‘Wie naar het buitengewoon onderwijs gaat, kan soms net méér van zijn leven maken’

© Rebecca Fertinel
Ann Peuteman
Ann Peuteman Redactrice bij Knack

Acht jaar na de invoering van het M-decreet barst het buitengewoon onderwijs uit zijn voegen. ‘Wij hebben de tijd en de kennis om onze leerlingen boven zichzelf te laten uitstijgen’, zeggen leerkrachten buitengewoon onderwijs Henk Daels en Katleen Defever.

‘Veel van onze leerlingen zouden het nooit zover schoppen als ze naar een gewone school waren geweest’, zeggen Katleen Defever en Henk Daels, de twee leerkrachten van De Leraarskamer van Knack 2023-2024 uit het buitengewoon onderwijs. Voor geen goud van de wereld zouden ze nog les willen geven in het gewoon onderwijs. ‘Daar had ik nooit het gevoel dat ik echt het verschil maakte’, zegt Defever, die twintig jaar als kok werkte voor ze vol overtuiging voor het onderwijs koos. ‘In het gewoon onderwijs is het allerbelangrijkste dat de werkboeken worden ingevuld en dat je de leerdoelen haalt. Voor het welbevinden van de leerlingen is er veel minder aandacht.’ Vandaag geeft ze les in MPI Campus Sterrebos, een school voor buitengewoon lager onderwijs in Roeselare. Haar leerlingen, die elf of twaalf jaar oud zijn, hebben een autismespectrumstoornis.

Ook Henk Daels begon zijn carrière in een heel andere sector. Jarenlang werkte hij als zelfstandig huisschilder. Pas toen hij begon bij te klussen in het volwassenenonderwijs, kwam hij op het idee om leerkracht te worden. Ondertussen geeft Daels alweer zeventien jaar les aan leerlingen uit de richting schilder-behanger in De Lage Kouter in Kortrijk, een school voor buitengewoon secundair onderwijs. Zijn leerlingen zijn tussen de vijftien en zeventien jaar oud en hebben de meest uiteenlopende problemen en beperkingen. ‘Telkens als ik een oud-leerling tegenkom die werk heeft en een normaal leven kan leiden, ben ik ongelooflijk trots’, zegt hij.

Op VRT 1 loopt op dit moment de documentairereeks Gewoon buitengewoon over het buitengewoon onderwijs. Zijn de situaties die daarin worden getoond herkenbaar?

Katleen Defever: Ik ben heel blij dat er op televisie eindelijk aandacht aan het buitengewoon onderwijs wordt besteed, want voor de meeste mensen is dat een totaal onbekende wereld. Alleen wordt er in dat programma een te romantisch beeld opgehangen. Volgens mij kunnen ze ook niet filmen hoe het er echt aan toe gaat. Al is het maar omdat de camera dan zou kunnen sneuvelen.

Henk Daels: Wat ik in de eerste aflevering heb gezien, lijkt wel een vakantiekampje. (lacht) Bij ons op school hebben de leerlingenbegeleiders vanaf het eerste halfuur al de handen vol met leerlingen die de klas zijn uitgestuurd of gekalmeerd moeten worden. Geregeld krijgen we ook met fysieke agressie te maken. Zoals toen een jongen een leerlingenbegeleidster bij de keel greep. Als mijn collega’s en ik niet in de buurt waren geweest, had dat heel slecht kunnen aflopen. Een andere keer stak een van onze leerlingen een toilet in brand. Er is toen een speciaal team van de politie naar school gekomen om de dader te zoeken. En ik geef dan nog les in een school met opleidingsvorm 3, waar de betere leerlingen van het buitengewoon onderwijs terechtkomen. Zij worden opgeleid om op de gewone arbeidsmarkt te kunnen werken. Er zijn ook scholen voor jongeren die altijd ondersteuning nodig zullen hebben en in het beste geval in een sociale werkplaats aan de slag zullen kunnen. Daar is meestal een isoleercel, wordt er soms een dwangbuis gebruikt en hebben ze een ploeg met leerkrachten of opvoeders die zijn opgeleid om heel agressieve leerlingen in bedwang te houden.

Onze isoleerkamer, die we ‘de duikboot’ noemen, wordt elke week minstens drie keer gebruikt.

Katleen Defever

Defever: Onze isoleerkamer, die we ‘de duikboot’ noemen, wordt elke week minstens drie keer gebruikt. Stel dat een leerling de les verstoort door onophoudelijk lawaai te maken met zijn stoel. Dan praat ik natuurlijk eerst met hem en probeer ik te onderhandelen. Als hij toch over de grens blijft gaan, bel ik naar een collega die klaarstaat om crisissen op te vangen – wij hebben onze gsm altijd bij de hand. Die komt de leerling in kwestie dan uit de klas halen. Soms gaat dat vlot, maar soms verweert hij zich en begint hij te schoppen of valt hij je aan. In dat geval wordt hij naar de duikboot gebracht. Maar zodra hij weer in de klas is, beginnen we met een schone lei. In het buitengewoon onderwijs mag je als leerkracht geen rancune hebben. Je moet diep ademhalen, het incident loslaten en opnieuw beginnen. Hoe vaak een kind ook de klas verlaat, een crisis krijgt of zelfs fysiek agressief wordt. Al moet ik zeggen dat mijn huidige klas meevalt. Zeker in vergelijking met vorig schooljaar. De deurlijst hangt nog altijd los omdat leerlingen zich erop uitleefden. Op een bepaald moment sloeg een van hen zelfs een van de ramen met zijn vuist aan diggelen.

Waar komt die agressie vandaan?

Defever: Doordat ze autisme hebben, zijn er veel situaties die mijn leerlingen niet begrijpen. Sommigen zijn, bijvoorbeeld, al uit hun lood geslagen als ik wat luider begin te praten. Dan denken ze dat ik boos op hen ben. Op de speelplaats worden ze soms ontzettend kwaad omdat ze de interactie tussen de andere kinderen niet verstaan. Ze zijn verbaal niet sterk genoeg zijn om hun gevoelens en frustraties te verwoorden, dus uiten ze die fysiek. Ze lopen weg, slaan met de deur of worden agressief.

Daels: Daarom is het ook zo moeilijk om sommige leerlingen in een gewone school les te laten volgen. Op elke speelplaats wordt wel eens ruziegemaakt, geroepen, geduwd en getrokken. Maar hoe reageren onze jongeren daar vaak op? Door te schoppen en te slaan. Dat komt inderdaad doordat ze niet in staat zijn om met woorden uit te leggen wat ze voelen.

Defever: In gewone scholen hebben ze de infrastructuur en de kennis niet om met dat soort gedrag om te gaan. Vorig jaar zat er in mijn klas een jongen die al sinds de kleuterschool constant naar buiten liep. Met veel geduld hebben we hem uiteindelijk zover gekregen dat hij lang genoeg bleef zitten om tot leren te komen. Maar alle jaren voordien werd elke les die hij bijwoonde de hele tijd onderbroken. Zie je dat al gebeuren in een gewone school waar nog 24 andere leerlingen in de klas zitten? In het buitengewoon onderwijs kunnen we tenminste de tijd nemen om onze leerlingen te leren omgaan met de crisismomenten die ze doormaken.

© Rebecca Fertinel

In 2015 werd het onlangs weer afgeschafte M-decreet ingevoerd met de bedoeling om meer leerlingen van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs te laten doorstromen. Wat hebben jullie daarvan gemerkt?

Daels: Na de lancering van dat M-decreet hadden we op 1 september plots veel minder leerlingen, want hun ouders schreven hen liever in voor de B-stroom van het gewoon onderwijs. Maar na verloop van tijd kwamen velen van hen toch bij ons terecht omdat het in die gewone klas niet lukte. Soms was dat na 1 februari, de datum waarop de leerlingen worden geteld met het oog op de werkingsmiddelen die de school het volgende schooljaar krijgt, soms pas na een of twee jaar. Tegen die tijd waren ze vaak al volledig gedemotiveerd.

Defever: Ik geloof niet dat er een dag komt dat álle kinderen naar het gewone onderwijs zullen kunnen gaan, maar het zouden er wel wat meer mogen zijn dan vandaag.

Daels: Ik begrijp dat ouders hun kind het liefst in een gewone school inschrijven, want ze denken dat het daar de nodige ondersteuning zal krijgen. Alleen is dat in de praktijk meestal niet zo. Gewone scholen hebben nooit de middelen, het personeel en de bijstand gekregen die nodig waren om het M-decreet echt uit te voeren.

Defever: Wij hebben op school psychologen, kinesisten, logopedisten, een ergotherapeut en een orthopedagoog – en dat is nog te weinig. Die zorg kunnen gewone scholen niet bieden. Daarbij komt nog dat de prestatiedruk er veel te hoog is, net zoals in de rest van de samenleving. Kinderen met autisme, een verstandelijke beperking of een ernstige leerstoornis kunnen dat niet aan.

In een gewone school worden onze leerlingen vaak niet door hun leeftijdgenoten aanvaard.

Henk Daels

Daels: In een gewone school worden ze in veel gevallen ook niet door hun leeftijdgenoten aanvaard. Toen we nog een campus deelden met een technische school, werden onze leerlingen gewoon uitgelachen wanneer we over de gedeelde speelplaats liepen. Een leerling die van het buitengewoon naar het gewoon onderwijs overstapt, krijgt soms een slechter zelfbeeld in plaats van een beter.

Defever: Leerlingen uit het buitengewoon onderwijs dragen inderdaad een groot stigma met zich mee. Omdat er zo negatief naar hen wordt gekeken en over hen wordt gepraat, voelen de meesten zich niet erg intelligent. Daarom herhaal ik zoveel mogelijk dat ook zij op hun eigen manier slim kunnen worden. ‘Waarom zijn wij hier? Om slim te worden! Waarom leren wij? Om slim te worden!’ Dat blijf ik net zolang herhalen tot ze het beginnen te geloven.

