Afscheid van Jaak Gabriels, de Kennedy van Limburg

Jaak Gabriels, tijdens een geruchtmakend interview. © Foto Humo
Walter Pauli

Dit weekend vindt de afscheidsplechtigheid plaats van Jaak Gabriels (1943-2024), een politicus die ooit belangrijk en zelfs baanbrekend was, maar zo niet meer herinnerd wordt.

Dat de naam Jaak Gabriels behalve in het Limburgse Bree alleen nog bij wat ouder volk een belletje doet rinkelen, is niet onlogisch. De laatste jaren van zijn leven verbleef Gabriels in het woonzorgcentrum Gerkenberg, waar hij vorige maandag is overleden. Als hij nog eens in het nieuws kwam, was het met onverkwikkelijke berichten over lokale corruptie en een gerechtelijke veroordeling.

Zowel het biologische als het politieke leven van Jaak Gabriels begon in het Noord-Limburgse stadje Bree. In 1965 overtuigde het Limburgse parlementslid Evrard Raskin hem om toe te treden tot de Volksunie, een niet-zuilgebonden, Vlaams-nationalistische partij. Gabriels zelf kwam nochtans niet uit een zogenaamde ‘Vlaamse familie’: zijn vader was een militant van de christelijke arbeidersbeweging.

Gabriels was een overtuigd Vlaams-nationalist (na zijn afstuderen stond hij mee aan de wieg van de Vereniging van Vlaamse Leerkrachten), maar hij besefte al vroeg dat er helaas één grote belemmering voor de Volksunie was om door te kunnen groeien tot een grote partij: het Vlaams-nationalisme zelf. Partijgenoten keken met verstomming toe hoe de energieke jongeman uit Bree de zaken anders aanpakte.

‘Een betere CVP-lijst’

In 1977 nam Gabriels het op tegen burgemeester Louis Mondelaers, een oud-parlementslid van de CVP, die in een katholiek stadje als Bree al sinds 1939 (!) burgemeester was en als onaantastbaar gold. Daarom stampte Gabriels een lokale lijst uit de grond, ‘Verjonging’. Volgens gewezen communicatiespecialist Noël Slangen ‘voelde Gabriels spontaan aan dat hij zich in Bree niet moest profileren als Volksunie-man. Tijdens de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog was Limburg in de greep van een halve burgeroorlog tussen “wit” (het verzet) en “zwart” (de collaboratie), en nadien was de Volksunie de partij van zwart. Gabriels noemde zijn partij ‘Verjonging’ en keerde zo de geschiedenis de rug.’ In werkelijkheid waren Gabriels en de meeste bestuursleden van Verjonging nog altijd VU’ers.

Ook zijn politieke methodes waren niet die van een ideologisch of taalkundig gedreven Vlaams-nationalist. Hij pikte ze van… de grote aartsvijand, de almachtige CVP. Evrard Raskin beschreef in zijn memoires Van binnenuit bekeken (1980) bijzonder lovend hoe Gabriels de vijand met eigen wapens ten val bracht: ‘Gabriels was een echte man van het volk. Hij slaagde erin om de meest populaire figuur van Noord-Limburg te worden. Dit in eerste instantie door een enorm uitgebreid sociaal dienstbetoon. Tevens was hij erin geslaagd een grote invloed in het verenigingsleven te verwerven, zowel op het gemeentelijk als op het parochiaal vlak, en had hij een aantal beloftevolle elementen rond zich weten te verzamelen.’ Samengevat: ‘Van Verjonging kon worden gezegd dat ze een betere CVP-lijst was dan die van de officiële CVP.’ Gabriels behaalde 3779 voorkeurstemmen, tegen 1348 voor Mondelaers, Verjonging behaalde 51,6 procent van de stemmen en 13 van de 21 zetels. Op zijn 34e was Gabriels burgemeester, en zelfs met een absolute meerderheid. Dat zou hij 36 jaar lang blijven.

Bree was veroverd, Limburg moest volgen. Gabriels werd een van de bekendste politici van Hasselt en omstreken vanuit de toch niet evidente functie van ‘VU-fractievoorzitter van de provincieraad’. Weer deed hij dat niet door de Vlaams-nationalistische trom te roeren, maar door een maatschappelijk thema te politiseren. De regering had immers beslist om een nieuwe snelweg te bouwen, de A24, een verbinding tussen Eindhoven en Hoei die door heel Limburg zou snijden, van noord naar zuid, en in één moeite tal van natuurparken en groengebieden doorkliefde. De drie klassieke partijen – christendemocraten (CVP), socialisten (BSP) en liberalen (PVV) steunden het project. Alleen de VU voerde resoluut oppositie tegen de nieuwe autosnelweg.

Jaak Gabriels was een voorzitter met een open geest, en dat was nodig om de politieke krabbenmand die de VU toen was een beetje bijeen te houden:

Pol Van Den Driessche

Vanaf 1974 ging er geen zitting van de provincieraad voorbij of Gabriels maakte stennis over die A24. Vervolgens maakte journalist Herman Sourbron van elk incident in de provincieraad een grote kop in Het Belang van Limburg. In geen tijd kenden alle lezers – en dus héél Limburg – de naam Jaak Gabriels, de dapperste van hun verkozenen. De politieke strijd werd een maatschappelijke krachtmeeting: duizenden auto’s kleefden een brede sticker op de achterruit: ‘A24 – aanslag op Limburg’. Nogmaals Raskin: ‘Een relatief groot aandeel van de Limburgse bevolking raakte door dit alles beroerd, vooral jongeren en intellectuelen. De BSP (versta: Willy Claes) werd hierdoor dermate verontrust dat zij na de verkiezingen, toen het ministerie van Openbare Werken in haar handen kwam, niet aarzelde het A24-project definitief te schrappen.’

© Photo News

Katholiek versus vrijzinnig

Ook Limburg was veroverd, nu mocht Vlaanderen volgen. Vanaf 1977 zat Jaak Gabriels in de Kamer van Volksvertegenwoordigers. In 1986 werd hij verkozen tot nationaal partijvoorzitter, na een stevige tweestrijd met de West-Vlaming Jaak Vandemeulebroucke. Vandemeulebroucke was vrijzinnig en gold dus als links, Gabriels was katholiek en gold dus als conservatief en rechts. Zo staat het ook in de gloednieuwe digitale Encyclopedie van de Vlaamse Beweging, maar dat beeld is zo schraal dat het onjuist is. Gabriels heeft één uitgesproken conservatieve uitschuiver gemaakt: tijdens de abortusdiscussie – hijzelf was tégen – kwam hij in conflict met de vrijzinnige VU’er André De Beul, die pro abortus was. Die laatste hield er een Arkprijs van het Vrije woord aan over. Het was een zeldzame keer dat Gabriels de tijdgeest niet aanvoelde.

Over het algemeen was hij juist het tegendeel van het cliché van de ‘behoudsgezinde Limburger’. In 1992 typeerde VRT-journalist Jos Bouveroux hem als volgt: ‘Gabriels had minder interesse voor de klassieke Vlaams-nationale thema’s. Hij werd veeleer gedreven door maatschappijvernieuwing met aandacht voor ecologie, democratisering, pluralisme en ongebondenheid.’ Vandaar dat het in Limburg ‘de Volksunie en haar boegbeeld Gabriels waren die de wil tot politieke vernieuwing en verandering belichaamden.’

Die drive probeerde hij ook over te brengen in het VU-hoofdkwartier aan het Barricadenplein. Daar werkte toen N-VA-politicus en ex-journalist Pol Van Den Driessche, een West-Vlaming, als medewerker van het partijblad Wij. ‘Wij stonden aanvankelijk een beetje wantrouwig tegenover die man uit Limburg, maar dat veranderde toen we hem leerden kennen. Jaak Gabriels was een voorzitter met een open geest, en dat was nodig om de politieke krabbenmand die de VU toen was een beetje bijeen te houden: we waren allemaal wel Vlaams-nationalisten, maar over zowat alle andere maatschappelijke thema’s had iedereen zijn eigen idee. Jaak maakte veel goed met zijn gedrevenheid, zijn warme omgang en zijn bourgondische levensstijl paste ook wel bij de cultuur op het partijsecretariaat, waar Toon Van Overstraeten de lakens uitdeelde. Jaak Gabriels had niet alleen frisse ideeën, hij had ook uitstraling en brak met de soms verbitterde stijl van oud-gedienden met een zwaar verleden. De John Kennedy van Limburg, werd hij genoemd. Ook zijn vrouw Lies was een fijne, knappe dame, een first lady in de positieve betekenis van het woord.’

Gabriels leefde voor de politiek, en dat op een gulzige manier. Hij was een man van de persoonlijke contacten: met militanten in zalen en op feesten, maar ook met contacten uit de zakenwereld die graag de restaurantrekening betaalden – Gabriels zei nooit nee. Toen zijn opgroeiende kinderen Wouter en Iris de voortdurende afwezigheid van hun vader grondig beu waren, grepen ze naar het ultieme middel om een aantal dringende zaken bij hem aan te kaarten: ze schreven zich in op zijn dienstbetoon. Vader schrok zich een hoedje toen zijn kroost voor zijn neus opdook.

Maar hoezeer hij ook zijn best deed, zijn voorzitterschap van de Volksunie werd geen onverdeeld succes. In 1987-88 slaagde hij erin om de Volksunie in de federale regering te loodsen – onder meer Hugo Schiltz mocht als merkwaardig hoogtepunt in zijn carrière nationaal vicepremier zijn – en minister van Begroting en Wetenschapsbeleid – in een regering die de zogenaamde derde staatshervorming realiseerde. Daarbij werden belangrijke bevoegdheden als onderwijs gesplitst, een aanzienlijk succes voor een Vlaams-nationalistische partij en haar voorzitter.

Maar in Brussel lukte het Gabriels niet wat hij in Bree en in Limburg wel kon: verkiezingen winnen. Als VU-voorzitter botste hij op de beperkingen van het Vlaams-nationalisme. Gabriels was al langer gefascineerd door het links-liberale D66 in Nederland en wilde de VU modelleren tot een Vlaams-nationalistische variant daarvan. Dat kon lokaal, maar niet nationaal. Met veel moeite kon Gabriels nog een nieuwe baseline voor de Volksunie erdoor krijgen – Volksunie, Vlaamse Vrije Democraten – en de kieslijsten openstellen voor nieuwe namen, mensen zonder Vlaams-nationalistische pedigree, zoals ex-kolonel Herman Candries (zeer bekend van zijn vele tv-optredens), Frieda Brepoels, Roger Blanpain, toen de decaan van de Leuvense rechtsfaculteit, of Herman Lauwers, de voormalige verbondscommissaris van de Vlaamse scouts. Lauwers was van progressieve signatuur, en dat alleen was voor een aantal radicaal-Vlaamse VU-jongeren uit Antwerpen voldoende om de partij de rug te keren en de volgende verkiezingen ‘met de neus dichtgeknepen’ te stemmen voor ‘die andere Vlaams-nationalistische partij’ – pas na de oprichting van de N-VA schaften Peter De Roover en Jan Jambon zich opnieuw een partijkaart aan.

Jean-luc Dehaene voert regeringsonderhandelingen met partijvoorzitters. 1988. © Photo News

Blote bast

Zwarte Zondag, 24 november 1991: het Vlaams Belang brak definitief door, de VU zakte door het ijs, of toch door de ‘ondergrens’ van 10 procent. Gabriels gooide de handdoek in de ring, na een nog bitsere strijd werd de jonge Bert Anciaux de nieuwe voorzitter. De geschiedenis kan rare bokkensprongen maken: Anciaux was de hoop in bange dagen van de Vlaams-nationalisten. Gabriels werd in de eigen partij met de nek aangekeken. Tegelijk vond hij een zielsverwant in een andere partijvoorzitter die dezelfde politieke ideeën en zelfs dromen had als hijzelf: de liberaal Guy Verhofstadt. Pol Van Den Driessche: ‘Nee, ik nam hem dat niet kwalijk. Wie raakte toen niet onder de indruk van Verhofstadt en zijn eerste Burgermanifesten? Dat waren politieke analyses naar de kern van de zaak.’

Gabriels had in de zomer van 1992 mentaal al met zijn partij gebroken en was al vertrokken naar zijn Toscaanse buitenverblijf nabij Siena, toen hij een telefoon kreeg van Yves Desmet, journalist bij Humo: ‘Kom maar af’, zei Gabriels. Desmet: ‘Een vliegtuig, enkele taxi’s, een trein en vijf uur later laat ik mij vergenoegd naast hem in het zwembad glijden.’ Dertig jaar later herinnert Desmet zich nog altijd de scène: ‘Ik rook dat Jaak Averna gedronken had, en dat wees op één zaak: hij moet vaak gegeten hebben met Verhofstadt, want als eerste in Vlaanderen goot die al zijn tafelgenoten dat drankje in.’

Wat volgde, was niet alleen een onuitgegeven interview tussen een journalist en een toppoliticus, beiden in blote bast, het blijft tot vandaag ook een van de interviews met de meest verstrekkende politieke gevolgen. De kop: ‘Ik ben zeker van mijn Volksunie-zetel tot mijn pensioen. Maar dat kan toch niet alles zijn. Ik stap op.’ Die aankondiging van zijn vertrek bij de Volksunie was destijds Groot Nieuws, maar eigenlijk was de echte primeur het voornemen om samen met Verhofstadt een nieuwe partij te stichten, wat een paar maanden later de Vlaamse Liberalen en Democraten (later ‘Open’) VLD) zou worden. De aankondiging van de komst van Gabriels en co., via het inderhaast opgerichte Centrum voor Politieke Vernieuwing, was het ijzer dat Verhofstadt nodig had om zijn eigen PVV open te breken. Slangen: ‘Het is unfair om Gabriels een ‘overloper’ te noemen, zoals die hordes opportunisten die zich niet veel later repten om bij Open VLD aan te sluiten, toen de VLD op weg leek de allergrootste partij van het land te worden. Gabriels daarentegen was een vóórloper: van de Open VLD, en meer in het algemeen van politieke vernieuwing, zijn hele loopbaan lang.’

Behalve het einde dan. Toen Guy Verhofstadt in 1999 eindelijk premier werd, en wel van een paars-groen kabinet, mocht Jaak Gabriels ook minister zijn. Het leek te veel op een bedankje voor bewezen diensten, want al in 2003 mocht hij inpakken. Zijn opvolgster Patricia Ceyssens was een jonge vrouw, twee troeven waarover de 60-jarige Jaak Gabriels niet beschikte. Hijzelf was ook veranderd: als bekend politicus werd hij opzichtig copain-copain met bepaalde bedrijfsleiders, en dat waren niet altijd de meest verfijnde figuren. Gabriels liep met hen mee in een betoging vol grove slogans (‘Groene Hoer’) tegen Vera Dua, nochtans een coalitiegenote. Slangen: ‘Dat werd hem ook in de liberale partij aangerekend.’

Geheime financiering

Zoals zoveel aan de kant geschoven oudere politici werd Gabriels te vaak een rancuneuze versie van zijn jonge, flamboyante zelf. Als bijna zeventigjarige was het in 2012 zelfs in Bree moeilijk om een geloofwaardige lijsttrekker te blijven van een lijst die nog altijd ‘Verjonging’ heette. Liesbeth Van der Auwera (CD&V) werd de nieuwe burgemeester. Zij stootte op een geheim financieringssysteem waarbij jarenlang vanuit de kas van de gemeente rekeningen werden betaald voor de partij van de vorige burgemeester. Gabriels hield vol dat hij er niets van wist (een schepen zou het hele systeem hebben opgezet), maar als burgemeester was hij in elk geval verantwoordelijk en hij werd dus ook veroordeeld. In de Wetstraat doet men dan niet eens zijn best meer om iemand te vergeten: dat gebeurt volautomatisch. Ook de jaren eisten hun tol, Jaak Gabriels was fysiek op.

Hoe dan ook, hij hoeft zich niet te schamen voor zijn politieke erfenis. De thema’s die hij als jeune premier op de politieke agenda zette, staan daar bij zijn dood nog altijd. Gabriels hielp in Limburg de CVP-hegemonie te doorbreken lang voor ‘Paars’ dat deed in België. Gabriels zag in, net zoals De Wever na hem, dat een Vlaams-nationalistische partij behalve het nationalisme ook een inhoudelijke invulling moest hebben. Zijn links-liberalisme sloeg evenwel niet aan, het rechts-conservatisme van De Wever wel. Gabriels was jarenlang een stemmenkampioen, de politicus ‘met de hoogste penetratiegraad’ van Vlaanderen. Noël Slangen: ‘De herinnering aan Jaak Gabriels is gering, zijn politieke betekenis blijft groot.’

Jaak Gabriels

1943 Geboren in Bree.

1965 Licentiaat geschiedenis (KU Leuven)

1971 Burgemeester van Bree.

1977-1995 Kamerlid.

1995-1999: Vlaams Parlementslid.

1999-2001: Minister van Landbouw en Middenstand.

2001-2003: Vlaams minister van Economie, Buitenlandse Handel (vanaf 2002 ook van Buitenlands Beleid) en Huisvesting.

2003-2009: Vlaams Parlementslid.

2004: Minister van Staat.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content