Zittenblijvers in het Franstalig onderwijs blijven een hardnekkig probleem
Het Franstalig onderwijs moet zijn hoge aantal zittenblijvers halveren tegen 2030.
Van de 38 lidstaten van de Oeso telt het Franstalige onderwijs het hoogste aantal zittenblijvers. Tien jaar geleden had 48 procent van de vijftienjarigen een of meer schooljaren moeten overdoen. Het gemiddelde in de Oeso-landen was 13 procent en in Vlaanderen 27 procent. In 2014 wilde toenmalig onderwijsminister Joëlle Milquet (Les Engagés) het onderwijs, gespreid over tien jaar, grondig hervormen met een Pact d’Excellence. Ook het probleem van de zittenblijvers zou worden aangepakt.
De krant Le Soir vroeg recente cijfers op. In 2020 bleek vooral in het hele secundair onderwijs een forse daling van 11,6 naar 5,1 procent zittenblijvers. Maar vorig jaar was dat weer gestegen naar 9,3 procent. Volgens onderwijsprofessor Ariane Baye van de Université de Liège was dat voorspelbaar, aangezien scholen leerlingen soepeler beoordeelden in coronatijden. ‘Het probleem met zittenblijven is dat het in de onderwijscultuur is geslopen in veel West-Europese landen’, zegt ze. ‘Zittenblijven werd niet als een groot probleem, maar zelfs als “vooruitgang” gezien.’
Wallonië is wel bezig met ingrijpende veranderingen in het onderwijs.
Onderwijsexpert en pedagoog Pedro De Bruyckere (Universiteit Utrecht) kent de problematiek: ‘Bepaalde gebruiken zijn wat ingesleten in het onderwijs, wat nog iets anders is dan een cultuur. Men grijpt gemakkelijk naar wat men kent. Naar de echte oorzaken van het hoge aantal zittenblijvers is het wat gissen’, legt hij uit. ‘Je kunt daar moeilijk experimenten mee doen. Voor sommige kinderen kan het helpen, maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het op langere termijn vaak niet zo gunstig is. Toch is het moeilijk om ouders en het onderwijsveld daarvan te overtuigen. Bovendien is het vooral ook duur en dat maakt het pijnlijk voor de Franse Gemeenschap, die financieel armlastig is. Het gevaar is ook dat je mensen langer in het onderwijssysteem houdt, terwijl dat niet de beste oplossing is en je riskeert dat leerlingen zonder diploma vertrekken zodra ze niet meer leerplichtig zijn.’
De doelstelling om de cijfers te halveren is fors volgens De Bruyckere. ‘Maar het Franstalige onderwijs is wel bezig met behoorlijk ingrijpende veranderingen. Het belangrijkste is dat je een goed alternatief voor zittenblijven hebt, want je kunt niet zomaar elke leerling altijd laten slagen of de lat lager leggen. Je moet zorgen voor meer ondersteuning en vroeg genoeg de eventuele problemen detecteren en remediëren. Dat zal op termijn zeker renderen, maar ook dat kost dus eerst weer geld.’