Wat willen jullie met jullie leerlingen bereiken?

Defever: Mijn leerlingen zitten op het niveau van het tweede leerjaar en ik probeer altijd om hen op het niveau van het vierde leerjaar te krijgen. Vorig jaar is dat met twee van mijn acht leerlingen gelukt. Zij zijn uiteindelijk in de B-stroom van het gewoon secundair onderwijs terechtgekomen. Er was zelfs eens een jongen die na een jaar in de B-stroom naar de A-stroom kon overstappen. (glundert) Om dat te bereiken moeten ze niet alleen de leerstof onder de knie krijgen maar ook een goede attitude hebben. Daar investeer ik heel veel in. Een van mijn oud-leerlingen was als kind bijvoorbeeld al gek op tractors en droomde ervan om tuinen aan te leggen. Maar toen hij bij mij in de klas kwam, had hij echt geen goede werkhouding. Ik ben hem blijven aanmoedigen en benadrukte keer op keer dat hij hard moest werken om het leven te kunnen leiden dat hij wilde. Dat heeft hij gedaan en nu volgt hij in het gewoon beroepsonderwijs de richting tuinaanleg en onderhoud. Prachtig toch?

Daels: Dat is net de kracht van het buitengewoon onderwijs. Als die jongen in een gewone lagere school les had gevolgd, had hij vandaag waarschijnlijk niet zover gestaan. Net doordat wij zoveel in hen investeren en ons niet alleen met vakkennis bezighouden, kunnen sommigen uiteindelijk de stap naar het gewoon onderwijs zetten. En lukt dat niet, dan is dat ook niet erg. Het is niet omdat een leerling naar een secundaire school voor buitengewoon onderwijs gaat, dat hij niets van zijn leven kan maken. Op dit moment vindt ongeveer 90 procent van onze oud-leerlingen uit de richting schilder-behanger werk op de reguliere arbeidsmarkt. Een aantal onder hen wordt uiteindelijk zelfstandige. Ik ben ervan overtuigd dat velen daar niet in zouden slagen als ze naar het gewone onderwijs waren gegaan.

Waarom niet?

Daels: Omdat ze daar veel minder ondersteuning krijgen en ook niet zoveel stage moeten doen. Voor onze leerlingen is dat nochtans cruciaal. Als zij in een praktijklokaal op school een stukje muur bewerken, kunnen ze in hun hoofd de link niet leggen met de grote muren van een echt huis. Om ze te leren om een huis te schilderen, moet je hen dat zoveel mogelijk in het echt laten doen. Dat is toch wel een groot verschil met het gewone beroepsonderwijs. Na de kerstvakantie is er bij ons bijvoorbeeld een jongen gestart die het in een gewone school te bont had gemaakt. Het was daar iets te moeilijk voor hem, hij voelde zich er niet goed en had slechte vrienden gemaakt. Nu hij bij ons op school zit, werkt hij wél goed mee. Ik zie nu al dat hij op zijn pootjes terecht zal komen.

Merken jullie in de praktijk al iets van het leersteundecreet dat het M-decreet op 1 september heeft vervangen?

Daels: Het enige wat ik merk, is dat onze klassen almaar groter worden nu gewone scholen gemakkelijker leerlingen kunnen weigeren. We krijgen er steeds meer leerlingen bij met de uiteenlopendste problemen, maar de financiering volgt niet. Er zou nochtans veel meer in het buitengewoon onderwijs moeten worden geïnvesteerd. Anders zullen veel jongeren straks in de zorg blijven hangen, omdat ze niet voor zichzelf kunnen zorgen. En waar denkt u dat zulke jongeren die niet de nodige ondersteuning en begeleiding krijgen uiteindelijk terechtkomen? Bij het OCMW, op straat of in de gevangenis. Daar staan beleidsmakers veel te weinig bij stil.

Katleen Defever (48) was twintig jaar kok, maar koos zes jaar geleden voor het onderwijs. Dat kwam vooral door haar eigen kinderen: haar zoon heeft dyslexie en haar dochter een autismespectrumstoornis. Toen ze merkte dat hun leerkrachten niet goed wisten hoe ze daarmee om moesten gaan, begon ze zelf aan een lerarenopleiding. Vandaag geeft ze les in MPI Campus Sterrebos in Roeselare. Ze volgt ook een masteropleiding leren en innoveren in Nederland.

Henk Daels (57) werkte eerst als opvoeder en daarna als schilder. Door avondonderwijs te geven aan volwassenen kreeg hij de smaak van het lesgeven te pakken. Als opvoeder voelde hij zich meteen op zijn plaats in het buitengewoon secundair onderwijs. Ondertussen geeft hij al zeventien jaar praktijkles in de richting schilder-behanger in De Lage Kouter Kortrijk.

Partner Content