Online patrouilleren: wat de politie wél en niet mag

© Belga
Kristof Clerix

De recente onlusten in Anderlecht en de illegale rave begin mei in Sint-Truiden tonen hoe belangrijk het is dat de politie ook online en op sociale media een vinger aan de pols houdt. Maar het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) waarschuwt voor een wettelijk vacuüm: ‘Voor de bestuurlijke politie is dit helemaal niet geregeld.’

Na de dood van de 17-jarige Nahel in Frankrijk vernam de Brusselse politie via sociale media dat er plannen waren om ook in de Belgische hoofdstad protestacties op te zetten. En in het verlengde weekend van 1 mei namen duizenden bezoekers deel aan een illegale raveparty in Brustem bij Sint-Truiden, nadat info daarover in besloten groepen op sociale media had gecirculeerd. Uiteraard is het anno 2023 nodig dat de politie ook online en op sociale media patrouilleert. Maar wat mag wél en wat mag niet? Knack vroeg het aan Frank Schuermans, voorzitter van het Controleorgaan op de politionele informatie (COC).

Mag de bestuurlijke politie onder een valse identiteit infiltreren in een gesloten WhatsApp- of Facebook-groep?

Schuermans: Het aannemen van valse hoedanigheden of aanmaken valse accounts, dat zijn precies voorbeelden van inbreuken op onze privacy die niet expliciet geregeld zijn.

Er is wel een belangrijk arrest van het Hof van Cassatie van 28 maart 2017. Het hof zegt daarin dat de politie natuurlijk minimaal mag doen wat iedere burger kan, namelijk surfen op het internet. Het gebruik van een alias kan daarbij behoren tot de normale wijze van het bezoeken van delen van het internet, mits dat gebruik niet bestaat in het aannemen van een geloofwaardige fictieve identiteit. Met andere woorden: een politieagent mag zich online niet voordoen als een echt bestaande persoon, maar wel als pakweg Mickey Mouse – want dan weet iedereen dat dat géén reële persoon is.

Maar dat arrest is uitgesproken in de context van een strafzaak en dus van de gerechtelijke politiefunctie. Dat is nog iets anders dan de bestuurlijke finaliteit. Dus: er is nog een grote grijze zone.

De gerechtelijke politie onderzoekt misdrijven, de bestuurlijke doet aan ordehandhaving – zeg maar de agenten die we op straat zien?

Frank Schuermans: Bij de gerechtelijke politie moeten er aanwijzingen zijn van een misdrijf. In dat geval geeft het Wetboek van Strafvordering aan wat kan en niet kan. Dat gebeurt allemaal onder de controle van de magistratuur.

De bestuurlijke politie gaat over het handhaven van de openbare orde en het preventief optreden. En in dat kader is er zeer weinig geregeld. Je vindt wel een aantal bepalingen in de Wet op het politieambt, maar die hebben allemaal betrekking op de reële wereld. Rond de digitale wereld is eigenlijk niets voorzien. Het is niet voor niets natuurlijk dat er in het verleden wettelijke initiatieven zijn geweest om dat op te lossen.

Het grote verschil tussen gewoon fysiek patrouilleren op de openbare weg en het digitale patrouilleren, is de opslag van gegevens.

Jan Jambon (N-VA) lanceerde in 2015 een wetsvoorstel om de politie op het web te laten patrouilleren.

Schuermans: Maar dat is er in de toenmalige regering niet door geraakt en is dus nooit wet geworden. In dit geval begrijp ik dat niet goed. Want een wet zou voor iedereen helder schetsen wat wel en niet kan. Nu blijf je in een grijze zone zitten.

Het grote verschil tussen gewoon fysiek patrouilleren op de openbare weg en het digitale patrouilleren, is de opslag van gegevens. Als ik met mijn wagen fysiek patrouilleer, dan doe ik geen enkele gegevensopslag. Digitaal echter kan eventueel opgeslagen worden waar de internetgebruiker zich bevond op welk moment. Dat is het grote verschil. De mogelijkheden van in real time of achteraf online surveillance zijn ontelbare malen groter in de virtuele wereld.

Weten we überhaupt of de bestuurlijke politie weleens onder valse identiteit in besloten onlinegroepen infiltreert?

Schuermans: Ik denk niet dat iemand dat weet. Vergeet niet: we hebben in België 185 politiezones en 52 federale politie-entiteiten, en de ene werkt al proactiever dan de andere of heeft veel meer financiële en digitale mogelijkheden dan de andere. Wat ze daar concreet allemaal doen en welke tools ze allemaal gebruiken in het kader van bestuurlijke politie, daar heeft niemand een globaal overzicht op.

Wie kan het dan wél controleren?

Schuermans: Het COC zou dat als controleorgaan kunnen uitzoeken. Wij zouden een onderzoek kunnen starten naar de gebeurtenissen in Anderlecht of Sint-Truiden, ambtshalve of op verzoek. Een verzoek hebben we nog nooit gehad. Plus: we hebben daar ook de capaciteit niet voor. Het is gewoon onmogelijk om dat allemaal te volgen met de tien mensen die ik heb. Anderzijds zou ook een bestuurlijke overheid – zoals de minister of burgemeester – kunnen of moeten nagaan hoe het hele procedé is verlopen. Zij zijn zowel de voogdijoverheid als de verwerkingsverantwoordelijke. Alles begint altijd bij interne controle.

Is dit juridische vacuüm eigenlijk een probleem?

Schuermans: Indien de politie – zonder strafdossier of aanwijzingen van een misdrijf – zich onder een geloofwaardige valse identiteit op het internet begeeft en daar allerhande communicaties begint uit te wisselen en/of te observeren, dan is er een zwaar juridisch probleem. Dat is illegaal. Wij mogen ervan uitgaan dat dat niet gebeurt. Maar ik zou er mijn hand niet voor in het vuur steken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content