Oudste chemische fabriek op Linkeroever gaat dicht: ‘Ik heb stoere mannen zien huilen’
Zestig jaar geleden begon met rubberproducent Polysar de petrochemie op Linkeroever. Ettelijke overnames later verliezen 278 werknemers van Arlanxeo Zwijndrecht hun baan.
Meer dan vijftien auto’s staan er niet op de parking van Arlanxeo in Zwijndrecht. Absurd weinig voor een reusachtige fabriek waar in betere tijden volcontinu synthetisch rubber werd geproduceerd. Op het hoogtepunt kwamen daar 560 werknemers aan te pas, maar dat is ettelijke reorganisaties en overnames geleden.
Toch is Arlanxeo met 324 arbeiders, bedienden en directieleden nog altijd een belangrijke werkgever in de Antwerpse petrochemie. Rubber wordt er echter niet meer geproduceerd. In mei vielen de installaties bij gebrek aan klanten stil. Voorlopig, hoopte het personeel toen nog. Definitief, zo bleek toen de directie op 20 juni de intentie tot sluiting afkondigde, in overeenstemming met de Wet Renault. Nog voor het einde van het jaar gaat het licht uit in de oudste chemische fabriek op Linkeroever.
De Canadalaan dankt haar naam aan het Canadese staatsbedrijf Polysar, dat zich in 1962 vestigde op het pas ontsloten industrieterrein – de met Scheldeslib opgehoogde Melselepolder. In de destijds hypermoderne fabriek werd butylrubber geproduceerd, een goedje waarvan de wereld in de golden sixties met haar boomende auto-industrie niet genoeg kon krijgen. Synthetisch rubber bestaat in veel varianten, maar butyl heeft als unieke eigenschap dat het volstrekt lucht- en gasdicht is. Alle banden groot en klein hebben aan de binnenkant een laag butylrubber zitten tegen het lekken. Zelfs in 2020, het laatste normale productiejaar in Zwijndrecht, vertegenwoordigden bandengiganten zoals Bridgestone, Michelin en Goodyear ruim 80 procent van de afzet.
Kauwgom
Een tweede belangrijke afnemer is de farmaceutische sector, waar butyl een waaier aan toepassingen kent. Het zit bijvoorbeeld als stopper in medicatieflacons, zodat er geen lucht binnendringt na het terugtrekken van de naald. Zelfs in kauwgom zit butyl, vaak afkomstig uit de enige fabriek op het Europese vasteland: Arlanxeo Zwijndrecht.
Aan de kauwgomproducenten met hun verwaarloosbare nichevolumes kan de sluiting niet liggen. Waar is het dan wel verkeerd gelopen? Bij de aankondiging schermde de directie met twee elkaar versterkende factoren: de overproductie op de wereldmarkt en de torenhoge energieprijzen. Die communicatie werd afgestemd met het Nederlandse hoofdkwartier van de rubbergroep, die twintig fabrieken in Europa, Azië en Amerika heeft. Sinds 2019 is de Arlanxeo-holding een 100 procent dochter van de Saoedische staatsoliemaatschappij, ‘s werelds nummer één in de petrochemie.
Vorig jaar maakte de holding boven Arlanxeo 151 miljard euro winst.
Boerenzonen
Bij de Algemene Centrale van de socialistische vakbond ABVV horen we andere verklaringen voor de sluiting. Rond de tafel zitten drie arbeiders, samen goed voor negentig dienstjaren. Toni Farrell trad in de voetsporen van zijn vader, die in 1962 mee aan de wieg van Polysar stond. Hij is een vat vol anekdotes over de pioniersjaren van de Antwerpse petrochemie, die tot ’s werelds grootste geïntegreerde cluster zou uitgroeien. Waarom de lonen er relatief hoog liggen? ‘De eerste raffinaderijen hebben die norm gezet’, vertelt Farrell. ‘Volcontinu fabrieken hebben erg veel personeel nodig. Geld en goede voorwaarden waren noodzakelijk om boerenzonen uit het Waasland aan te trekken.’ Zelf stond hij op de eerste rij bij de historische vakbondsactie tegen plannen van overnemer Bayer, die het mes wilde zetten in die arbeidsvoorwaarden. ‘Elf weken piket gestaan’, zegt hij. ‘Een van de stakers liep rond als Wehrmachtsoldaat met een helm. Spotten met de Duitsers, dat had toen veel succes. De oorlog was nog niet vergeten.’
Over het abrupte einde van de fabriek zijn de drie het roerend eens: strategische blunders in het hoofdkwartier hebben dit fiasco uitgelokt. ‘Het is cynisch dat de directie zich achter de hoge petroleumprijzen verschuilt’, zegt operator en vakbondsafgevaardigde Tom (die zijn achternaam liever niet gepubliceerd ziet, nvdr). ‘Arlanxeo heeft geprobeerd om de hoge energieprijzen integraal aan de klanten door te rekenen met forse toeslagen, tot 1800 euro extra per ton. Klanten weigerden dat te betalen, en zo is de negatieve spiraal gaan draaien. De prijzen waren specifiek voor Zwijndrecht. Ze golden niet voor onze zusterfabrieken in Canada en Singapore, die niet met dezelfde absurde energieprijzen werden geconfronteerd. Dat leidde tot bizarre situaties. Terwijl het hier stillag omdat we te duur produceerden, werden klanten via Zwijndrecht met goedkoper butyl uit Canada bevoorraad. Het is zelfs gebeurd dat ze het rubber per vliegtuig moesten aanvoeren, de meerkosten van 7000 euro per ton wogen niet op tegen de boeteclausules in de leverancierscontracten. Maar daarmee waren de problemen niet opgelost. Omdat klanten ontevreden waren over de kwaliteit van het Canadese rubber zijn ze gaan shoppen op de wereldmarkt. We hebben belangrijke klanten verloren aan onze grootste concurrent, ExxonMobil. Die rekent ook energietoeslagen aan, maar veel minder.’
Volgens Tom ligt de echte verantwoordelijkheid bij moederholding Aramco. ‘Ze hoopten twee keer te profiteren van de energiecrisis. Eerst boeken ze woekerwinsten als ‘s werelds grootste producent van olie en gas, en daarna willen ze nog eens cashen via hun dochterbedrijven in de petrochemie.’
Slecht huwelijk
Ellen Sleeuwaert, ACV-secretaris voor de Antwerpse petrochemie, zit op dezelfde golflengte. Op één punt geeft ze de directie wel gelijk. ‘De overcapaciteit op de wereldmarkt voor butyl is een feit. Er hebben zich de voorbije jaren grote verschuivingen voorgedaan – China is bijvoorbeeld zelfvoorzienend geworden. Maar veel belangrijker in dit verhaal is dat Arlanxeo zijn hand heeft overspeeld met zijn prijzenpolitiek door hogere toeslagen aan te rekenen dan de concurrentie. Die strategie heeft zich tegen Zwijndrecht gekeerd, met een leeg orderboek als resultaat. Daarbij komt dat Arlanxeo veel te weinig in energietransitie heeft geïnvesteerd. Ook dat verklaart de hoge productiekosten waarmee Zwijndrecht zichzelf uit de markt heeft geprijsd.’
Dat hoge loonkosten als bijkomende verklaring voor de zwakke concurrentiepositie werden aangehaald, schiet haar in het verkeerde keelgat. ‘Iedereen weet dat personeel in de petrochemie maar voor 3 à 5 procent doorweegt in de productiekosten’, zegt Sleeuwaert. Ze zag de bui al langer hangen. ‘Vorig jaar heeft de fabriek al meer dan een half jaar stilgelegen en werd een herstructurering aangekondigd. Met het gemeenschappelijk vakbondsfront hebben we negen maanden lang over die reorganisatie onderhandeld, pas in maart werd ze afgeklopt. Waar was dat allemaal voor nodig, vraag ik me nu af.’
Van de 324 banen staan er 278 op de tocht. Het sociaal plan moet nog geschreven worden, maar de kaarten liggen niet slecht voor wie niet in een of ander pensioenstelsel kan stappen. Om geschoold personeel zoals elektriciens en monteurs wordt in de haven bijna gevochten. Operatoren, in de petrochemie een verzamelnaam voor arbeiders die intern werden opgeleid om met specifieke installaties of processen om te gaan, kunnen omgeschoold worden.
Maar wat met onze voorwaarden en anciënniteit, vragen velen bij Arlanxeo zich af. ‘De aankondiging van de sluiting is hard aangekomen’, zegt Sleeuwaert. ‘Ik heb stoere mannen zien huilen, maar ook veel woede gevoeld. Vorig jaar heeft Arlanxeo zijn personeel massaal op economische werkloosheid gezet, een stelsel dat met belastinggeld wordt gefinancierd. Wrang als je bedenkt wie de echte eigenaar is. Aramco heeft vorig jaar een recordwinst van 151 miljard euro geboekt, dankzij de energiecrisis.’
Roest en verval
Vraag is wat er met het industrieterrein van 40 hectare, eigendom van Arlanxeo, moet gebeuren. Een overname met doorstart wordt uitgesloten. Afbreken en saneren is het voor de hand liggende scenario.
Zoals alle zogenaamde Seveso-bedrijven (waar men gevaarlijke stoffen produceert, verwerkt, behandelt, gebruikt of opslaat) werd de fabriek regelmatig geïnspecteerd door verschillende controlediensten. Momenteel loopt onder toezicht van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) een bodemsaneringsprogramma, dat volgend jaar wordt afgerond. Het gaat om historische verontreiniging met minerale en vluchtige oliën, daterend van voor 1995, toen nog niet zo nauwlettend werd toegezien op milieuzorg. Restproducten verdwenen in een gat in de vloer van het atelier, zo ging dat in de tijd van Toni Farrells vader.
Niet dat er na 1995 niets meer weglekte. Verschillende bronnen schetsten ons een beeld van roest en verval. Arbeiders, maar ook een ingenieur die als contractor anderhalf jaar in de fabriek rondliep om een inventaris te maken van noodzakelijke herstellingswerken. De directie ontkent het gebrekkige onderhoud, en verwijst naar investeringsprogramma’s van miljoenen euro’s die jaar na jaar werden uitgevoerd – volgens haar een bewijs dat Arlanxeo tot zeer onlangs geloofde in de toekomst van Zwijndrecht.
Het kan voor mens en milieu altijd erger, zoals de buren van 3M intussen hebben bewezen. PFAS, dat is waar de Zwijndrechtse burgemeester André Van de Vyver (Groen) echt van wakker ligt. Toch laat het sociaal drama bij Arlanxeo hem allerminst onverschillig. ‘Dit is een zware klap voor de gemeente’, zegt hij. ‘Ik heb ze niet geteld, maar het staat vast dat heel wat Zwijndrechtenaars door deze sluiting worden getroffen. De voorbije jaren zijn veel werknemers uit de petrochemie op Linkeroever naar Zwijndrecht verhuisd om aan de files rond Antwerpen te ontsnappen. Ook voor onze financiën is dit slecht nieuws. Zwijndrecht telt dertien Seveso-bedrijven, de grootste concentratie na Antwerpen. Chemie staat voor 70 procent van onze begroting, vooral drijfkrachttaksen (belastingen die bedrijven moeten betalen voor motoren, nvdr) wegen zwaar door. Met Arlanxeo verdwijnt een hap van 1,3 miljoen euro uit ons budget. Vorig jaar al hebben we de helft minder geïncasseerd, want in periodes van stilstand wordt er geen drijfkrachttaks aangerekend. Ik deel de verontwaardiging van de vakbonden. Economische werkloosheid inroepen op kosten van de belastingbetaler, je moet het maar durven als dochter van het rijkste bedrijf ter wereld.’
Arlanxeo liet nog weten dat er in 2023 geen beroep meer werd gedaan op economische werkloosheid. En dat het bedrijf zich constructief zal opstellen bij het onderhandelen over een sociaal plan. Wordt vervolgd.
De directie reageert
Geert Bussé, sinds 2016 directeur van Arlanxeo Zwijndrecht, weerlegt de kritiek. ‘De overcapaciteit van 40 procent op de wereldmarkt is helaas een feit’, zegt hij. ‘Vroeger was butylrubber een zaak van een handvol grote groepen, waaronder Arlanxeo. Maar de voorbije jaren zijn er steeds meer spelers bij gekomen, vooral in China, India en Rusland. Het probleem is dat de concurrenten met lagere productiekosten werken, terwijl ze toch een vergelijkbare kwaliteit kunnen leveren.’
Grondstoffen, veruit de belangrijkste factor in die productiekosten, zijn voor iedereen min of meer even duur. Het verschil zit volgens Bussé in de gas- en elektriciteitsprijs, al noemt hij de loonkosten allerminst verwaarloosbaar. ‘In een gestandaardiseerde sector zoals butylrubber geldt de wet van de grote getallen, waarbij kleine kostenverschillen gecombineerd met grote productievolumes een enorme impact hebben op het financiële eindresultaat.’
En wat met het verwijt dat Arlanxeo te hoge energietoeslagen heeft aangerekend en Zwijndrecht daardoor uit de markt heeft geprijsd? ‘Alle energie-intensieve bedrijven rekenen zulke toeslagen aan’, zegt Bussé. ‘Zo werkt de hele keten. Wij betalen zelf toeslagen aan onze grondstoffenleveranciers. Onze klanten schuiven de extra energiekosten op hun beurt door naar hun eigen klanten, en in laatste instantie komt de rekening bij de consument terecht. Het is geen toeval dat autobanden fors duurder zijn geworden.’
Dat klanten zijn weggelopen vanwege de inferieure kwaliteit van het Canadese Arlanxeo-rubber noemt Bussé onzin. ‘Productequivalentie is een basisprincipe in de hele sector. Ook Arlanxeo waakt erover dat het proces en de kwaliteit in verschillende vestigingen gelijklopen.’