Begrotingsexpert Wim Moesen: ‘Europa raadt België aan om eens normaal te doen’
De federale regeringsonderhandelingen lijken op hanengevechten tussen recalcitrante partijvoorzitters. Duizenden boze burgers kwamen al op straat tegen de vermeende regeringsplannen. De Leuvense éminence grise onder de begrotingsexperts, Wim Moesen, brengt iedereen weer bij de les: ‘De saneringen die Europa vraagt zijn wenselijk én haalbaar.’
‘We mogen het doel van de nieuwe regering niet het het oog verliezen’, zegt professor overheidsfinanciën Wim Moesen (KU Leuven).
De voorbije maanden werd het politieke debat over de regeringsformatie eerst overheerst door discussies of de belastingen verlaagd konden worden. Dan woedde er wekenlang verbaal geweld over de invoering van een vermogensbelasting.
De afgelopen weken ging het er heftig toe over de pensioenen. ‘Daarbij lijkt men te vergeten wat voor deze regering de prioriteit moet zijn: onze overheidsfinanciën op orde stellen, zoals formateur Bart De Wever (N-VA) dat ook van bij het begin aangaf.’
En het op orde brengen van onze overheidsfinanciën is dringend nodig, zegt Moesen. Hij neemt er één cijfer bij ter illustratie. In mei vorig jaar zei De Wever dat onze staatsschuld stijgt met 508 euro per seconde. ‘Dat bedrag klopt niet’, weet Moesen. ‘Het is nog erger: onze staatsschuld stijgt met 1000 euro per seconde. Dat is natuurlijk niet houdbaar.’
Dat België kampt met een te groot begrotingstekort en een te hoge schuldgraad kun je nog bezwaarlijk nieuws noemen.
Wim Moesen: Alle begrotingsexperts van internationale instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds en de OESO en ook de Europese Commissie zeggen dat al vele jaren. We hebben ons daar weinig van aangetrokken, onze overheidsfinanciën zijn de laatste vijf zelfs extra ontspoord. Tijdens de corona- en energiecrisis heeft Europa zich erg soepel opgesteld ten aanzien van de begrotingen van de lidstaten.
Om een goede reden: de nationale overheden moesten de koopkracht van de gezinnen en het industriële weefsel in die moeilijke periode overeind houden. Maar België heeft misbruik gemaakt van die Europese budgettaire mildheid. De regering-De Croo vaardigde hulpmaatregelen uit die veel te algemeen waren en ook veel te lang werden aangehouden.
Dat moet u hard maken.
Moesen: De cijfers zijn onweerlegbaar. De uitgavenquote, dat zijn alle uitgaven van de overheid in verhouding tot het bruto binnenlands product (wat we met z’n allen aan goederen en diensten in één jaar voortbrengen, nvdr), leert dat België toen veel meer geld uitgaf dan andere landen. Vóór de crisis lag de uitgavenquote van België al 5 procent hoger dan het gemiddelde van Europa, we gaven toen al 5 procent meer uit. Tijdens de crisis is die kloof opgelopen tot 6,4 procent. De kloof nam dus met 1,4 procentpunt toe. Dat betekent dat België tussen 2020 en 2024 10 miljard meer uitgaf dan het had moeten doen.
De gevolgen zien we in onze overheidsfinanciën?
Moesen: (knikt) Ons begrotingstekort bedroeg in de periode 2020 – 2024 gemiddeld 5,7 procent, dat was één derde hoger dan in de andere landen van de eurozone. Onze overheidsschuld steeg van 98 procent naar 106 procent van het bbp. De regering-De Croo voerde een lankmoedig, gemakzuchtig beleid, gekenmerkt door uitstelgedrag en een gebrek aan moed. En nu raadt Europa België aan: doe eens normaal, doe zoals de andere Europese landen.
‘Als wij ons als een geciviliseerd land hadden gedragen zoals Duitsland, Nederland en de Scandinavische landen, dan kenden we vandaag niet die grote budgettaire problemen.’
Europa eist dat we onze overheidsfinanciën op orde stellen.
Moesen: Als wij ons al een geciviliseerd land hadden gedragen zoals Duitsland, Nederland en de Scandinavische landen, kenden we vandaag niet die grote budgettaire problemen. Maar we slagen er niet in om op eigen kracht onze overheidsfinanciën op orde te houden of te brengen.
Enkele jaren geleden stond in een IMF-rapport een opvallende quote: ‘België kan wel degelijk een budgettair herstelbeleid voeren, zoals na 1982 (de devaluatie van de Belgische frank) en na 1992 (in de ijver om in de eurozone te raken)’, en dat was een schouderklopje. Maar diplomatisch werd daaraan toegevoegd ‘dat was telkens onder externe druk’. Dat was een sneer om te zeggen dat België druk van buitenaf nodig heeft om de overheidsfinanciën te saneren. We worden nu op onze wenken bediend door Europa, dat ons een besparingstraject oplegt.
Waarom bemoeit Europa zich eigenlijk met onze begroting?
Moesen: De EU bevindt zich in een diffuse situatie: Europa legt ons heel wat wetten en normen op, maar de lidstaten hebben ook nog altijd nationale soevereiniteit, elk land kan over heel wat zaken zelf beslissen. Daarbij komt dat Europa een eigen munt heeft, de euro, en dat de Europese Centrale Bank (ECB) het monetaire beleid bepaalt. Het budgettaire beleid, de opmaak van de begrotingen, is een zaak van de lidstaten, die dat in principe autonoom kunnen doen. Maar als de budgettaire politiek niet strookt met de monetaire politiek, komen de zwakke landen in moeilijkheden.
Zoals we in 2010 gezien hebben bij de Griekse crisis?
Moesen: Precies. De financiële markten stelden zich toen vragen bij de kredietwaardigheid van Griekenland: zou dat nog wel de rente, laat staan het ontleende bedrag ooit kunnen terugbetalen? Gevolg was dat de rente waartegen Griekenland geld kon lenen fors steeg. Andere Europese landen moesten Griekenland bijspringen, en zo werd die Griekse crisis een eurocrisis en werd er gespeculeerd of de euro niet uit elkaar zou spatten. Zoiets wil Europa vermijden, en daarom wil het een zekere controle uitoefenen over de begrotingen van de lidstaten.
‘België is niet gewend om meer dan één jaar vooruit te kijken. Aan dat kortzichtig begrotingsbeleid maakt Europa nu een eind. Terecht.’
Europa beoordeelt sinds kort de begrotingen anders dan het dat vroeger deed?
Moesen: Europa hanteerde lang een one-size-fits-all-aanpak: of je nu een groot of een klein land was, iedereen moest aan dezelfde normen voldoen: maximaal 3 procent begrotingstekort en maximaal 60 procent schuldgraad van het bbp. Dat was niet verstandig. Ik heb dat weleens vergeleken met renners die in de Tour de France allemaal met hetzelfde fietsframe moeten rijden. Een lange renner komt dan met zijn knieën tot achter zijn oren, een kleine kan niet aan de pedalen. Europa heeft ingezien dat die aanpak niet goed was, en heeft nu voor elke lidstaat een eigen beleidsplan opgesteld. Iedereen krijgt nu een fietsframe op maat.
Wat betekent dat voor België?
Moesen: Heel belangrijk is dat Europa nu kijkt naar de plannen op middellange termijn. Voor landen met een schuld boven de 60 procent en een tekort van meer dan 3 procent, zoals België, wordt een traject vastgelegd om de houdbaarheid van de overheidsschuld te garanderen. Dat traject kan over vier of zeven jaar lopen, afhankelijk van de geplande hervormingen, op het vlak van bijvoorbeeld de pensioenen, vergrijzingskosten, arbeidsmarkt, fiscaliteit, terwijl er ook voldoende publieke investeringen moeten zijn, zoals in infrastructuur.
Dat is nieuw voor België?
Moesen: Die blik op de middellange termijn is nieuw voor ons land. Net zoals veel andere landen die problemen hebben met hun overheidsfinanciën is België niet gewend om meer dan één jaar vooruit te kijken. Aan dat kortzichtige Belgische begrotingsbeleid maakt Europa nu een eind. Terecht.
Ondertussen is er nog altijd geen Belgische begroting voor 2025.
Moesen: We hebben een regering in lopende zaken die kan regeren met voorlopige twaalfden: om de continuïteit te verzekeren mag de regering maandelijks één twaalfde van de laatste goedgekeurde begroting uitgeven. Dat kan tot en met maart. Maar zolang niet duidelijk is welke hervormingen de nieuwe regering zal doorvoeren, vindt Europa dat we onze overheidsfinanciën in vier jaar op orde brengen, in plaats van in zeven jaar.
En als we Europa de komende weken er niet van kunnen overtuigen dat onze hervormingsplannen ernstig en doeltreffend zijn, zal het ons verplichten om onze saneringen in vier jaar tijd door te voeren, en dan moeten we jaarlijks 0,71 procent besparen of extra inkomsten vinden. Als we onze inspanning over zeven jaar mogen spreiden, wordt dat 0,47 procent.
Wat betekent dat concreet?
Moesen: Als we onze inspanning mogen spreiden over zeven jaar hoeft België 6 miljard euro minder te besparen dan als we het moeten klaren in vier jaar. Dat is een enorm bedrag, zeker als je weet dat de regering zo’n 20 miljard wil besparen. En ondertussen werd er de voorbije weken heftig gediscussieerd over een vermogensbelasting die misschien 180 miljoen zou opbrengen… Het is duidelijk dat we alles uit de kast moeten halen en de nodige hervormingen moeten doorvoeren om het zevenjarige traject van Europa te krijgen.
En die hervormingen gaan over de pensioenen, de arbeidsmarkt en fiscaliteit, waar de Arizona-partijen nu al meer dan 200 dagen over onderhandelen?
Moesen: Europa zegt inderdaad dat we drie zaken moeten aanpakken. Eén, de kosten van de vergrijzing, die door onze demografie iets meer zullen toenemen dan in de andere landen. Dat gaat niet alleen over de pensioenen, wat je zou kunnen denken na de discussies van de voorbije weken, maar ook over de kosten van de gezondheidszorg, woonzorgcentra, thuiszorg enzovoort.
Twee: we moeten onze arbeidsmarkt hervormen, want er moeten meer mensen aan het werk. Vandaag werkt in ons land 72 procent van de 20- tot 64-jarigen, en dat moet naar 80 procent. Als we daarin slagen, heeft dat een dubbel budgettair effect: de overheid hoeft minder werkloosheids- en ziekte-uitkeringen te betalen en ze ontvangt meer belastingen omdat er meer mensen werken.
En dan zijn er nog de fiscale hervormingen.
Moesen: Onze fiscaliteit is een koterij, met aan de inkomstenkant veel uitzonderingen en aftrekposten, en aan de uitgavenkant veel subsidies. In beide gevallen opnieuw in schril contrast met de andere Europese landen.
Wat is het probleem? De overheid moet de middelen hebben om de openbare orde, veiligheid, algemeen bestuur, onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid enzovoort te financieren. Wat zie je vandaag in onze personenbelasting? We kennen veel uitzonderingen en aftrekposten, die onder druk van belangengroepen werden ingevoerd. Je merkt dat aan onze belastingaangifte, die meer dan 800 codes telt. Gevolg is dat de belastbare grondslag, het bedrag waarop je belastingen kunt heffen, werd uitgehold. Om dan toch voldoende belasting op te halen moeten we een hoog belastingtarief hanteren.
‘Met Europa kun je nog discussiëren, maar met de financiële markten kun je niet praten. Zodra die je in het vizier nemen, kan het snel gaan.’
Vandaar dat de belastingen op arbeid bij ons zo hoog liggen?
Moesen: Inderdaad, en dan kom je bij het fenomeen dat economen de ‘fiscale illusie’ noemen. Belangengroep A haalt een belastingvermindering binnen en denkt dat ze een goede zaak heeft gedaan. Maar belangengroepen B, C enzoverder halen op hun beurt hun belastingvermindering binnen, en zijn ervan overtuigd dat ze ook voor hun achterban een voordeel hebben binnengehaald, dat ze voor een deel ontsnappen aan de belastingen. Eigenlijk beland je zo in een vicieuze cirkel: op het einde geniet iedereen een of ander uitzonderingsregime en betaalt iedereen minder belastingen.
Daarbij is per slot van rekening iedereen slechter af, want de overheid krijgt minder inkomsten en moet dus de belastingtarieven verhogen, én je krijgt een bijzonder complex fiscaal systeem vol koterijen. Die koterijen moeten dus verdwijnen, zodat de belastbare grondslag opnieuw groter wordt en de belastingtarieven op arbeid kunnen dalen – waar iedereen nu al zo lang over spreekt.
Wat met een vermogensbelasting?
Moesen: Bepaalde inkomens uit vermogen worden vandaag niet belast, zoals bijvoorbeeld de nettohuurinkomsten. Dat zou je makkelijk kunnen doen: alle huurcontracten staan geregistreerd, de huurprijzen zijn dus bekend.
Een ander voorbeeld zijn de inkomsten uit spaarboekjes, die nu voor een gedeelte zijn vrijgesteld. Het gevolg is dat wij atypisch veel sparen op een spaarboekje en minder aandelen, obligaties enzoverder kopen dan in andere landen. In Nederland worden alle inkomsten uit vermogen, zoals spaargeld, aandelen, verhuur, bij elkaar opgeteld. Je kunt dan een bepaalde som van die vermogensinkomsten vrijstellen van belastingen, en de meeropbrengst tegen een vlaktaks van bijvoorbeeld 25 procent belasten.
En een verhoging van de btw?
Moesen: Als België evenveel btw zou heffen als het gemiddelde in Europa, dan zou ons dat volgens Eurostat 1 procent van het bbp aan extra inkomsten opleveren, afgerond 6 miljard euro. Volgens het IMF is dat nog een onderschatting en gaat het om 2 procent. De meeste landen hebben twee btw-tarieven: 14 procent en 21 procent. Wij hebben ook hier heel veel uitzonderingen, er zijn allerhande tussentarieven, zelfs een nultarief.
Ook daar moet de regering in wieden. Ze moet ervoor zorgen dat de totale btw-ontvangsten groter worden. Dat is allemaal niet nieuw, het bestaat in vele andere landen en de Hoge Raad voor Financiën heeft daar de voorbije decennia in dikke rapporten al vaker voor gepleit.
Zulke ingrepen zijn geen fijn nieuws voor de mensen. Volgens sommigen moeten we nu de zwaarste budgettaire inspanning van de afgelopen 50 jaar leveren.
Moesen: Dat is niet correct. Laten we de inspanningen die Europa nu van ons verwacht vergelijken met zware saneringsoperaties in het verleden. In 1982 devalueerde de Belgische frank, en daarna werd er zes jaar lang een budgettair herstelbeleid gevoerd. De regeringen-Martens V en VI hebben toen, met volmachten, het begrotingstekort jaarlijks met gemiddeld 1,1 procent van het bbp verminderd. Dat is veel meer dan de 0,47 procent die we nu moeten verminderen als we het traject van zeven jaar mogen volgen, en zelfs minder dan de 0,71 procent als we het vierjarig traject opgelegd krijgen. En dat in veel moeilijkere omstandigheden. Het begrotingstekort bedroeg in 1981 15 procent, vandaag is dat 4,6 procent. De werkloosheidsgraad bedroeg toen 12 procent, nu nog niet de helft daarvan.
En als we vergelijken met de budgettaire inspanningen die we begin de jaren 1990 moesten leveren om te mogen toetreden tot de euro?
Moesen: Onder Dehaene I, begonnen als een noodregering, en II werd tussen 1993 en 1998 het begrotingstekort met gemiddeld 0,71 procent per jaar verminderd, dankzij het Globaal Plan, met onder andere de invoering van de gezondheidsindex. Een aantal overheidsbedrijven, zoals de ASLK, werden geprivatiseerd en brachten geld in het laatje. Als we het zevenjarige traject van Europa krijgen, hoeven we nu dus ook minder te saneren dan toen. En we stonden er in 1992 ook slechter voor: het begrotingstekort, bijvoorbeeld, bedroeg 7,5 procent.
Het blijft natuurlijk wel een serieuze operatie waar we nu voor staan.
Moesen: Ja, maar het is niet zo dat België in de budgettaire martelkamer van Europa zit. Wat Europa nu voorstelt, is niet alleen wenselijk maar ook haalbaar. Maar we moeten er wel echt alles aan doen om in dat zachte, zevenjarige traject te geraken. Dat betekent dat we Europa ervan moeten overtuigen dat onze hervormingsplannen serieus en doeltreffend zijn. Als we daar niet in slagen, loert er nog een ander gevaar om de hoek.
Welk gevaar?
Moesen: Dat de financiële markten ons zullen dwingen om de nodige hervormingen door te voeren. Want vergis u niet. Met Europa kun je nog discussiëren, het biedt België de kans om de saneringsopdracht in zeven jaar te volbrengen. Met de financiële markten kun je niet praten. Zodra die je in het vizier nemen, heb je er geen controle meer over en kan het snel gaan.
Wat kan er gebeuren?
Moesen: Duitsland betaalt 2,40 procent rente als het op tien jaar gaat lenen, België nu 3 procent. Dat verschil, de spread in het jargon, van 0,60 procent is normaal. Kijk even naar Frankrijk. Een jaar geleden kon onze zuiderbuur nog lenen tegen 2,90 procent, nu is de rente daar al opgelopen tot 3,30 procent. Daar zijn dus 0,40 procent bij gekomen gewoon omdat Frankrijk op de radar van de financiële markten staat, nu het er politiek en budgettair instabiel is.
Zo snel kan het gaan, en godzijdank is dat met België nog niet het geval. Maar laat het gezond verstand rond de onderhandelingstafel van de toekomstige regering zegevieren. Drentel niet langer. Doe wat we moeten doen, zodat we van Europa onze inspanningen over zeven jaar mogen spreiden en de financiële markten rustig blijven.
Misschien zijn de onderhandelaars bang dat ze daarvoor bij de volgende verkiezingen zullen worden afgestraft?
Moesen: Als je de bevolking kunt overtuigen dat de ingrepen nodig en redelijk zijn, word je daarvoor niet afgestraft. Het zou best kunnen dat je daarvoor zelfs wordt beloond. Dehaene won de verkiezingen in 1995 nadat hij het Globaal Plan had doorgevoerd, ondanks nationale stakingen en grote betogingen. En wie werd bij de voorbije verkiezingen afgestraft? De partijen die deel uitmaakten van de regering-De Croo, die met geld heeft gesmeten.
Wim Moesen
1944: Geboren in Hoeselt.
1975: Doctoreert in de economie (KU Leuven).
1985-1987: Adviseur van minister van Financiën Mark Eyskens.
2006-2012: Lid van de Hoge Raad van Financiën.
Emeritus hoogleraar economie (KU Leuven).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier