bar slecht signaal. Je geeft die partij en haar ideeëngoed op die manier democratische legitimering. Bovendien hoeft ze daardoor haar handen niet vuil te maken aan compromissen. Ze heeft, anders gezegd, de lusten maar niet de lasten van een regeringsdeelname.’
De demarche van Nicole de Moor (CD&V) is een straffe aanval op de rechtsstaat.
Paul Lemmens, emeritus professor rechten (KU Leuven)
De Nederlandse denker Joshua Livestro, zelfverklaard lid van ‘de rechtse tent’, dacht daar ooit anders over. Hij was het die Rutte destijds adviseerde om met Wilders in zee te gaan. ‘Het idee was dat we Wilders, door hem verantwoordelijkheid te laten nemen, tot realiteitszin zouden dwingen’, vertelt Livestro vanuit zijn woonst op het Kanaaleiland Guernsey. ‘Wat ook meespeelde, was de overweging dat Wilders uit de VVD kwam. Het was niet ondenkbaar dat hij naar het oude nest zou terugkeren. Maar dat alles bleek wishful thinking. De PVV bleek een onbetrouwbare coalitiepartner en de verhoopte matiging kwam er niet. Achteraf bekeken is die gedoogconstructie een grote vergissing gebleken.’
Hondenfluitje
Het Nederlandse experiment kon volgens Livestro ook niet verhinderen dat de partij die hij ooit adviseerde een eind opschoof richting PVV. ‘Er ontstond een concurrentiestrijd om de extreemrechtse kiezer’, zegt Livestro. ‘Die leidde tot een ruk naar rechts binnen de VVD en het loslaten van de eigen beginselen. Die trend zie je natuurlijk in wel meer landen en partijen. In de hoop de kiezer aan de extreemrechtse kant te paaien, blaast Bart De Wever (N-VA) voortdurend op het hondenfluitje. Dat gebeurt vandaag nog nadrukkelijker door Friedrich Merz, de voorzitter van de Duitse christendemocraten, die straks mogelijk bondskanselier wordt. Hij afficheert zichzelf en zijn partij als een fatsoenlijk alternatief voor de radicaal-rechtse AfD, maar neemt de analyses en het taalgebruik van die partij gewoon over. Denk aan zijn recente uitspraak over Duitse burgers die moeten toekijken hoe afgewezen asielzoekers een voorkeursbehandeling zouden krijgen bij de tandarts. Merz zou toch moeten weten waartoe zulke haatzaaierij ooit heeft geleid. Gelukkig stuitten die uitspraken nog op enig weerwerk binnen de CDU. Maar het gevaar bestaat dat dit weerwerk er niet meer zal zijn als de CDU straks verkiezingen wint. Dan dreigt een kernwaarde uit die partij te verdwijnen, en bij uitbreiding uit de Duitse samenleving.’
Stefan Rummens heeft er in zijn geschriften al herhaaldelijk op gewezen: democratie belijd je, behalve in daden, ook in woorden. Taal doet ertoe. Als een kandidaat-bondskanselier vertelt dat afgewezen asielzoekers een voorkeursbehandeling krijgen, legitimeert hij de mythes van extreemrechts. Wie, zoals de voormalige Amerikaanse president Donald Trump, tijdens de campagne stelt dat zijn opponent Hillary Clinton in de gevangenis hoort te zitten, delegitimeert een politieke tegenstander. Dat is geen bagatel. In een democratie overtuig je met argumenten, niet met leugens, intimidaties of uitsluiting. Het is ook niet helemaal onschuldig wanneer Bart De Wever zegt dat energieminister Tinne Van der Straeten (Groen) ‘van het dossier moet worden gehaald’ omdat ze een andere visie heeft. Evengoed kan men zich vragen stellen bij de uithaal van minister-president Jan Jambon (N-VA) tegen de oppositie: ‘Da gadegij nie bepalen.’
Rummens ziet op dat vlak ‘een zekere verruwing’. ‘Al blijft het al bij al wel binnen de grenzen. De grens wordt wat mij betreft wél overschreden wanneer N-VA-politici verklaren dat de federale regering in Vlaanderen geen legitimiteit heeft. Met zulke uitspraken geeft een democratische partij te kennen dat je de spelregels in onze democratie niet hoeft te respecteren. Het geregeld geuite dreigement om buiten de Grondwet om de Vlaamse onafhankelijkheid uit te roepen, is al helemaal problematisch. Een democratie is gebaseerd op regels. Je kunt die regels, als ze je niet bevallen, proberen te veranderen – ook dat is een democratische spelregel – maar niet op een ongrondwettelijke manier. Democratie is een georganiseerd conflict. Die organisatie, de spelregels dus, zijn er om de conflicten niet uit de hand te laten lopen. Wie aankondigt dat hij de regels eenzijdig wil opzeggen, speelt met vuur.’
Het brengt ons bij nog een andere, niet altijd even strikt nageleefde maar wel essentiële regel van het democratische spel. De democratische rechtsstaat bestaat bij de gratie van respect voor de rechterlijke macht. Er is een reden waarom Belgische ministers bij hun aantreden gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk zweren.
Dat deed ook staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole de Moor (CD&V). Niettemin besloot ze begin september om geen alleenstaande mannelijke asielzoekers meer op te vangen, een maatregel waarvan ze, als doctor in de rechten, ongetwijfeld wist dat hij de toets door de Raad van State niet zou doorstaan. Toen het hoogste administratieve rechtscollege van het land de beslissing inderdaad schorste, haalde De Moor de schouders op. ‘Mijn beleid zal niet veranderen’, zei ze in een reactie op de uitspraak. Voor de christendemocraten was het zelfs iets om mee uit te pakken op sociale media: ‘Nicole houdt voet bij stuk.’
De Moors beslissing blijkt niet zonder gevolgen te blijven. Zoals Knack vorige week berichtte, oordeelden Nederlandse rechters dat het niet aangewezen is om alleenstaande asielzoekers wier dossier volgens de Dublinakkoorden in ons land behandeld moet worden, naar België door te sturen. Het risico dat ze in een ‘zeer verregaande materiële deprivatie’ zouden belanden, is volgens de rechters te groot.
Paul Lemmens, emeritus professor rechten aan de KU Leuven en voormalig rechter bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, noemt de demarche van De Moor ‘een straffe aanval op de rechtsstaat’. ‘Ofwel passen De Moor en bij uitbreiding de Belgische regering hun beleid aan, ofwel proberen ze de regels te veranderen – ook al is dat laatste in een internationale context niet eenvoudig. Maar De Moor kiest er doelbewust voor om in gebreke te blijven. Openlijk zeggen dat men een wet naast zich neer zal leggen, is absoluut niet bevorderlijk voor de rechtsstaat.’
Volksberoep
Het geval-De Moor lijkt te passen binnen een bredere tendens. Rechterlijke uitspraken stuiten meer dan vroeger op openlijk verzet van politici. En niet alleen van hen. Ook de invloedrijke socioloog Mark Elchardus uit geregeld kritiek op wat hij de ‘juristocratie’ noemt: onverkozen rechters die het laatste woord krijgen in kwesties die volgens hem door de verkozenen des volks moeten worden beslecht.
Elchardus’ ideeën vonden weerklank bij de N-VA, die begin dit jaar het voorstel voor een ‘volksberoep’ op tafel legde. Met dat instrument willen de Vlaams-nationalisten bepaalde wetgeving afschermen van grondwettelijke toetsing en vernietiging. Het volksberoep zou mogelijk worden als een tweederdemeerderheid in het parlement het niet eens is met een uitspraak van het Grondwettelijk Hof.
Een erg slecht idee, vindt grondwetspecialiste Patricia Popelier. ‘Het laat zien dat je, in naam van de democratie, heel ondemocratische dingen kunt doen. Blijkbaar vindt de N-VA dat democratie en rechtsstaat elkaar niet kunnen versterken, maar lijnrecht tegenover elkaar staan. Meer van het ene betekent voor de partij automatisch minder van het andere. De N-VA verwijst altijd naar Canada als lichtend voorbeeld, maar daar ligt het volksberoep nadrukkelijk onder vuur. Volksberoepen komen vooral voor in Oost-Europa, maar dan als restant van de Sovjet-Unie. Daar willen we toch niet naartoe?’
Het is de N-VA in dezen te doen om meer macht, vermoedt Popelier. ‘Met een volksberoep wordt de greep van de politieke partijen nog groter dan hij al is. Want uiteindelijk hebben zij het in België voor het zeggen, en niet de parlementsleden. Daarbij hoort ook het N-VA-pleidooi voor kleinere kieskringen, die in het voordeel zijn van grotere partijen, en haar weerstand tegen burgerparticipatie. Het is een coherent verhaal, maar het wegnemen van checks-and-balances maakt het toch ook beangstigend.’ Popelier waarschuwt verder voor de gretigheid waarmee politici rechters ‘activistisch’ noemen. ‘Ze ondergraven niet alleen de scheiding der machten, ze doen ook de waarheid geweld aan. Uit uitgebreid onderzoek blijkt dat rechters zich over het algemeen juist terughoudend opstellen. Het Grondwettelijk Hof kiest vaker wel dan niet de kant van de regering. En als het dat niet doet, dan probeert het vaak de gevolgen te verzachten. Bij een minderheidsregering of een coalitie van meer dan vijf partijen wordt het Grondwettelijk Hof bovendien strenger, hoogstwaarschijnlijk omdat zulke regeringen minder stabiel zijn en het wetgevende werk vaker te wensen overlaat. Dat toont aan dat ook rechters op zoek zijn naar legitimiteit: ofwel bij de overheid als die veel steun geniet, ofwel bij de bevolking als die minder vertrouwen heeft in de regering.’
Klimaatzaak
De groeiende animositeit tussen politiek en rechtspraak is ook Rummens opgevallen. ‘Maar ik weet niet of dat noodzakelijk op een antidemocratische tendens wijst.’ Dat De Moor een uitspraak van de Raad van State naast zich neerlegt, noemt Rummens weliswaar ‘zorgwekkend’, tegelijkertijd wil hij ‘enige clementie’ tonen. ‘Ik hoor De Moor niet zeggen dat ze die mannelijke asielzoekers niet wíl opvangen. Wellicht wil ze dat wel, maar is er onvoldoende plaats en slaagt ze er niet in om die extra plaatsen snel genoeg te voorzien.’
Premier De Croo wijst Polen en Hongarije vaak met de vinger, maar heeft zelf boter op het hoofd.
Carl Devos, politoloog (UGent)
De toenemende klachten over ‘activistische’ rechters hebben volgens Rummens misschien wel in de eerste plaats te maken met de uitbreiding van de domeinen waarover rechters zich uitspreken. ‘Meer dan vroeger moeten ze tussenbeide komen in zaken die te maken hebben met mensenrechten en ecologie. Een goed voorbeeld is de Klimaatzaak. De Nederlandse rechter heeft geoordeeld dat het beleid niet volstaat, en aan de overheid meteen ook nieuwe doelstellingen opgelegd. De Belgische rechter heeft óók gezegd dat het beleid niet volstond, maar zich terughoudend opgesteld als het gaat over nieuwe doelstellingen. Die terughoudendheid vind ik een goede zaak. Het gaat over beslissingen met enorme implicaties voor het beleid. Dat politici over zulke beslissingen klagen, en het idee hebben dat de rechter op hun terrein komt, is niet onbegrijpelijk. Door almaar meer sociale en ecologische rechten in de wet op te nemen, is er een grijze zone gecreëerd. Dat zorgt voor conflicten en wrijvingen tussen rechterlijke en uitvoerende macht, die nog op zoek zijn naar een evenwicht. Meer dan als een antidemocratische tendens heeft dat te maken met hoe onze democratische rechtsstaat evolueert.’
Putsch
Toeval of niet: Nicole De Moor was niet de enige centrumpolitica die de afgelopen weken bakken kritiek kreeg wegens gebrek aan respect voor de rechtsstaat of het democratische proces.
Er was ook Vooruit-voorzitter Conner Rousseau. Hij kwam in opspraak nadat hij begin september tijdens een avondje stappen in Sint-Niklaas controversiële uitspraken had gedaan over de Romagemeenschap in het bijzijn van enkele politieagenten. Toen Het Laatste Nieuws en VTM Nieuws delen van het bewuste proces-verbaal wilden publiceren, dwong Rousseau via de rechter in kort geding een publicatieverbod voor alle media af, op straffe van een dwangsom van 1000 euro per uur. Charlotte Michils, algemeen secretaris van de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ), noemt het een kwalijke zaak. ‘Iedereen is het erover eens: het was ongrondwettelijke censuur en juridische intimidatie. Van extreme partijen kun je zulke ingrepen verwachten, maar van een centrumlinkse partijvoorzitter?’
Bij de Vlaamse liberalen waren het de voorzittersverkiezingen van midden september die de wenkbrauwen deden fronsen. In tegenstelling tot zijn twee uitdagers kreeg Tom Ongena, de kandidaat van het partijestablishment, meer tijd en middelen om zich op de voorzittersverkiezingen voor te bereiden. Bovendien konden alleen de leden die fysiek in Brussel aanwezig waren hun stem uitbrengen. Vroeger kon dat probleemloos digitaal, nu bleek het opeens te duur. ‘De Open VLD-voorzittersverkiezingen waren niet minder dan een putsch, een regelrechte schijnvertoning’, zegt politoloog Carl Devos. ‘Het geheim van de stemming werd niet gerespecteerd, en wie tegen de handpop van premier Alexander De Croo wilde stemmen, moest dat met het oog op de lijstvorming publiekelijk doen.’ Devos doet er niet luchtig over. ‘Het zegt veel over onze democratie wanneer de premier en de facto leider van de Vlaamse liberalen voorzittersverkiezingen zodanig naar zijn hand zet dat er van een vrije stembusgang nauwelijks nog sprake is. De Croo wijst Polen en Hongarije vaak met de vinger, maar hij heeft zelf boter op het hoofd. De democratie verdwijnt niet uit het niets, het is een uiterst langzaam proces waarbij de muur steen per steen en voeg per voeg wordt afgebroken.’
Ranglijst
Maken de hierboven beschreven ‘incidenten’ deel uit van dat langzame afbraakproces? Zijn, behalve de extremisten, ook de centrumpartijen aan de poten van de democratische rechtsstaat aan het zagen? Paul Lemmens ziet het zo’n vaart niet lopen. ‘Anders dan in Hongarije of Polen staan de belangrijkste principes nog overeind. In België bestaat er een vrije debatcultuur, hebben minderheden en de politieke oppositie vrijheid van meningsuiting en vereniging en is de kieswetgeving erg solide.’
(Lees verder onder de preview)
Ook internationale organisaties vertellen ons dat het in België over het algemeen best goed gaat met de democratie en de rechtsstaat. Volgens de Amerikaanse ngo Freedom House, die onderzoek voert naar democratie, politieke vrijheid en mensenrechten, is België een ‘vrij’ land. Op basis van 100 indicatoren over politieke en burgerlijke vrijheden zoals het verkiezingsproces, de persvrijheid en het respect voor de mensenrechten, kent Freedom House het gros van de landen een score toe. Met 96 op 100 doen slechts tien landen ter wereld beter dan het onze. ‘België is een stabiele electorale democratie met een lange staat van dienst op het gebied van vreedzame machtsoverdrachten. Politieke rechten en burgerlijke vrijheden worden wettelijk gewaarborgd en grotendeels gerespecteerd.’ Wel waarschuwt de ngo voor enkele ‘belangrijke bezorgdheden’, met name ‘terreurdreiging, corruptieschandalen, toenemend rechts-nationalisme en xenofobie’.
Stinkdier
Over dat laatste – de xenofobie – maakt ook Joshua Livestro zich grote zorgen. Al in 2017 schreef hij in een opiniestuk ‘helemaal klaar’ te zijn met de ‘paranoïde samenzweringsverhalen, extreme ondergangsfantasieën en idiote racistische theorieën’ binnen rechtse partijen die ooit met recht fatsoenlijk mochten heten.
Het opiniestuk deed het tij niet meteen keren. ‘Men neemt de analyse en het discours van extreemrechts over,’ zegt Livestro, ‘met als gevolg dat ideeën of concepten die daarvoor onbespreekbaar waren, plots wél bespreekbaar worden. Zo was er de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok (VVD), die in een lezing een variant van de omvolkingstheorie verkondigde. Daarmee bracht hij een racistische theorie naar het centrum, en gaf ze een legitimiteit die ze niet verdient. Of de strategie werkt, is trouwens maar de vraag. Overal zie je rechtse partijen naar de rechtse rand oprukken, en zowat overal wordt extreemrechts groter.’
(Lees verder onder de preview)
Wat Livestro vertelt, doet denken aan een memorabele uitspraak van Markus Blume, vandaag cultuurminister voor de rechts-conservatieve CSU in Beieren. Blume vertelde drie jaar geleden in een interview dat zijn partij de afgelopen jaren vooral geprobeerd had de rechts-radicale AfD te kopiëren. Tevergeefs. ‘Du kannst ein Stinktier nicht überstinken.’ Minder plastisch gezegd: je kunt extremisten niet verslaan met meer extremisme. Je dwingt de extremisten tot nog extremere posities, ver buiten de grenzen van het democratische centrum.
De enige optie voor de CSU, zei Blume toen, was een terugkeer naar dat democratische centrum. Livestro denkt er niet anders over. ‘Mijn advies voor de VVD in Nederland zou zijn: zet na al die jaren regeren even een stap terug, en bezin je over je eigen beginselen en kernwaarden. Dan heb ik het onder meer over de heerschappij van het recht en de menselijke waardigheid. Hetzelfde zou ik partijen als de N-VA of de Open VLD adviseren. Rond hun kernwaarden moet een verhaal te smeden zijn dat een duidelijk alternatief biedt voor het smoezelige, de ziel besmeurende verhaal van extreemrechts. Een makkelijk verhaal zal het niet zijn. Echte democratie is lastig, maar wel noodzakelijk.’