Stijn Kerkhofs
‘Willen we dat leerlingen een diploma thuis halen of op school?’
‘Hoewel prestaties de belangrijkste factor zijn bij studieadviezen, is dit niet het enige waar leerkrachten zich op baseren’, schrijft Stijn Kerkhofs.
In een recent onderzoek tonen Elias Kruithof en Pieter-Paul Verhaeghe (VUB) aan dat de sociaal-economische status (SES) van leerlingen meer dan vroeger bepaalt of je een universitair diploma haalt. Om te begrijpen waar dit probleem vandaan komt en hoe we het kunnen aanpakken, is het belangrijk om naar ons leerplichtonderwijs te kijken.
Thuiscontext speelt een grote rol
De thuiscontext heeft een niet te onderschatten invloed op hoe leerlingen tot leren komen. Opgroeien in armoede beïnvloedt bijvoorbeeld zowel het fysieke als mentale welzijn en kan leiden tot een verminderde schoolrijpheid. Onderzoekers ontdekten een verband tussen het aantal jaren dat leerlingen in economisch achtergestelde omstandigheden leefden en hoe goed ze scoorden op testen. Ook hebben ouders met een hogere SES meer middelen om externe ondersteuning in te schakelen zoals logopedie.
Kinderen uit hogere sociale klassen hebben vaak al een beter begrip van de verwachtingen van de school. Deze normen, waarden en gewoontes worden immers van thuis meegegeven. Daarnaast zijn ouders met een hogere SES vaak beter in staat om te communiceren met leerkrachten en directies. Zo blijven zij bijvoorbeeld in de loop van het schooltraject langer aandringen om de kansen open te houden voor hun kind, terwijl ouders met een lagere SES sneller meegaan in het advies van de school.
Ten slotte speelt ook buurtarmoede een rol, waarbij bewoners worden beïnvloed door het gedrag en de houding van hun buren. Gezinnen met een hoge SES hebben doorgaans toegang tot meer ondersteuning via hun netwerken, terwijl gezinnen in buurten met veel schoolse vertraging vaak minder steun kunnen vinden in hun netwerk.
Vooroordelen kleuren het studieadvies
Ook het studieadvies dat leerlingen krijgen, wordt in zekere mate beïnvloed door hun sociaal-economische status. Leerlingen met een lagere SES krijgen, ongeacht eerdere schoolprestaties, minder vaak het advies om theoretisch georiënteerde studierichtingen te volgen dan leerlingen met een hogere SES. Hoe lager de SES, hoe kleiner de kans dat leerlingen een advies krijgen voor Latijn of moderne wetenschappen. Onderzoek toont aan dat wanneer twee leerlingen identieke prestaties voorleggen, de leerling met een hogere SES vaker wordt bevoordeeld ten opzichte van de leerling met een lagere SES.
Hoewel prestaties de belangrijkste factor zijn bij studieadviezen, is dit niet het enige waar leerkrachten zich op baseren. Leerkrachten kijken bijvoorbeeld naar de zelfredzaamheid, het planningsvermogen en de punctualiteit van de leerling. Dit benadeelt leerlingen met een lagere SES aangezien zij deze vaardigheden vaak minder van thuis meekrijgen, ongeacht hun cognitieve capaciteiten. Daarnaast worden leerlingen met een lagere SES gemiddeld als agressiever, minder ambitieus, luier en lastiger, ongedisciplineerd, slecht presterend en ongemotiveerd gezien.
Leerkrachten die in stereotypen geloven, denken vaak dat deze groepen leerlingen slechter presteren dan andere. Vooroordelen kunnen dus een rol spelen bij hoe leerkrachten leerlingen beoordelen. Zeker wanneer leerkrachten het gevoel hebben dat ze onvoldoende informatie hebben om de capaciteiten van een leerling te beoordelen, zijn ze sneller geneigd om groepskenmerken te gebruiken om het potentieel van de leerling in te schatten.
Gemeenschappelijke kennis als basis
De school moet niet enkel aansluiten bij de leefwereld van de leerlingen, maar heeft ook de taak om deze te verruimen. Waar leerlingen met hoog opgeleide ouders vaker opgroeien met boeken en museumuitstappen, zijn leerlingen uit kansarmere gezinnen vaker aangewezen op de school om met deze wereld in contact te komen. We moeten op school dus voldoende aandacht besteden aan deze achtergrondkennis als we sommige groepen leerlingen niet bij voorbaat met een achterstand willen opzadelen. Dit vraagt om een kennisrijk curriculum waarin alle kapstokken aan bod komen die leerlingen nodig hebben om daarna op verder te bouwen. Sterke voorkennis over een onderwerp is immers één van de grootste succesfactoren voor het leren van nieuwe inhouden.
Daarnaast moeten we ons er ook van bewust zijn dat veel gedrag dat op school als wenselijk wordt gezien, voor veel leerlingen uit kansarme gezinnen minder vanzelfsprekend is. Het heeft geen zin om zomaar te verwachten dat leerlingen dit onder de knie hebben, of om ouders met de vinger te wijzen wanneer dit niet het geval is. Scholen hebben er baat bij om wenselijk gedrag als een leerinhoud te zien, waarbij een expliciete instructie, inoefening en feedback essentiële onderdelen zijn.
Standaardisering verkleint verschillen
De cruciale vraag die we ons natuurlijk moeten stellen is: Willen we dat leerlingen een diploma thuis halen of op school? Hoe meer bagage leerlingen thuis meekrijgen, hoe beter, maar het mag niet zo zijn dat de thuissituatie determinerend wordt voor het behalen van een diploma. Standaardisering van doelen, curriculum of testing kan ervoor zorgen dat de invloed van het ouderlijke milieu op de schoolprestaties kleiner wordt, wat een positief effect heeft op gelijke kansen. Ook de invloed van het subjectieve oordeel van de leerkracht kan afnemen wanneer beslissingen gebaseerd zijn op het resultaat van gestandaardiseerde toetsen. Op die manier zou de invloed van stereotypen over leerlingen met een lagere SES verkleind kunnen worden.
Het blijft voor een leraar echter belangrijk om alle beschikbare informatie over een leerling te gebruiken om het meest geschikte oordeel te vellen voor die specifieke leerling. De intuïtie van leerkrachten kan hen sturen om te bepalen welke informatie ze al dan niet gebruiken, en om de informatie zoals toetsresultaten te interpreteren.
Stijn Kerkhofs is kernlid van Vista. Hij werkt als adjunct-directeur in een middelbare school.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier