‘Onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) trekt 375 miljoen euro uit voor de digitalisering van het onderwijs’, schrijven Luc Nijs (UGent) en Filip Verneert (LUCA/KU Leuven). ‘We koesteren de hoop dat de minister de stiefmoederlijke behandeling van het kunstonderwijs zal kenteren.’
Het kunstonderwijs (zowel het Deeltijds Kunstonderwijs als het leerplichtonderwijs) davert op zijn grondvesten. Corona heeft de dagelijkse onderwijspraktijk danig door elkaar geschud, en menig leraar heeft het gevoel dat in alle communicatie over de coronamaatregelen voor het onderwijs het kunstonderwijs stiefmoederlijk behandeld werd. Daarbovenop kwam vanuit het Katholiek Onderwijs het bericht dat men vakken zoals esthetica, muzikale opvoeding en plastische opvoeding wil onderbrengen in een overkoepelend vak, ‘Maatschappelijke, economische en artistieke vorming’.
Ook het kunstonderwijs heeft nood aan digitale geletterdheid.
Het lijdt geen twijfel dat artistieke vakken bij de goedkeuring van de eindtermen in het gedrang zullen komen, ten voordele van digitale competenties, ondernemingszin, burgerschap, wiskunde, Nederlands of een van de andere 16 sleutelcompetenties. Als artistieke onderzoekers zijn wij helemaal niet tegen het belang van die vaardigheden. Maar, gewild of ongewild, er wordt een weging gemaakt van deze competenties, waarbij het artistieke steeds het lichtste weegt.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het artistieke onderwijs (zowel binnen het secundair onderwijs, het kunstsecundair onderwijs als het deeltijds kunstonderwijs) steeds onderaan lijkt te bengelen als het gaat over ‘het’ onderwijs. Ter illustratie: tijdens een symposium over Onderwijs 2.0 werd bij aanvang gevraagd om op te staan wanneer je onderwijsvorm werd omgeroepen. Het deeltijds kunstonderwijs (dko) kwam niet in de lijst voor. Een opmerking daarover werd op opgehaalde schouders en gegrinnik onthaald. Ook in de recente ministeriële omzendbrieven wordt het dko als een ‘hobbyclubje’ weggezet. Nochtans werd het dko door het nieuwe decreet verankerd in het beleidsdomein Onderwijs. Door de erkenning van beroepskwalificaties werd het dko opgenomen binnen de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Het dko- diploma kreeg daarmee een waarde voor de arbeidsmarkt. Toch wordt telkens weer pijnlijk duidelijk dat onderwijsprioriteiten niet binnen de kunsten liggen.
Is men er dan echt van overtuigd dat je weinig bent met artistiek-culturele competenties als je wilt meespelen in de samenleving van de toekomst? Is er alleen plaats voor marktgericht onderwijs vanuit een neoliberale visie? Is er niet veeleer nood aan een andere, geïntegreerde visie op onderwijsdoelen die niet enkel vertrekt vanuit competenties?
Onderwijsminister Weyts trekt 375 miljoen uit voor de digitalisering van het onderwijs. Valt het kunstonderwijs alweer uit de boot?
Digitalisering
Maar goed, we zien graag het halfvolle glas. En laat nu net minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) een glas op de tafel zetten, gevuld met 375 miljoen euro om de digitalisering van het onderwijs te ondersteunen. Zal het kunstonderwijs ook daar weer uit de boot vallen?
We koesteren de hoop dat minister Weyts de stiefmoederlijke behandeling van het kunstonderwijs zal kenteren door het als een volwaardig en waardevol onderdeel van ons onderwijs te beschouwen in het dossier van de digitalisering.
Laat het duidelijk zijn dat het beschikbaar stellen van laptops (zeker) voor kwetsbare leerlingen bijzonder belangrijk is en in onze ogen niet ter discussie staat. Maar zal het kunstonderwijs mee aan tafel mogen zitten bij de verdeling van de koek? Zal het de kans krijgen om deel te nemen aan de ‘digisprong’, en om de digitale achterstand te transformeren in een voorsprong?
Vanuit ons onderzoek en onze ervaring beseffen we terdege dat ook het kunstonderwijs behoefte heeft aan digitale geletterdheid, en vooral aan de nodige omkadering (infrastructuur, ondersteuning, leermiddelen, professionalisering) die deze onderwijsvorm de kans geeft om de 21e eeuw en de daartoe behorende digitalisering te omarmen.
We zijn er bovendien van overtuigd dat het artistieke onderwijs bij uitstek geschikt is om nieuwe paden te verkennen die leiden tot inzichten over de mogelijkheden en meerwaarde van digitalisering. De artistieke uitvoeringspraktijk speelt hier een voortrekkersrol en toont aan hoe digitale technologieën nieuwe interactievormen mogelijk maken. Inderdaad, kunstenaars verkennen de artistieke mogelijkheden van allerhande sensoren (o.a. bewegingssensoren), digitale visualisatie, virtuele realiteit enzovoort. Ze verkennen de grenzen van de eigen discipline en gaan de dialoog aan, geïnspireerd door de nieuwe digitale mogelijkheden. Maar in hoeverre raken die artistieke exploraties tot bij het kunstonderwijs? Of blijft de digitalisering van het kunstonderwijs beperkt tot administratie en communicatie, en momenteel tot afstandsonderwijs waarbij de ‘les in de klas’ zo goed mogelijk gekopieerd wordt naar de ‘les online’?
In deze coronatijden lijkt digitalisering zich vooral te richten op afstandsonderwijs als noodoplossing. Maar ze kan zo veel meer zijn dan dat. Ze kan ons inspireren om het onderwijs te vernieuwen, door gangbare onderwijspraktijken en hun onderliggende rationale ter discussie te stellen. Denken we maar aan het hele STE(A)M-verhaal. Leerplicht- en kunstonderwijs zouden elkaar daar meer kunnen vinden, bijvoorbeeld door het integreren van interactieve digitale toepassingen, digitale vormen van pedagogische documentatie of het gebruik van sensoren.
Het deeltijds kunstonderwijs wordt nog altijd als een ‘hobbyclubje’ weggezet.
Digitalisering kan veel meer inhouden dan het efficiënter maken van het onderwijs (leerprocessen optimaliseren, communicatie vergemakkelijken, planlast verminderen). Digitale tools kunnen meer zijn dan een ‘verlengstuk van het contactonderwijs’, zoals Ben Weyts laptops noemt op zijn website. Vernieuwende digitale tools kunnen bijvoorbeeld bijdragen tot de ontwikkeling van creativiteit en tot het bevorderen van de inclusiviteit. Dat laatste houdt natuurlijk meer in dan het louter beschikbaar stellen van laptops.
Tot slot, zoals computerwetenschapper en pedagoog Seymour Papert al zei: ‘De technologie zelf zal ons in geen enkele richting voorwaarts duwen.’ Wat telt, is wat we ermee doen. Dat vraagt om een degelijke omkadering – ook in het kunstonderwijs. Dat vraagt om een blik op de toekomst, en daar zijn kunstenaars en leraars artistieke vakken goed in.
Het kunstonderwijs betrekken in de ambitieuze digisprong voorwaarts is daarom twee vliegen in één klap slaan: artistiek onderwijs naar waarde schatten, en samen bouwen aan ons onderwijs van de toekomst.
Luc Nijs is postdoctoraal onderzoeker aan de UGent. Hij is eveneens voorzitter van de Europese werkgroep rond digitalisering in het (Hoger) Kunstonderwijs (AEC) en gastdocent Eductieve Technologie in het Muziekonderwijs aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag.
Filip Verneert is doctoraal onderzoeker aan LUCA/KU Leuven. Hij is ook muzikant en assistent Muziekeducatie aan de LUCA School of Arts campus Lemmens.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier