Oud-journalist Paul Goossens: ‘De N-VA heeft het contact met de meest kwetsbaren verloren’
Conservatief Vlaanderen wil met cultuuroorlogjes de aandacht afleiden van de koopkrachtdiscussie, stelt oud-journalist Paul Goossens. ‘Het wokedebat maskeert de extreme ongelijkheid.’
‘Moet Just Niks’. Aan verzet geen gebrek op het T-shirt van oud-journalist Paul Goossens (80). Ook in zijn nieuwe boek De Ongelijkheidsmachine. Een verborgen Europese geschiedenis, dat deze week verschijnt, ontbreekt het daar niet aan.
De Ongelijkheidsmachine doorploegt meer dan duizend jaar geschiedenis en focust daarbij op de ongelijkheidsregimes die Europese machthebbers op eigen bodem installeerden en in hun meest extreme vormen exporteerden. Meer dan vier intensieve jaren schreef Goossens aan het vuistdikke én doorwrochte werk. Noem het gerust zijn magnum opus.
De auteur draagt het boek op aan zijn kleinkinderen, aan wie hij zich in het voorwoord haast verontschuldigt: ‘Omdat mijn generatie hen een wereld had moeten nalaten die veiliger, rechtvaardiger, dus gelijker is.’
De wereld is vandaag geen veilige plek?
Paul Goossens: Niet bepaald. Zelden was de sociaal-economische ongelijkheid in het Westen zo groot. De cijfers die Thomas Piketty en co. hebben verzameld, bewijzen dat zwart op wit. Zeker in de Verenigde Staten zijn de lonen van de werkende bevolking al decennialang nauwelijks of niet gestegen. Tegelijkertijd bouwen de superrijken er almaar grotere vermogens op. Dat die 3 procent meer bezit dan ruim de helft van de Amerikaanse bevolking is ronduit obsceen. Ook in Europa diept de kloof tussen rijk en arm zich uit. Samen met de klimaatcrisis vormt dat een gevaarlijke cocktail. We zitten op een vulkaan en hebben nauwelijks door dat de aarde beeft. Die onderwerping van het merendeel van de bevolking aan het ongelijkheidsregime blijft verbazen.
Hebt u er een verklaring voor?
Goossens: In de loop van de de geschiedenis hebben de machthebbers hun bevolking altijd wijsgemaakt dat de goddelijke, natuurlijke of economische orde nu eenmaal fundamenteel ongelijk is. Het begon al met het scheppingsverhaal, waarin het uitverkoren volk de andere volkeren uitsloot. Dat spreidde als het ware het bedje voor de kruistochten. In de middeleeuwen was het christendom de dragende kracht van de feodale standenmaatschappij als een replica van ‘de stad van God’ die Augustinus had bedacht. Door de Amerikaanse en de Franse Revolutie verdween die christelijke grondslag uit het algemene denken, maar het nieuwe gelijkheidsprincipe werd heel bewust buiten het sociaal-economische domein gehouden. Later zou ook de theorie van the survival of the fittest gebruikt worden om de ongelijkheid goed te praten. De grote verlichtingsfilosofen die we nu hoog in het vaandel dragen, zoals Immanuel Kant, kneedden de geesten dat het witte Europese ras superieur was aan de anderen.
Kijkt u niet te veel door een hedendaagse bril naar het verleden?
Goossens: Je kunt niet zomaar beweren dat Kant ‘een kind van zijn tijd’ was. Hij had heel wat tijdgenoten, zoals Abbé Raynal en Johann Gottfried von Herder, die hem tegenspraken. Maar Kant bleef tot het einde van zijn leven de hiërarchie van de rassen verdedigen. Wat is er trouwens mis mee om de geschiedenis aan een ongelijkheidstoets te onderwerpen? Dat is in het verleden net veel te weinig gebeurd. Eeuwenlang heeft ons continent als architect van de wereld ronduit verwerpelijke ideeën uitgevoerd. Als Europeanen kunnen we dat juk niet zomaar van ons afschudden, hoe vaak sommigen ook oproepen dat we onverminderd trots moeten zijn op ons verleden. Het komt er net op aan om de juiste lessen te trekken uit dat verleden. Samen met het nationalisme vormde de extreme ongelijkheid in de negentiende eeuw de krachtbron bij uitstek van de Eerste Wereldoorlog. En vandaag vormen die twee elementen opnieuw een gevaarlijke cocktail.
(Lees verder onder de preview)
Zijn we er vandaag niet veel beter aan toe?
Goossens: Het is maar hoe je het bekijkt. Na het ‘all men are created equal’ van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring is de elite er meer dan honderd jaar lang in geslaagd het algemeen stemrecht in de ijskast te stoppen. Maar door de liberale fiasco’s van de Eerste Wereldoorlog, de Grote Depressie na de beurscrash van 1929 en de Tweede Wereldoorlog was dat niet langer houdbaar. Sindsdien werd de nachtwakersstaat (waarin de rol van de overheid beperkt is, nvdr) vervangen door de welvaartsstaat en werden de winsten min of meer evenredig verdeeld. Maar vanaf het midden van de jaren 1970 vonden ze het welletjes geweest. De vaste wisselkoersen gingen op de schop en de speculanten kregen vrij spel. Volgens de neoliberale economen moesten ondernemingen zich alleen nog bezighouden met winstmaximalisatie. Sindsdien neemt de ‘herverdeling’ van arm naar rijk opnieuw toe en leven we in een kredietgedreven financiële orde die de samenleving in al haar vezels beïnvloedt. Nu luidt het motto dat ongelijkheid een noodzakelijke voorwaarde is voor de vooruitgang van de samenleving en de economische groei.
Nationalisme en ongelijkheid vormen opnieuw een gevaarlijke cocktail.
Waarom is dat een verkeerde opvatting?
Goossens: Het idee dat ook extreme ongelijkheid groei voortbrengt en iedereen kan optillen, is achterhaald. Het is een compleet foute diagnose. Intussen zeggen rapporten van het IMF, de OESO en de Wereldbank – niet bepaald instellingen die je van linkse sympathieën kunt verdenken – dat extreme ongelijkheid de groei fnuikt. Met hun enorme vermogens dragen de superrijken eenvoudigweg niet meer bij aan de samenleving. Ze investeren nauwelijks nog in de maakindustrie, maar vooral in financiële hightechbeleggingen en vastgoed. Vervolgens parkeren ze hun geld op belastingparadijzen en proberen ze de politiek in hun voordeel te beïnvloeden. Op die manier ontstaat er een vicieuze cirkel waarin ongelijkheid een plutocratisch regime voortbrengt dat systematisch enkelingen bevoordeelt ten koste van het gros van de bevolking. Tot er opnieuw een crisis uitbreekt en de belastingbetaler het geld mag ophoesten omdat banken en kredietverstrekkers overmoedig en roekeloos werden. Met het recente faillissement van de Silicon Valley Bank en de problemen bij Credit Suisse was het weer zover. Op zulke momenten stellen politici verbaasd vast dat ze evenmin iets begrijpen van de complexe problematiek. Het zijn de banken en consultancybedrijven die in tijden van recessie en groeiende schuldenbergen de nieuwe spelregels mogen uitschrijven.
U lijk het geloof in verandering kwijt?
Goossens: Er zijn nauwelijks nog tegenmachten, of ze worden zwakker en zwakker. Maar het is nooit te laat om het tij te keren. Wat na de Tweede Wereldoorlog mogelijk was, moet vandaag ook zonder bloedvergieten lukken. Een beetje meer vakbondsmacht in de VS en Europa zou een wereld van verschil maken. Het is dankzij hen dat de automatische indexkoppeling in België overeind is gebleven en dat de kloof tussen arm en rijk niet nog veel groter is geworden. Vakbonden, zo blijkt overduidelijk in de VS, zijn een noodzakelijke tegenmacht. Als die verdwijnen, belanden we opnieuw in de Far West.
Hebben de media ook boter op het hoofd?
Goossens: Ik vind dat ze beter moeten doen. De politieke en journalistieke aandacht gaat in groeiende mate naar de cultuuroorlogen en vaak komen daarbij dezelfde mensen, interpretaties en klemtonen aan bod. Zoals het nationalisme in de negentiende eeuw de sociaal-economische kloof moest camoufleren, zo slorpt het wokedebat vandaag alle energie op om de extreme ongelijkheid te maskeren. Voor de sociaal-economische tegenstellingen was er tot voor kort in het publieke debat nauwelijks nog plaats. De crisis rond de koopkracht, de schande van de haast onbestaande rente op de spaardeposito’s en het akelige plan van de aandeelhouders van Delhaize wijzen erop dat de tijden veranderen. Stilaan wordt duidelijk dat de cultuuroorlogjes schijngevechten zijn die de fundamentele tegenstelling tussen arm en rijk moeten verhullen.
De woke-discussie gaat toch ook over het streven naar gelijkheid en de reactie daarop?
Goossens: Het is vooral een schijndebat. Woke is het unidentified flying object waarmee conservatief Vlaanderen na de pandemie en de energiecrisis de aandacht van de koopkrachtdiscussies wil afleiden.
Ook de gelijkheid van man en vrouw op de arbeidsmarkt is een thema in het woke-debat. Toen vrouwen in de jaren 1970 massaal de weg naar de arbeidsmarkt vonden, betekende dat voor de onderhandelingspositie van de werknemer ook geen goed nieuws. Vond u dat dan een slechte zaak?
Goossens: Het is nooit gemakkelijk om te kiezen tegen welke vormen van ongelijkheid je in de eerste plaats wilt strijden. Maar in deze is het simpel: ik kies resoluut voor de positie van de vrouw. Het is niet verdedigbaar dat het ene geslacht meer rechten heeft dan het andere. Maar belangrijker is dat er vandaag de dag nog steeds een loonkloof gaapt tussen man en vrouw: recent bedroeg die nog meer dan 9 procent, goed voor een bedrag van maar liefst 7,7 miljard euro.
Wanneer is de ongelijkheid klein genoeg om van gelijkheid te kunnen spreken?
Goossens: Er bestaat geen precieze afbakening tussen de twee, en het is weinig zinvol om daar naar op zoek te gaan. Je hebt geen semantische discussie nodig om vast te stellen dat de ongelijkheid extreme proporties aanneemt. In 2021 bezaten de 10 procent rijksten van de planeet 6,5 keer zoveel als de armste 40 procent. Zulke cijfers spreken voor zich.
Dat ook het gelijkheidsstreven veel ellende heeft veroorzaakt, komt in uw boek nauwelijks aan bod.
Goossens: Daar hoef je niets achter te zoeken. Ik ben allesbehalve een communist. De totale gelijkheid is niet alleen onhaalbaar, ze is ook niet wenselijk. Ik ben een marxist, in die zin dat ik vanuit een sociaal-economisch perspectief naar de samenleving kijk en ook anderen wil aansporen om dat te doen.
In Nu is het aan ons haalt Vlaams Belang-voorzitter Tom Van Grieken uit naar het hyperglobalisme. Dumpingpraktijken, hyperflexibiliteit en oneerlijke concurrentie zorgen voor de afbraak van de sociale zekerheid en de salarissen, schrijft hij. Is hij in de strijd tegen ongelijkheid uw objectieve bondgenoot?
Goossens: In geen geval. De kern van het nationalisme bestaat er net in om de illusie van een homogene natie te scheppen. Terwijl de identitaire spanningen worden opgepookt en uitvergroot, worden de sociale breuklijnen bij het zingen van ‘Ze zullen hem niet temmen’ met de leeuwenvlag toegedekt. Louter strategisch speelt het Vlaams Belang het spel wel verstandig: het weet maar al te goed dat het met een sociaal imago de N-VA electoraal pijn kan doen. De N-VA is de afgelopen jaren zó ver meegegaan in het liberaal-economische denken dat ze het contact met de meest kwetsbaren in de samenleving verloren heeft. Dat minister van Huisvesting Matthias Diependaele niet door de partijtop wordt teruggefloten, is veelzeggend. Het is dé achilleshiel van de N-VA van voorzitter Bart De Wever.
Heeft de financieel-economische crisis van 2008 in de daaropvolgende jaren voor Vlaams Belang het bedje gespreid?
Goossens: Die heeft zeker een rol gespeeld. Niet alleen in België, maar in heel Europa heeft het falen van de kaduke muntunie het nationalisme een boost gegeven. De strafexpeditie tegen Griekenland heeft terecht veel kwaad bloed gezet. Natuurlijk heeft Griekenland naar aanloop van de crisis fouten gemaakt, maar de reactie van Europa was buiten proportie: het legde het Griekse hoofd op het kapblok. De hervormingseisen van Brussel hebben het sociale weefsel in Griekenland kapotgemaakt. In vijf jaar slonk het bruto binnenlands product van het land met maar liefst 26 procent – dat is viermaal meer dan de Belgische inzinking in coronajaar 2021. De leningen die Griekenland kreeg in ruil voor loodzware hervormingen vloeiden in werkelijkheid terug naar de Duitse banken. Ook toen ging de N-VA de mist in. Terwijl ze voortdurend met de vlag van de volkswil en de nationale soevereiniteit zwaait en zich tegen de overdracht van bevoegdheden naar de Europese Unie verzet, piepte de partij niet eens toen Griekenland werd getuchtigd en gepijnigd. Meer zelfs, toenmalig minister van Financiën Johan Van Overtveldt (N-VA) stond erbij, keek ernaar en gaf zijn zegen.
Paul Goossens
1943: geboren in Mechelen
1964-1969: studeert economie (KU Leuven)
1968-1969: preses van KVHV Leuven
1978-1991: hoofdredacteur van De Morgen
1991: Neemt ontslag bij De Morgen en wordt Europa-journalist, onder meer voor Belga en Knack
Columnist: bij De Standaard