Open brief aan Michael Van Peel: ‘Het echte gecancel, meneer Van Peel, speelt zich af ver weg van de Twitterstormen’
Beste Michael Van Peel,
Een paar maanden geleden speelde u een figurantenrol in de waan van de dag. In de Antwerpse Arenbergschouwburg had de vorige directeur een aantal oude schilderijen van Gilbert van Schoonbeke en Filips van Marnix van Sint-Aldegonde in de traphal vervangen door een paar intrigerende foto’s van Mous Lamrabat: zijn modellen zagen er iets kleurrijker, frivoler en vrouwelijker uit. Toen onze gezagsdragers dat een paar maanden later in de mot kregen, was het kot te klein. De portretten van de twee blanke heren hangen er intussen terug.
Omdat u vaak in de Arenberg optreedt, vroeg De Standaard naar uw mening. U had een hekel aan extreme woke, zei u, maar dit vond u er ook ver over. ‘Ze willen niet dat de portretten van “Marnix Huppeldepup” en “Gilbert Dinges” verdwijnen. Sorry, wie? Niemand kent die figuren. Google ze maar eens: Mous Lamrabat heeft 20.000 hits meer dan “uw Gilbert”.’
Ik geef u gelijk: ook ik vind Lamrabat een intrigerende fotograaf en heb een bloedhekel aan al dat gecancel van de wokers en antiwokers. Maar dat u Gilbert van Schoonbeke niet kende, stelde me wel een beetje teleur. De volgende keer nadat u in de Arenberg hebt opgetreden, moet u de straat eens uitlopen. Om de hoek, in de Lange Gasthuisstraat, ligt het Maagdenhuis. Daar wordt een zestiende-eeuwse buste in gepolychromeerd gips bewaard van uw Gilbert, Gilbert Dinges – zo zeldzaam dat zelfs het Rijksmuseum in Amsterdam het onlangs inleende. Een paar jaar geleden werd er ook een tentoonstelling over Van Schoonbeke georganiseerd in het Maagdenhuis met als ondertitel: ‘Rijk worden in de Gouden Eeuw’.
Hoe de toekomst van het Maagdenhuis eruitziet na de Blijde Intrede van meneer Fernand, is niet bekend.
Dat vatte zijn leven goed samen. Van Schoonbeke was al een projectontwikkelaar toen dat woord nog uitgevonden moest worden. Iemand die het aanschijn van Antwerpen veranderde: hij liet één derde van alle nieuwe straten in Antwerpen aanleggen. En ook het havenkwartier, de Nieuwstad, de Stadswaag… 37 werd hij, maar in zijn korte leven bouwde hij voor tien. Of beter: hij liet al die dingen bouwen door mensen die hij uit alle windstreken liet aanvoeren. En slecht betaalde.
Noem hem gerust de patroonheilige van het huidige stadsbestuur: ook dat draagt projectontwikkelaars op handen. Al was Van Schoonbeke ook een filou: hij konkelfoesde graag in het donker en had veel vriendjes bij de toenmalige gezagsdragers. Echt populair was hij niet in Antwerpen.
Zijn naam staat nochtans gegraveerd op de binnenplaats van het Maagdenhuis, al heeft hij dat nooit geweten. Uw Gilbert was zo rijk als wat, maar geen altruïst. Een onverlaat had hem naar verluidt weleens een stuiver zien weggeven. Maar dat was vast een zwak moment, want eigenlijk was Van Schoonbeke een vrek. Na zijn dood kregen zijn erfgenamen in zijn plaats wroeging. Daarom schonken ze een deel van zijn kapitaal aan het Maagdenhuis: in die tijd een toevluchtsoord voor arme wezen. Met zijn geld werd het huis verbouwd.
Vandaag is het Maagdenhuis allang geen weeshuis meer, maar een museum. Niet officieel weliswaar, want de collectie is eigendom van het OCMW, maar dat deert niet. Ik stap er graag binnen, omdat je altijd een beetje de zestiende eeuw binnenstapt. Op de binnenplaats staat de Houten Clara: een beeld van een weesmeisje, dat al eeuwen tot de verbeelding spreekt. Zelfs tot die van Hendrik Conscience, die er in 1850 een novelle over schreef. ‘Men noemt haar zoo omdat zij de gewoonte heeft altijd stijf rechtop te staan.’
Het Maagdenhuis vertelt het verhaal van meisjes zoals zij, jonge schaemele maegdeckens. Aan de muren hangen schilderijen, vaak schenkingen, die hen tot een vroom leven moesten inspireren: De Nood Gods van Jacob Jordaens bijvoorbeeld, de olieverfschets Christus als beschermer der wezen van Peter Paul Rubens of het eerste gedocumenteerde werk van Pieter Aertsen. Ze hebben er ook een deelverzameling majolica papkommen, die op de Vlaamse topstukkenlijst staan.
***
Beste Michael, ik las dat u na de zomer weer gaat toeren met de voorstelling Welcome to the Rebellion. In de aankondiging staat: ‘Iedereen is vandaag wel tegen iets, maar niemand is nog voor iets. Daar moet tegen gerebelleerd worden.’
Dat is niet helemaal waar: ik ben vóór het Maagdenhuis. Het is een heerlijk ‘museum’: beetje ouderwets, maar net dat is de charme. Je wordt aan de ingang nog hartelijk ontvangen – van welke eeuw is dat geleden? En daarna niet als een kleuter behandeld die voortdurend prikkels nodig heeft: ik hoef er geen veel te kleine hoofdtelefoon op mijn grote kop te zetten, geen onnozele beeldschermen aan te klikken of QR-codes in te scannen. En er is ook geen kinderachtig doe-parcours uitgestippeld.
In het Maagdenhuis zijn alleen schilderijen te zien en een schicht van het leven van de schaemelemaegdeckens. Het licht valt er mooi binnen, net zoals in de zestiende eeuw, en het is er stil. Ik durf er gif op in te nemen: straks gaan de influencers het Maagdenhuis ontdekken en uitroepen tot het meest trendy museum op deze planeet.
Vroeger loerde ik ook bij de buren binnen. In het Marnixhuis daarnaast – ooit het huis van buitenburgemeester Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, jawel, Marnix Huddeldepup. Maar ook in het Elzenveld: een middeleeuwse plek waar achthonderd jaar voor de armen gezorgd is. Tot een paar jaar geleden was het, net als het Maagdenhuis, eigendom van het OCMW. Er werden vaak fantastische tentoonstellingen georganiseerd. Een palm voor Jacques De Haes, een man die lid was van de lange kunsttraditie van het OCMW. Ze hebben natuurlijk veel kunst geërfd, maar De Haes ging er ook naar op zoek.
Dat het Elzenveld en het Maagdenhuis naast elkaar lagen, is trouwens geen toeval. De Lange Gasthuisstraat is de Boulevard van de Mageren. Aan de overkant van de straat is Tutti Fratelli, de theaterplek waar Reinhilde Decleir kansarmen weer deed dromen van het leven. ’s Avonds reed ze op haar gammele fiets naar huis. Met een rode roos in haar haren en een strenge blik in haar ogen, alsof ze de wereld elk moment de levieten wilde lezen.
Ik wilde dat ze dat nog één keer deed. Ook Jacques De Haes is niet meer onder ons. Hij zoekt sinds vorige maand aan de andere kant van de Styx naar kunst.
***
Beste Michael, u vraagt zich nu misschien af waarom ik dit allemaal vertel. Wel, omdat het echte gecancel zich niet afspeelt in de trappenhal van uw geliefde Arenberg. Wel in straten zoals deze, ver weg van alle Twitterstormen: de Boulevard van de Mageren is in een paar jaar danig veranderd. Een voor een geeft de stad al haar OCMW-eigendommen in erfpacht aan de privésector: De Boogkeers werd de Antwerp Management School, het Marnixhuis een notariskantoor en het Elzenveld een vijfsterrenhotel.
Hoe dat gegaan is, daar zou iemand een boek over moeten schrijven. Deze anekdote mag daar niet in ontbreken: een paar jaar terug wandelde Bart De Wever met zelfverzekerde tred het Maagdenhuis binnen. Daar wisten ze niet wat ze zagen. Zo blij verrast en vereerd waren ze dat de burgervader hun huis kwam bezoeken. Maar helaas bleek dat een misverstand. Hij was op nummer 33 naar binnen gestapt en moest op nummer 35 zijn: daar had hij een afspraak met projectontwikkelaars om van het Elzenveld een *****-hotel te maken.
Die hebben woord gehouden: een suite huren in het Botanic Sanctuary kost een paar duizend euro voor een nacht. We zwijgen zedig over de prijs van de ‘state-of-the-art spa’ en de sterrenrestaurants.
De enige die nog stand houden op de Boulevard van de Mageren zijn Tutti Fratelli en het Maagdenhuis. De vraag is hoelang nog. Uit verschillende kanten hoor ik zoemen dat Fernand Huts volgende zomer een grote tentoonstelling over bloemen zou willen organiseren in het Maagdenhuis (onder voorbehoud, het contract wordt een dezer getekend). Op zich niet zo bijzonder: mecenassen spelen vaak een hoofdrol in de museumwereld. Wat verderop in de Lange Gasthuisstraat ligt het Museum Mayer van den Bergh. Dankzij Fritz Mayer en zijn moeder Henriëtte van den Bergh hangt de Dulle Griet van Pieter Bruegel daar, en nog een dozijn andere meesterwerken van de oude meester. En er was ook oud-burgemeester Florent van Ertborn: hij schonk het KMSKA absolute meesterwerken, vooral Vlaamse primitieven.
Alleen deden Fritz Mayer van den Bergh en Florent van Ertborn dat niet om zelf te blinken. Dat is wel anders bij meneer Fernand, zoals Bart De Wever hem noemt. Hij wil het Maagdenhuis letterlijk inpalmen: de vaste collectie zou voor de duur van de tentoonstelling naar zijn depot gaan en hij zal er dan zijn bloemenschilderijen ophangen – Joost mag weten wat bloemen met de geschiedenis van een weeshuis te maken hebben en zelfs die zal het niet weten.
Maar alla, u kent meneer Fernand: hij zal er wel een draai aan geven – hij kan zelfs verstandige opiniemakers doen geloven dat een koterij op de Boerentoren geen bespottelijk idee is. Meneer Fernand is de Gilbert van Schoonbeke van onze tijd: ook hij wil de skyline van de stad veranderen. En belastingen betalen vindt hij iets voor losers – de hoofdzetel van zijn Phoebus Foundation ligt op het belastingparadijs Jersey.
De man doet natuurlijk wat hij wil, maar dat hij nu uitgerekend een huis als showroom wil gebruiken dat eeuwen met overheidsgeld is onderhouden: dat heet dan cynisme.
Hoe de toekomst van het Maagdenhuis eruitziet na de Blijde Intrede van meneer Fernand, is niet bekend. Misschien bestaat het binnen honderd jaar nog en staat er tegen dan een buste van meneer Fernand.
Alles kan, maar veel is onwaarschijnlijk. De sterren van het ‘museum’ staan niet goed. Vanaf volgend jaar mag het personeel geen eigen tentoonstellingen meer organiseren. En af en toe komt een schepen een werkje halen uit het depot om in ’t Schoon Verdiep te hangen.
Straks zal over de toekomst van het Maagdenhuis beslist worden in gesloten conclaaf, zoals dat altijd gebeurt in Vlaanderen. Terwijl dit huis een openbaar conclaaf verdient. Of desnoods, welcome to the rebellion, een bezetting: Het Maagdenhuis van Amsterdam is al tien keer bezet.
Maar zo zijn we niet in Vlaanderen. Wij bedisselen liever alles in het donker, zoals Van Schoonbeke lang geleden. In het weekend dat Bart De Wever zich voor een boekpresentatie verkleedde als Marnix Huppeldepup – we verzinnen niets – gaf hij ook een interview aan Het Laatste Nieuws. ‘Ja, ik konkelfoes. In het belang van de stad’ was de kop. Die uitspraak ging over voetbal. De burgervader kent daar geen fluit van, maar hij is wel gefascineerd door voetbalstadions. ‘Als je München binnenrijdt en je ziet dat “vogelnest” daar staan… dan denk ik: wow, dit is niet zomaar een stadje. Deze stad doet ertoe.’
Zelfs de vloer van een museum moet nu glimmen. Ensor on Ice noemt mijn collega Jan Braet dat.
Ik, die wel weet wat buitenspel is, vind de Allianz Arena een protserig stadion voor patsers. Het Olympiastadion is zo veel mooier en interessanter. Omdat het van die merkwaardige architect Frei Otto is, maar ook omdat er zo veel geschiedenis aan kleeft: het bloed van de Zwarte Septemberbeweging, de tranen van Johan Cruijff, maar ook de voeten van Jean-Marie Pfaff. Het is de plek waar de zoon van een gestorven woonwagenbewoner op een koude novemberdag in 1983 een penalty stopte, naar de hemel keek en plots Honoré Pfaff in de tribune achter de goal zag zitten. Staalhard trapte de halve weesjongen de volgende strafschop zelf binnen, de beste penalty ooit.
Een voetbalstadion is in niets te vergelijken met een museum. Maar ze delen dezer dagen wel iets: allebei moeten ze sexy zijn. Schilderijen hoeven historisch niet meer bij elkaar te passen. Kluts alles maar door elkaar: zolang het mooi oogt en de vloer glimt, is het oké. Toen in september het KMSKA in Antwerpen openging, verpletterden politici elkaar bijna op de witte vloer. Die blinkt zo hevig dat zelfs het werk van James Ensor verbleekt. Mijn oud-collega en kunstcriticus Jan Braet noemt het ‘Ensor on Ice’.
Dat zegt het allemaal: de vloer van het Maagdenhuis blinkt niet. Dit museum gaat over schaemele maegdeckens, die ondanks alles rechtop probeerden te blijven staan. Het gaat over armoede, over mensen die we liever uit ons geheugen wissen.
Wat verderop aan de Schelde, in Sint-Amands, ligt het Emile Verhaerenmuseum. Conservator Rik Hemmerijckx levert er al jaren fantastisch werk. Alleen zijn ze ook daar stekeblind. De lokale gezagdragers willen van het Emile Verhaerenmuseum een belevingscentrum maken – alsof we niet genoeg beleven in ons leven. Ze hebben zelfs al een naam: ‘Belevingscentrum Water en Woord’. Niet meteen een briljante vondst van de consultants – water heb je overal, en woorden nog meer. Maar weinigen konden ze zo goed achter elkaar zetten als Emile Verhaeren. Hij was een Vlaamse reus die bevriend was met Stefan Zweig, Rainer Maria Rilke, Frans Masereel en zoveel andere goden van die tijd. Verhaeren had maar één zwakte: hij sprak Frans. Dat ligt gevoelig in het moderne maar soms o zo kleinburgerlijke Vlaanderen, gok ik. Dus wissen we zijn naam.
***
Beste Michael, ik hoor dat u op 15 november optreedt in de Arenberg. Meneer Fernand houdt naar het schijnt ook van stand-up. Misschien kunnen jullie na de voorstelling samen naar het Maagdenhuis gaan, om de hoek. Niet alleen om de buste van Gilbert van Schoonbeke te salueren, maar ook om wat te mijmeren bij het schilderij Het Laatste Oordeel.
U weet hoe dat vroeger ging: ook toen haalden rijke mensen veel zotte fratsen uit. Maar op het einde van hun leven kregen ze toch schrik. Angst voor het onverbiddelijke oordeel van de Allerhoogste.
We wensen meneer Fernand natuurlijk een lang leven toe, maar hij wordt deze week toch ook al 73. Zeg hem dat het een goed plan is voor zijn zielenheil om een groot deel van zijn kapitaal te storten aan het Maagdenhuis – het is al van Van Schoonbeke geleden dat er nog eens serieus geïnvesteerd werd in dat huis. Dat kan discreet gebeuren: in het Maagdenhuis staat al een paar eeuwen een grote betaalkoffer, waarin rijke burgers hun geld kunnen deponeren. Maar een paar kunstwerken schenken, dat zal God vast ook gunstig stemmen. Geen bloemen alsjeblieft. Maar een werk dat er past, een dat recht doet aan de merkwaardige geschiedenis van dit huis. Zoals Untitled van Berlinde De Bruyckere uit 1992, dat hier een paar jaar geleden te zien was in de tentoonstelling Ecce Homo: een kinderledikant vol dekentjes onder een portret van de Heilige Maagd.
Zo zouden onze gezagsdragers nog een reden minder hebben om dit eresaluut aan deze schaemele maegdeckens te cancelen. Dát, mijn beste Michael, is echte rebellie.
Ik kom op 15 november ook naar de Arenberg. Tot in de winter,