De Croo noemt Iran-kwestie ‘gesloten’, maar overtuigt coalitiepartners niet
Volgens premier Alexander De Croo staat de discussie over de Iran-kwestie het verdere werk van zijn regering niet in de weg. Dat trachtte hij donderdag duidelijk te maken tijdens het vragenuurtje in de Kamer. Ondertussen roepen nieuwe elementen in de zaak nieuwe vragen op.
De Kamercommissie Buitenlandse Zaken debatteerde woensdag een hele middag over de uitreiking van visa aan veertien Iraniërs onder wie de burgemeester van Teheran door bevoegd minister Hadja Lahbib (MR). Die Iraniërs konden daardoor vorige week een grote stedenconferentie in Brussel bijwonen, hoewel het Iraanse regime op zijn zachtst gezegd op gespannen voet staat met de mensenrechten.
Ook premier Alexander De Croo lag woensdag onder vuur, omdat hij van de uitreiking van de visa afwist. Hij gaf echter toe dat de zaken beter hadden kunnen worden afgehandeld, terwijl Lahbib dat niet deed.
De groene en socialistische coalitiepartners reageerden furieus. Te meer omdat Lahbib het parlement op zijn minst niet volledig leek te hebben geïnformeerd en hun respectievelijke partijgenoten Sarah Schlitz en Pascal Smet in hun ogen voor minder moesten opstappen, al is er van revanchistische gevoelens volgens beide fracties geen sprake.
In de plenaire vergadering van de Kamer ging het donderdagmiddag opnieuw over de affaire, zij het omfloerst: door een technische kwestie – over de ingediende moties die na afloop van het debat woensdag werden ingediend, is nog niet gestemd – mochten de Kamerleden niet rechtstreeks naar de Iran-affaire vragen. Mits wat kunst- en vliegwerk – vragen over de ‘samenhang van de regering’ en het ‘internationaal imago van ons land’ – probeerde de oppositie alsnog een debat met De Croo uit te lokken.
De premier noemde het ‘normaal’ dat er binnen het parlement en de regering een duchtig woordje gesproken werd over de kwestie. ‘Hoe wij onze positie bepalen tegenover de rest van de wereld is belangrijk’, zei hij. ‘Als parlementsleden en ministers duidelijkheid willen, moet die gegeven worden.’ Dat staat volgens De Croo echter niet in de weg van de andere werven van de regering, zoals de fiscale hervorming of de onderhandelingen met Engie.
Excuses
Het parlement kan volgens de premier bijkomende uitleg vragen, maar tegelijkertijd noemde De Croo het ‘incident van gisteren ‘gesloten’, een zinnetje waarbij menig coalitiepartner de wenkbrauwen fronste. Vooruit-fractieleidster Melissa Depraetere benadrukte naderhand dat het incident voor haar fractie allesbehalve gesloten is. ‘Minister Lahbib houdt het open, terwijl we enkel vragen om haar rol in het verhaal te erkennen.’ Voor de socialisten kan de MR-politica beter vandaag nog naar de Kamer afzakken om excuses aan te bieden.
De groenen vragen nu vooral meer tekst en uitleg. Fractieleider Wouter De Vriendt heeft het over een ‘ernstige diplomatieke uitschuiver’ en een ‘gebrek aan schuldinzicht’. Voor De Vriendt moet de kwestie ‘zo snel mogelijk worden uitgeklaard, ook in het belang van de premier’. ‘Het ontslag van de minister of van de regering is geen doel’, maar ‘de vertrouwensbreuk moet hersteld worden en de minister heeft veel werk op dat vlak’.
De PS-Kamerfractie liet eerder op de middag al weten dat ze momenteel geen vertrouwen kan stellen in Lahbib. De Franstalige socialisten vragen de bijeenroeping van de Commissie Buitenlandse Zaken om de minister opnieuw te ondervragen.
Oppositie gaat verder
De oppositie, die gisteren/woensdag al het ontslag van Lahbib vroeg, drukt intussen nog wat harder op het gaspedaal. Volgens N-VA-kopman Peter De Roover moet De Croo Lahbib vragen om ontslag te nemen om de geloofwaardigheid van de regering te kunnen herstellen, Vlaams Belang-fractieleidster Barbara Pas zei aan Villa Politica dat Lahbib ‘beter niet te lang meer wacht om duidelijkheid te brengen’. ‘Wat ons betreft, mag dat vandaag.’ Voor Steven De Vuyst (PVDA) kan de crisis alleen worden bezworen als Lahbib ‘de eer aan zichzelf houdt’.
Minister van Buitenlandse Zaken Hadja Lahbib (MR) bevindt zich momenteel in het oog van de storm voor visa die haar diensten uitreikten aan de delegatie van Iraniërs die de stedenconferentie in Brussel bijwoonden. Brussels staatssecretaris Pascal Smet (Vooruit), initiatiefnemer van de top in Brussel, nam dit weekend al ontslag in de zaak.
Nieuwe elementen roepen nieuwe vragen op
Ondertussen zijn er ooknieuwe elementen opgedoken in de zaak van de visa. De krant Le Soir kreeg inzage in het mailverkeer tussen de Belgische ambassade in Teheran en de FOD Buitenlandse Zaken van 8 juni. Daaruit blijkt dat de ambassade voorbehoud toonde voor het uitreiken van een visum aan de burgemeester van Teheran, die deel uitmaakte van de delegatie. ‘Het lijkt erop dat de DVZ (Dienst Vreemdelingen nvdr) zijn akkoord niet geeft’, schreef de ambassade, waarop de FOD antwoordde: ‘in deze omstandigheden is het niet gepast om een visum af te geven’.
In een andere mail van de FOD staat dat er op woensdag 6 juni een advies was aangevraagd bij de staatsveiligheid en dat er nog steeds werd gewacht op een schriftelijke bevestiging van een verbindingsofficier. Uiteindelijk werd dezelfde dag nog een visum afgegeven.
De krant L’Echo onthult op haar beurt dat twee leden van de Iraanse delegatie twee dagen voor de rest van de groep naar Brussel reisden om contacten te leggen. Dit gebeurde tegen de achtergrond van spanningen tussen België en Iran na de vrijlating van Assadolah Assadi, een Iraanse diplomaat die in België werd veroordeeld voor terrorisme, in ruil voor de Belgische gijzelaar Olivier Vandecasteele. De twee zouden in België zijn aangekomen voordat het OCAD zijn advies over de delegatie kon geven, aldus L’Echo.