Rani De Leeneer
‘Beleid dichter bij de burger brengen? Europese Unie struikelt nog steeds over een hardnekkig taboe’
‘Wat voor Europese Unie willen we in de 21ste eeuw’, vraagt Rani De Leeneer nu het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie op zijn laatste benen loopt.
De kiezer heeft nog maar net de politieke kaarten geschud of daar is met de natuurherstelwet al meteen weer nieuwe Europese wetgeving die de geloofwaardigheid van de Europese Unie op losse schroeven zet. Ondanks het groeiende protest vanuit de politiek en samenleving wordt de wet nu toch uit de ijskast gehaald, met dank aan de onverwachtse bocht van de Oostenrijkse minister. Tot groot jolijt van eurosceptici, die hier opnieuw een reden in vinden om de hele Europese Unie in vraag te stellen.
De dynamiek tussen Europese bureaucratische regels die in de ogen van veel burgers ver van de realiteit afstaan en de kritiek van eurosceptici die de EU afschilderen als een kwaadwillige elite die de gewone man probeert te bedotten zijn in werkelijkheid beide even bedreigend voor onze welvaart.
Want vergis u niet, we hebben de EU wel degelijk nodig voor onze welvaart, en juist daarom moeten we het debat over wat voor Unie we willen durven voeren.
Een Belgisch voorzitterschap uit de schijnwerpers
Het zal velen ontgaan zijn, Maar binnen enkele dagen loopt het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie op zijn einde. Ondanks de zes succesvolle maanden die de Belgische diplomatie en ambtenarij achter de rug hebben is er amper aandacht geweest voor dit thema. Dit komt niet enkel doordat het Europese niveau nu eenmaal verder van de burger staat, maar ook doordat journalisten en politici vaak zelf slechts een gebrekkige kennis hebben over wat er aan het Schumanplein beslist wordt.
Nochtans wordt er voor de aanpak van hedendaagse problemen vaak naar het Europese niveau gekeken. “Oplossingen moeten van Europa komen” lijkt de consensus en is een veelgehoorde slagzin in het debat over migratie, klimaat en defensie. De Unie is echter geen eenheidsworst: wat toepasbaar is op de ene regio is dat niet per se ook op de andere. Zelden gaat het vervolgens over de kern van de zaak in dit debat: wat zijn de taken van de Europese Unie in deze 21ste eeuw?
Essentieel in het beantwoorden van deze vraag is niet enkel wat de EU beslist maar ook hoe het tot die beslissingen komt.
Eenheid in verscheidenheid
Het motto van de EU luidt: “in verscheidenheid verenigd”, verwijzend naar het feit dat Europese samenwerking gevoed wordt door de vele verschillende culturen, talen en tradities van ons continent. Naarmate het clubje van Europese lidstaten door de jaren heen steeds groter werd steeg dus ook het belang van dit motto, en kwam het daarbij horende spanningsveld tussen supranationaal en het intergouvernementeel bestuur opnieuw op de voorgrond te staan.
Welke bevoegdheden dragen lidstaten over aan de Unie en in welke behouden ze hun autonomie? Het antwoord is niet eenduidig, en de EU met haar drie voornaamste instellingen zoekt een evenwicht tussen deze twee manieren van besluitvorming.
Het subsidiariteitsbeginsel, wat betekent dat beleid zo dicht mogelijk bij de burger moet staan, verdient opnieuw meer aandacht in de zoektocht naar een evenwicht tussen wat op het Europese niveau moet beslist worden en wat beter op een lager niveau wordt bepaald. De noodkreet van burgers om gehoord te worden door politici is te luid om dit debat nog langer te negeren.
Van meer naar minder integratie
De dynamiek van de EU is lang een geweest van voortdurende integratie. Aanvankelijk leek deze onklopbaar, met een voortdurende uitbreiding qua lidstaten en bevoegdheden tot gevolg. Afgaand op de peilingen lijken nationalistische tegenreacties terug van nooit helemaal weggeweest, met een forse zetelwinst voor radicaal-rechts in het Europees Parlement. Vaak gaat het terecht over hoe de EU moet reageren op dreigingen van buitenaf, zoals de dreiging die uitgaat van autoritaire regimes zoals Rusland en Iran op onze Europese manier van leven en veiligheid.
De dreiging van binnen de Unie zelf op ons Europese project krijgt echter veel minder aandacht, en de ruk naar rechts is dan ook mede te verklaren door de reactie van de EU op een aantal interne kwesties. Er heerst onvrede over migratie, landbouw en onze veiligheid wordt steeds vaker in vraag gesteld. De achterliggende dynamiek in alles waar burgers ontevreden over lijken is telkens dezelfde: de focus ligt te veel op een ‘one size fits all’ beleid.
We beseffen het niet altijd, maar een aanzienlijk deel van onze wetgeving komt voort uit EU-regelgeving. Enerzijds zijn er Europese richtlijnen, die minimumnormen opleggen aan lidstaten en omgezet dienen te worden in nationale wetgeving, en anderzijds zijn er Europese verordeningen, die rechtstreeks bindend zijn en dus rechtstreeks recht schept dat in alle lidstaten op dezelfde manier toepasbaar is zonder dat deze dienen omgezet te worden naar nationaal recht.
Ondanks alle goede bedoelingen die schuilgaan achter deze regels botst de implementatie vaak op het feit dat de impact van regio tot regio verschilt. Zuid-Europa is Noord-Europa niet, Malta is Duitsland niet en Vlaanderen is de Azoren niet.
Het is noodzakelijk dat de proportionaliteit van Europese regelgeving sterker wordt gemonitord maar ook dat er in de Europese besluitvorming meer rekening wordt gehouden met de interne staatsstructuur van lidstaten. Een zogenaamde ‘split voice’ in de Raad voor de deelstaten naargelang het beleidsdomein, en het opnieuw centraal zetten van de ‘multi-level governance’ en de regionale dimensie zoals verankerd in het Verdrag van Lissabon kunnen hier al enige soelaas bieden.
Wat bij secessie of interne veranderingen?
Een ‘Europe of regions’, met meer aandacht voor sub-nationale entiteiten, kan een oplossing zijn om het beleid dichter bij de burger te brengen. De Europese Unie struikelt echter nog steeds over een hardnekkig taboe, namelijk de mogelijkheid van een interne uitbreiding van de EU. Het blijft oorverdovend stil in de Europese wijk wanneer het gaat over de onafhankelijkheid van een regio van één van de Europese lidstaten.
Zelfs wanneer het nog niet gaat over onafhankelijkheid, maar over een vergaande vorm van federalisme of confederalisme, blijft de Europese besluitvorming achterop hinken in de aanpassing aan de nieuwe staatstructuur. De Brexit heeft ons nochtans getoond dat de Unie zoals we die vandaag kennen geen vanzelfsprekendheid is.
Willen we het Europese project, dat voor duurzame vrede en welvaart heeft gezorgd, verder beschermen dan zal er ook moeten worden nagedacht over een degelijk scenario in geval van ‘inbreiding’. Wegkijken van interne verschuivingen is geen optie meer.
Rani De Leeneer (28) is master in de internationale politiek en master in het internationaal en Europees recht. Ze werkt momenteel als federaal ambtenaar in het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie via de Dienst Vreemdelingenzaken. Daarnaast is ze ook N-VA bestuurslid in het district Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier