Bram Verschuere (UGent)
‘De burger wordt best opnieuw wat meer in het centrum van onze democratie geplaatst’
‘De rol die de burger krijgt toebedeeld in onze democratie is veel te beperkt en passief’, schrijft Bram Verschuere (UGent). ‘Maar wie niet meespeelt verwerft ook geen inzicht in de complexiteit van het spel. Op die manier bekeken organiseert de politiek dus zelf voor een stuk de frustratie met overheid en politiek.’
Stellen dat steeds meer mensen kwaad zijn op de overheid en de politiek, is een open deur intrappen. Een simpele verklaring voor dit groeiende ongenoegen is er niet. Vraag bij wijze van spreken aan honderd ontevreden burgers waarom ze boos zijn op de overheid, en je krijgt honderd verschillende antwoorden. Soms vanuit een heel concrete betrokkenheid (‘ik vind geen goede opvangplaats voor mijn kind’), soms vanuit een algemene bezorgdheid (‘de kwaliteit van ons onderwijs daalt’). Soms gericht op een concrete politicus of dienst (‘dat bedrijf heeft jarenlang de omgeving vervuild’), soms gericht tegen het systeem (‘in de regering wordt meer ruzie dan beleid gemaakt’). Soms vanuit een gevoel niet gehoord te worden (‘die COVID-maatregel houdt geen rekening met onze situatie’), soms omdat er maar geen antwoorden komen voor bepaalde maatschappelijke problemen (‘we sukkelen van asielcrisis naar asielcrisis’).
Er is met andere woorden altijd wel iets waarom burgers boos kunnen zijn op de overheid. Politici kunnen immers niet altijd voor iedereen goed doen. Ze spelen mee in een spel dat hun handelingsmarge beperkt op verschillende manieren. Ten eerste financieel. Ook een regering kan een euro maar één keer uitgeven, en als die euro naar onderwijs gaat kan hij niet naar openbaar vervoer gaan. Ten tweede politiek. In ons systeem moeten compromissen gesloten worden zodat beleidskeuzes nooit samenvallen met de zuivere partijstandpunten. Ten derde gebeurt er van alles in de omgeving waar politici met hun bevoegdheden niet altijd vat op hebben.
Bijvoorbeeld buitenlandse conflicten en vluchtelingenstromen die hier dan tot asielcrisissen leiden. Dus als we boos zijn op een bepaalde overheid, of op een bepaald politicus, dan moeten we ook de context waarin politici werken proberen te begrijpen. En beseffen dat de overheid niet perfect kan zijn, omdat ook politici niet almachtig zijn. Dat ze hoogstens het best mogelijke beleid kunnen nastreven, op hun bestuursniveau, binnen hun bevoegdheden.
Nu kan je het de burger niet verwijten dat hij of zij dat inzicht niet heeft, want hij is een buitenstaander geworden in ons democratisch systeem. Laat ons eerlijk zijn: hoe stelt de politieke klasse zich op ten opzichte van de burger? Welke rol krijgt de burger toebedeeld in onze democratie? Mijn antwoord is: een zeer beperkte en passieve rol. We mogen om de zoveel jaar onze vertegenwoordigers kiezen, en dan nog.
Lees verder onder het artikel.
Het zijn partijen die via het spel van de lijstvorming bepalen wie een zetel krijgt. Het zijn partijvoorzitters die ministers aanduiden. En het is de regering die het parlement domineert als puntje bij paaltje komt. Hoe kunnen burgers zich dan nog ‘vertegenwoordigd’ voelen? Tussendoor krijgen we makkelijke slogans over complexe zaken ingelepeld. Het sociale media tijdperk waarin we leven leent zich daar perfect toe.
Veel denkwerk voor de burger komt daar niet bij kijken, maar dat is misschien de bedoeling: we moeten vooral overtuigd worden. Vooral niet te kritisch willen meedenken of mee spelen. Maar wie ver van zijn vertegenwoordigers staat, en niet meespeelt, kan ook geen inzicht verwerven in de complexiteit van het spel. Op die manier organiseert de politiek dus zelf voor een stuk de frustratie met overheid en politiek.
De burger wordt dus best opnieuw wat meer in het centrum van onze democratie geplaatst. Maar om dat te realiseren hebben we een cultuuromslag nodig bij overheid én burgers. De politieke klasse zal moeten aanvaarden dat kritische en meedenkende burgers een deel van de macht opeisen. En dat politici zich meer dan nu zullen moeten verantwoorden tegenover die kritische burgers. De burgers zullen moeten aanvaarden dat met het recht om boos te zijn op de overheid, ook de verantwoordelijkheid komt om de overheid (en hoe die werkt) te begrijpen, door er deel van te worden. Door te participeren, zoals dat dan heet.
We zien trouwens steeds meer experimenten met burgerparticipatie: burgerkabinetten over mobiliteitsplannen, panels van burgers die ideeën ontwikkelen over partijfinanciering of de staatshervorming, burgerbudgetten die de burger moeten toelaten om zelf te beslissen waar een deel van de begroting wordt aan gespendeerd. Nu komt daar vaak kritiek op, het lukt ook niet altijd even goed. Maar één van de interessantste redenen om de burger rechtstreeks bij het beleid te betrekken is precies dat zij dan meegetrokken worden in het woelige bad van politieke besluitvorming.
Dat ze geconfronteerd worden met het complexe politieke spel, dat ze uitgedaagd worden om na te denken, om in beschaafde confrontatie te gaan over lastige maatschappelijke vraagstukken. Onderzoek toont bovendien aan dat veel burgers meer inspraak willen. Niet omdat ze de rol van politici willen overnemen, maar omdat ze geloven dat beleid beter kan worden als politici én burgers samen tot beslissingen kunnen komen. Dus misschien zit achter veel boosheid en frustratie ook wel een roep om meer betrokken te willen zijn, om opnieuw een grotere rol te willen spelen de democratie. Dit kan perspectief en hoop bieden. Maar dan moeten we wel durven blijven experimenteren met democratische vernieuwing.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier