Ouderenzorg: ‘Het thema is in alle partijprogramma’s zo goed als afwezig’
Over 25 jaar zal het aantal tachtigplussers in ons land ongeveer verdubbeld zijn. Als we het roer niet onmiddellijk omgooien, is een compleet zorginfarct volgens experts onvermijdelijk. ‘Maar we steken onze kop nog altijd in het zand.’
In 2021 werd per Nederlander ongeveer 6000 euro aan zorg uitgegeven, tegen 2060 zou dat, bij onveranderd beleid, oplopen tot 15.000 euro. Het is een van de vele duizelingwekkende cijfers uit het lijvige rapport uit 2021 van de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over ‘houdbare zorg’. Onhoudbaar, zo luidde dan ook de conclusie van het rapport, niet het minst omdat de zorg onvermijdelijk budget zou weghalen bij andere, niet minder essentiële departementen als onderwijs en huisvesting.
Zo mogelijk nog duizelingwekkender is het cijfer over tewerkstelling. In Nederland werkt vandaag ongeveer één op de zeven werkenden in de zorg. Bij ongewijzigd beleid wordt dat in 2060 één op de drie, zo voorspelde het rapport. Dat is niet alleen onhaalbaar maar ook maatschappelijk onwenselijk. Want gesteld dat je die zorgwerkers al zou vinden, moet je ze weghalen uit andere cruciale sectoren.
De belangrijkste oorzaak voor die problemen laat zich raden. Nederland zal, net als Vlaanderen, in nog hoger tempo vergrijzen. Maar de enorme consequenties daarvan lijken nauwelijks door te dringen. De samenstellers van het Nedelandse rapport hoopten duidelijk te maken dat ‘de politiek echt niet meer kan wegkijken’.
Studenten krijgen tijdens hun eerste stage al een afschrikwekkend beeld van de geriatrie. Het is ook een fout beeld.
Johan Staes, Vlozo
Iets dergelijks wilde wellicht ook Luc Van Gorp, directeur van de Christelijke Mutualiteiten (CM), door de kwestie aan te raken in een recent interview. Helaas haalde zijn quote over ‘het voltooide leven’ de aandacht weg van de kern van het probleem. Volgens een nieuw rapport van zijn CM zal het aantal tachtigplussers over 25 jaar verdubbeld zijn: van ongeveer 650.000 vandaag naar 1.272.500 in 2050. Nog volgens dat CM-rapport zal een meerderheid van hen meer dan waarschijnlijk meerdere chronische aandoeningen hebben. Uit geneesmiddelengebruik van de CM-leden vandaag blijkt dat maar 20 procent van de 65-plussers zonder chronische aandoeningen door het leven gaat. Bij de 85-plussers is dat nog 10 procent. In die laatste groep kampt drie vierde met hart- en vaatziekten, 17 procent heeft depressies, psychoses of angststoornissen.
Personeelstekort in de zorg: ‘Te veel efficiëntie jaagt zorgverleners weg’
Complexe zorg
Stellen dat Vlaanderen nog niet klaar is om zo’n verdubbeling van de zorgvraag op te vangen, is een understatement. De drie prominenten uit de sector die Knack voor dit artikel sprak benadrukken hoe bijzonder precair de toestand nu al is. Een voorbeeld? Vlaanderen telt vandaag iets meer dan 800 woonzorgcentra. Op vraag van Knack berekende Vlozo, de sectorfederatie van private zorgondernemers, dat die samen ongeveer 4000 zorgprofessionals te kort komen. Er zijn veel redenen om aan te nemen dat die tekorten de komende jaren niet zullen afnemen.
Een van de grote problemen daarbij is de steeds kleinere instroom. Er zijn almaar minder studenten verpleegkunde of leerlingen in de beroepsopleiding tot zorgkundige die voor de ouderenzorg kiezen. Dat ligt volgens de experts minstens voor een deel aan die opleidingen zelf. ‘In de opleiding verpleegkunde moeten studenten al in het eerste jaar stage lopen in een woonzorgcentrum’, vertelt Johan Staes, CEO van Vlozo. ‘Omdat die jonge studenten nog geen verpleegtechnische handelingen mogen stellen, worden ze ingeschakeld voor basisverzorging en logistiek. Op die manier krijgen ze een afschrikwekkend beeld van de geriatrie. Het is ook een fout beeld. Ouderenzorg is in de verpleegkunde de meest complexe materie. In een ziekenhuis vraagt een gebroken arm een vrij eenvoudige behandeling. Maar als iemand in een woonzorgcentrum een arm breekt, moet je ook kijken naar wat er achter kan zitten, zoals evenwichtsstoornissen of fout gebruik van medicatie.’
Paul Cappelier, voorzitter van de Belgische federatie voor zorgkundigen (Befezo), onderschrijft die analyse. ‘De geriatrie is inderdaad een hele complexe vorm van zorg. Het baart me veel zorgen dat we daar minder en minder mensen met de juiste competenties voor hebben. Er is nauwelijks interesse om bijvoorbeeld na een opleiding verpleegkunde nog een postgraduaat geriatrie te behalen. Zorgkundigen worden ook niet goed opgeleid. Om al die redenen verdwijnt de expertise uit de ouderenzorg snel. Heel wat ziekenhuizen hebben door personeelstekort hun geriatrische diensten afgebouwd of gesloten.’
Een deel van het probleem zit inderdaad bij de opleidingen, zegt Candice De Windt. Als Vlaamse zorgambassadeur moet ze zo veel mogelijk mensen motiveren om in de sector aan de slag te gaan. ‘Er zijn ook stageplekken waar onze studenten vanaf de eerste dag warm worden gemaakt voor geriatrie,’ zegt De Windt, ‘maar het omgekeerde gebeurt zeker ook. Stagebegeleiders denken: jij kunt nog niks, ik heb geen tijd en dus zetten we je alleen in voor ondersteunende taken. Dan is het niet raar dat jonge mensen afhaken. We kunnen zeker veel winst boeken door studenten tijdens zo’n stage beter te begeleiden, uit te dagen en de complexiteit en schoonheid van het vak mee te geven.’
Dat geldt ook voor de begeleiding van starters, vindt Johan Staes, want het is van groot belang om die bij je te houden. ‘We worden vandaag geconfronteerd met een dubbele vergrijzing: niet alleen de bevolking ook het zorgpersoneel wordt snel ouder. Een op de drie verpleegkundigen in de woonzorgcentra is ouder dan vijftig jaar. Dat betekent dat we de komende jaren een uitstroom van hooggekwalificeerde, ervaren verpleegkundigen krijgen. Die mensen moeten we net langer bij ons houden, bijvoorbeeld door zachte landingsbanen waar ze ingezet kunnen worden als mentor voor starters.’
We moeten meer inzetten op die starters, vindt ook De Windt. ‘Eigenlijk moet elke voorziening iemand in dienst hebben die zich alleen bezighoudt met het onthalen, begeleiden en coachen van studenten en starters.’
Verpleegkundigen besteden één derde van hun tijd aan administratie. Kan dat niet efficiënter?
Candice De Windt, Vlaamse zorgambassadeur
‘De starters in onze sector hebben het ook duidelijk moeilijk’, bevestigt Staes. ‘Dat zie ik ook aan de snel stijgende cijfers van het ziekteverzuim. In 2018 bedroeg het gemiddelde ziekteverzuim bij medewerkers van 21 tot 25 jaar gemiddeld bijna 2 procent. In 2023 was dat al meer dan 8 procent. Dat wil zeggen dat ze op honderd werkdagen gemiddeld acht dagen ziek zijn. Ook daar moeten we, al in het onderwijs, wat aan doen.’
Cappelier: ‘Je mag niet vergeten dat het meestal gaat over jonge mensen uit een moeilijkere sociale context. Als we die in onze sector willen houden, moeten we daar oog voor hebben, in alle zorgopleidingen. We moeten hen bijvoorbeeld nog beter leren omgaan met stress.’
‘Zorg dragen voor een ander begint bij zorg dragen voor jezelf’, zegt De Windt. ‘Dat is een competentie die nog veel te weinig aan bod komt in zorgopleidingen.’
1 op 10 verpleegkundigen ziek thuis: ‘De zorg zit vast in een vicieuze cirkel’
Warme handen, koude zorg
Al bij al is het een heldere kwestie. Om de snel stijgende zorgvraag te counteren, moet de instroom zo snel mogelijk weer stijgen, de uitstroom minstens vertragen. Of dat zal lukken is één vraag, of het zal volstaan nog een tweede.
Om aan de stijgende vraag te voldoen zou het aantal zorgkundigen volgens het eerder geciteerde Nederlandse rapport tegen 2060 minstens moeten verdubbelen. ‘In Vlaanderen is vandaag al één op de acht werknemers tewerkgesteld in de zorg’, zegt De Windt. ‘Het is volstrekt onrealistisch om te denken dat straks één op de vier Vlamingen in de zorg zal werken. Dus onvermijdelijk moeten we ons ook de vraag stellen hoe we het personeel efficiënter kunnen inzetten. Daarbij horen vragen als: kunnen verschillende voorzieningen samenwerken om verpleegkundigen tijdens de nachtdienst efficiënter in te zetten? Voor een deel zal de efficiëntiewinst ook komen van technologie. Technologie kan nooit het menselijke contact vervangen, maar het kan het werk van de verpleegkundige wel verlichten en ondersteunen. Dat geldt ook voor het administratieve deel van de job. We weten dat verpleegkundigen één derde van hun tijd besteden aan administratie. Kan dat niet efficiënter?’
Cappelier: ‘Candice heeft helemaal gelijk. Ik ben ook consulent wondzorg in AZ St. Jan Brugge. Voor elke patiënt die ik zie, moet ik een lijst met 123 items afwerken, in aanwezigheid van die patiënt. Geen idee wat er met die gegevens gebeurt. En die lijst wordt trouwens nog elke maand langer.’
Staes: ‘Registratie en rapportering noem ik wel eens de “koude taken” van de zorg. Technologie kan en zal ons helpen om die uit de warme handen van de zorgprofessional te halen. Mijn ideaal is: warme handen voor warme taken.’
Migratie kan een klein deel van de oplossing zijn.
Candice De Windt, Vlaamse zorgambassadeur
Migratie
Het is niet de eerste keer dat ons land duizenden handen te kort komt. Om tekorten aan te vullen werden na de Tweede Wereldoorlog massaal ‘gastarbeiders’ naar België gelokt. Of een soortgelijke operatie ons voor een absoluut zorginfarct kan behoeden? Onze gesprekspartners denken het niet. De Windt: ‘Ik heb een denktank voorgezeten die zich over die vraag moest buigen. Mijn conclusie? Het kan een klein deel van de oplossing zijn. Zeker in een sector als de zorg is een strikt kader noodzakelijk. Om te beginnen is er de kennis van de taal. In een woonzorgcentrum is dat essentieel. Maar het vergt ook inzet op inburgering en integratie.’
Cappelier: ‘Wij hebben goede maar zeker ook minder goede ervaringen met migranten in de zorg. Vaak blijven ze niet lang. Dat is frustrerend. Je investeert in hen, je leidt ze op, en na een paar jaar zie je ze verdwijnen. Wat heb je dan gewonnen?’
Staes ziet nog ander potentieel. ‘In ons land verblijven vandaag heel wat erkende vluchtelingen. Het proefproject Integrazorg probeert die vluchtelingen met een zorgopleiding om te scholen tot zorg- of verpleegkundige. Daarnaast is er nog altijd een belangrijk deel van de bevolking inactief. Het moet mogelijk zijn om toch minstens een deel van die mensen warm te maken voor een job in de zorg.’
De Windt: ‘Vandaag hebben we een werkzaamheidsgraad van bijna 80 procent. Je kunt dat hoog noemen, maar het betekent dat nog altijd één vijfde niet werkt. Ik zie in die groep meer kansen dan in arbeidsmigratie.’
Als het gaat over de toekomst van de ouderenzorg, komt in de regel ook de zogenaamde ‘vermaatschappelijking van de zorg’ ter sprake: de zorg voor ouderen die in toenemende mate wordt uitbesteed aan familie, vrienden of buren. Cappelier denkt niet dat dat een oplossing is: ‘Mijn ervaring is dat de druk op familieleden van zorgbehoevenden vandaag al erg groot is. Ik zie niet in hoe zij nog meer druk zouden aankunnen. Van een kostwinnersmodel zijn we geëvolueerd naar een tweeverdienersmodel. Je kunt niet buiten die realiteit. De mantelzorg combineren met een voltijdse job is gigantisch zwaar.’
Staes: ‘Ik ken mensen die vijf jaar geen vakantie hebben genomen om te zorgen voor hun zorgbehoevende moeder. Dat siert hen, maar intussen gaat hun eigen leven ook voorbij. Zorg mag geen uithoudingsslag worden. Maar ik zie nog wel mogelijkheden in de buurtgerichte zorg.’
De Windt: ‘Ik las net over die zestiger in Antwerpen die al meer dan een jaar dood in zijn woning lag. Dan denk ik: hoe kan dat? Kunnen we niet allemaal iets minder in onze eigen cocon leven, en zorgzamer zijn voor mensen in onze buurt? Misschien is dat utopisch denken, maar ik geloof dat we met de Vlaamse projecten rond zorgzame buurten die zorgzaamheid weer wat meer in het DNA van onze maatschappij kunnen krijgen.’
Cappelier: ‘Ik betwijfel of zulke projecten overal kunnen werken. In mooie, aangename wijken zal dat waarschijnlijk makkelijker lukken dan in appartementsgebouwen die hoofdzakelijk bevolkt worden door eenzame ouderen. Ik woon in Oostende. Daar heb je gebouwen vol mensen waar nauwelijks iemand nog naar omkijkt. Ik zou niet goed weten hoe je van zo’n gebouw een zorgzame buurt maakt.’
Mantelzorg combineren met een voltijdse job is gigantisch zwaar.
Paul Cappelier, Befezo
Taxi
Zoals aangekaart in de studie van de CM: een grote meerderheid van de Vlaamse gepensioneerden heeft minstens één chronische ziekte. Onnodig te zeggen dat een gezonde gepensioneerde ook een goedkopere gepensioneerde is. Onder meer om die reden pleit de Nederlandse WRR voor een ‘overheid die op een meer verplichtende manier inzet op gezondheid en preventie’. Een logisch pleidooi, vindt De Windt. ‘Er gebeurt in Vlaanderen al heel wat, maar al te zelden op een aanklampende manier. Ik was laatst op een congres waar een Amerikaanse privéverzekeraar kwam spreken. Zij bellen mensen op als het tijd is voor een screening, ze maken een afspraak voor je en bellen als het nodig is zelfs een taxi. Uiteraard doen ze dat niet uit naastenliefde. Daar zit een financieel model achter. Ze weten dat preventie op lange termijn kostenbesparend is. Daar kunnen wij van leren, al zijn er ook grenzen. Aanklampend zijn is één ding, penaliseren een ander. Het gevaar bestaat dat we een systeem krijgen waarin iemand die bijvoorbeeld te zwaar is niet meer in aanmerking komt voor zorg.’
Cappelier: ‘Op het vlak van preventie is nog veel vooruitgang te boeken. Preventie behoort bijvoorbeeld niet tot de nomenclatuur van verpleegkundigen, de lijst met prestaties die vergoed worden door de ziekteverzekering. Gevolg? Het gebeurt niet. Zorgkundige opleidingen besteden er ook te weinig aandacht aan, met soms schrijnende gevolgen. Ik denk aan doorligwonden of vormen van diabetische voetwonden die vaak tot amputaties leiden. In heel veel gevallen waren die gemakkelijk te vermijden door tijdelijke herkenning en preventie.’
Wie nadenkt over de toekomst van de ouderenzorg, begeeft zich onvermijdelijk op het terrein van de ethiek. De Nederlandse raad pleit in haar rapport nadrukkelijk voor ‘prioritering’. Concreet adviseert ze om te besparen op de uitgaven voor de lichtere geestelijke gezondheidszorg en psychische bijstand voor jongeren.
We willen niet naar het Scandinavische model van woonzorgcentra die “sterfhuizen” zijn.
Johan Faes, Vlozo
‘De middelen kunnen niet blijven groeien’, zegt Staes. ‘Onvermijdelijk leidt dat tot moeilijke ethische vraagstukken. Ik vind het wel een slecht idee om die, zoals Luc Van Gorp deed, te koppelen aan vragen over het levenseinde. De vraag die je wél kunt en moet stellen: aan welke patiënten geef je in tijden van schaarste voorrang? Mijn antwoord zou zijn: aan mensen die het minst zelfredzaam zijn. Om die reden lijkt me de ouderenzorg altijd prioritair. In Scandinavië worden in woonzorgcentra alleen nog de zeer zwaar hulpbehoevenden opgenomen. Er wordt gesproken over sterfhuizen, waar mensen gemiddeld nog acht maanden leven. Dat is niet het model dat we in Vlaanderen moeten nastreven. Een woonzorgcentrum moet een plek blijven waar geleefd wordt. Ik zie trouwens niet hoe je jonge mensen zou warm maken om in zo’n sterfhuis te werken.’
De Windt: ‘Ik blijf toch hopen dat het niet nodig zal zijn om straks bepaalde groepen voor te trekken. Psychische bijstand voor jongeren is ook essentieel, niet het minst op de langere termijn. Laten we dus in de eerste plaats kijken naar de efficiëntie waarmee we vandaag werken. Hebben we in een aantal steden wel zo veel ziekenhuizen nodig? Draagt dat bij tot een kwaliteitsvolle zorg? In sommige straten passeren vier verschillende aanbieders van thuisverpleegkunde. Dat is nergens voor nodig. Ik zou eerst daar aan denken, voor we bepaalde groepen beginnen te prioriteren.’
Niet in de stemtest
Een laatste vaststelling nog: zorg is, in de aanloop naar de verkiezingen, wel degelijk een politiek thema. Maar opmerkelijk genoeg blijft het debat daarover beperkt tot de kinderzorg. ‘Ik heb de afgelopen weken alle stemtesten ingevuld’, zegt De Windt. ‘De ouderenzorg kwam één keer aan bod, in een vraag over de kostprijs van woonzorgcentra. Voor de rest is dit zo urgente thema volledig afwezig, ook in de partijprogramma’s.’
Staes: ‘Het lijkt niet door te dringen dat onze samenleving straks dezelfde demografie zal hebben als Japan, vandaag het land met de oudste bevolking. Maar Japan heeft wel zijn hele systeem omgegooid, met een alomvattend plan dat inzet op preventie, thuiszorg, technologie en buurtgerichte zorg. In Vlaanderen ontbreekt elke visie op lange termijn. Het Vlaams Parlement debatteert nu over het voorstel om winst in de ouderenzorg te verbieden. Op geen enkele manier is dat een antwoord op de uitdaging van de vergrijzing. We steken onze kop nog altijd in het zand.’