Ann Peuteman

‘Willen we echt leerlingen van het vierde leerjaar rechtstreeks naar de middelbare school sturen?’

Kinderen van twaalf mogen in het secundair onderwijs starten. Ook zonder getuigschrift basisonderwijs. ‘Nu het aantal leerlingen in de B-stroom almaar toeneemt, moeten we toch eens heel goed nadenken of dat wel zo’n goed idee is’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman in haar column De Zoetzure Dinsdag.

Emma (12) startte op 2 september in het eerste jaar van de B-stroom van een grote technische school. In haar klas zitten nog veertien andere jongeren die geen getuigschrift basisonderwijs hebben behaald. Sommigen zijn niet geslaagd voor het zesde leerjaar, anderen zijn nooit zover geraakt. Emma is zo iemand. In de lagere school moest ze het eerste en het derde leerjaar overdoen. Vorig schooljaar zat ze in het vierde leerjaar, maar dat was ook geen succes. Toch gaat ze nu dus naar de middelbare school. Dat komt doordat ze ondertussen twaalf jaar is. Op die leeftijd mogen leerlingen – ook als ze de eindtermen basisgeletterdheid niet hebben behaald – naar de B-stroom van het secundair onderwijs. Daar zit Emma nu in de klas met jongeren die door ziekte achterstand hebben opgelopen, nog niet lang in ons land zijn, concentratie- of gedragsproblemen hebben of simpelweg grote moeite hebben om te volgen.

Zelf draagt ze een rugzak vol leerstoornissen en sociale problemen met zich mee. Erg gemotiveerd is ze ook al niet meer. Niet zo vreemd: in de lagere school slaagde ze vaker niet dan wel voor een test, werd ze uitgelachen en trok ze zich helemaal in zichzelf terug. Haar leerkrachten staan nu voor de grote uitdaging om haar en haar klasgenoten bij te spijkeren zodat ze aan het eind van de eerste graad klaar zijn om naar het derde jaar secundair over te gaan. Daarvoor beginnen ze doorgaans met leerstof van het vierde leerjaar. Voor sommige van hun leerlingen is dat eigenlijk nog te moeilijk terwijl anderen die lessen al lang onder de knie hebben.

Er zijn heel wat jongeren die aan het eind van de B-stroom een groot deel van hun achterstand hebben ingehaald waardoor ze aan de tweede graad kunnen beginnen. Maar anderen blijven achterophinken, doen nog eens een jaar over en blijken dan nog altijd niet klaar te zijn om over te gaan. Tot voor kort mochten zij toch aan het derde jaar beroepsonderwijs beginnen eens ze vijftien waren, maar dat kan vanaf dit schooljaar niet meer. Begrijpelijk ook: leerlingen die aan de tweede graad beginnen zonder geslaagd te zijn voor de eerste graad, kunnen in veel gevallen niet volgen, moeten nog een jaar overdoen en zijn op den duur zo schoolmoe dat ze alleen nog maar spijbelen of de lessen storen.

De vraag is natuurlijk wat er dan wel met die jongeren moet gebeuren. Moeten we ze naar het buitengewoon onderwijs sturen? Alles op alles zetten om hen zover te krijgen dat ze in een duaal traject kunnen stappen waarbij ze een aantal dagen per week op een werkvloer worden opgeleid? Hen allemaal een individueel aangepast leerprogramma laten volgen? Niemand die het lijkt te weten.

Wat moeten we doen met jongeren die op hun vijftiende of zestiende nog altijd niet geslaagd zijn voor het tweede jaar?

Veel leraars die in de B-stroom lesgeven, vinden in elk geval dat er vroeger moet worden ingegrepen. Volgens hen is er vaak al zware schade aangericht tegen de tijd dat zo’n twaalfjarige in hun klas arriveert. Leerlingen die, bijvoorbeeld, rechtstreeks van het vierde leerjaar naar de middelbare school overgaan, hebben de leerstof van twee volledige leerjaren nooit gezien. Maar dat is nog het ergste niet. Er zijn ook een heleboel ervaringen die ze niet hebben opgedaan en sociale vaardigheden die ze niet hebben geleerd. Ze zijn nooit op bosklas geweest, hebben geen verkeersdiploma behaald, waren geen leescoach van een leerling van het eerste leerjaar, hebben amper seksuele voorlichting gekregen en door het zittenblijven hebben ze ook geen lange vriendschappen kunnen opbouwen. Een oplossing ligt niet voor de hand. Maar nu het aantal leerlingen in de B-stroom jaar na jaar toeneemt, moeten we daar toch eens heel goed over nadenken.

Met Emma kan het nog goedkomen. Elke dag krijgt ze samen met drie klasgenoten bijles van de leerkracht Nederlands, die daar graag haar lunchpauze voor opoffert. Dan vervoegen ze regelmatige werkwoorden, gaan ze op zoek naar de zelfstandige naamwoorden in een zin en leren ze welke woorden met au worden geschreven en welke met ou. Vorige week merkte de lerares op dat Emma echt goed bezig was. Voor het eest in jaren ging het meisje rechtop in haar bank zitten. Dát had nog nooit iemand tegen haar gezegd.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content