Waarom kinderen van migranten slechter presteren: ‘Alleen met geloof en ambitie raak je er niet’
Kinderen van migranten scoren in testen als PISA en Timms beduidend slechter. Hoe komt dat? En is migratie dé verklaring voor ons dalend onderwijsniveau? Onderwijssocioloog Bram Spruyt (VUB) en hoogleraar pedagogie Orhan Agirdag (KUL) zien andere verklaringen. ‘Het is makkelijker om bepaalde groepen te stigmatiseren dan toe te geven dat je er niet in slaagt om iederéén kwalitatief onderwijs aan te bieden.’
De Timms-resultaten laten er weinig twijfel over bestaan. Kinderen van migranten presteren in Vlaanderen over het algemeen significant zwakker dan kinderen zonder migratieachtergrond. Neem de resultaten voor wiskunde. Kinderen zonder migratieachtergrond behaalden voor die test gemiddeld 535 punten. Ze scoorden daarmee bijna 30 punten beter dan kinderen mét migratieachtergrond.
Dat is een stevig verschil, al is er één factor die nog veel bepalender lijkt. Kinderen van ouders met een hoge sociaaleconomische status behaalden op dezelfde test een gemiddelde van 552 punten, ver boven het Vlaamse gemiddelde van 521. Belangrijk voor dit verhaal: de score van die ‘geprivilegieerde’ kinderen ligt liefst 65 punten hoger dan die van kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische positie.
Onderwijssocioloog Bram Spruyt (VUB) is niet meteen verrast door die resultaten. ‘We weten uit meer verdiepend onderzoek dat het sociaal-culturele milieu een doorslaggevende rol speelt in het prestatieniveau van kinderen. Kinderen uit kansarme milieus kunnen minder rekenen op hulpbronnen en worden minder door ouders omkaderd. Bovendien groeien ze op in een omgeving waar de taalbeheersing gemiddeld gesproken minder goed is.’
Vlaanderen is overigens niet de enige regio waar de sociaaleconomische achtergrond zo zwaar doorweegt op de schoolse prestaties. Soortgelijke, of zelfs nog veel grotere verschillen werden opgetekend in álle Europese landen die aan de Timms-testen deelnamen.
Migratieoptimisme
Opmerkelijk genoeg is het beeld veel diverser als we kijken naar de invloed van migratie. In landen als Litouwen, Polen, Roemenië en Ierland doen kinderen van migranten het gemiddeld even goed of zelfs beter dan kinderen zonder migratieroots. ‘Ook dat verbaast me niet’, zegt Spruyt. ‘Je zou die goede prestaties in andere landen kunnen verklaren vanuit het fenomeen migratieoptimisme. Veel migranten zijn gebrand op sociale vooruitgang, ze zijn ambitieus en geloven in het belang van de school als middel om hogerop te komen.’
Waarom werpt dat optimisme in Vlaanderen veel minder vruchten af? ‘Omdat je er alleen met geloof en ambitie niet raakt’, zegt Spruyt. ‘Ook de sociaal-culturele randvoorwaarden spelen een bepalende rol.’
Dat kinderen van migranten het in bijvoorbeeld Ierland of Polen minstens zo goed doen als hun autochtone leeftijdsgenoten heeft volgens Spruyt weinig met integratiebeleid te maken en veel met migratiegeschiedenis. ‘De migrantenkinderen in België, Frankrijk of Duitsland hebben een totaal andere achtergrond dan migrantenkinderen in bijvoorbeeld Polen. In ons land gaat het nog altijd in de eerste plaats om kinderen of kleinkinderen van ongeschoolde arbeiders uit de Magreb of Turkije. Vergelijkingen met Ierland of Polen helpen ons dan ook totaal niet vooruit. Die landen hebben, net als de meer noordelijke Europese landen, een totaal ander migratiepatroon, met over het algemeen minder zwakke opleidingsprofielen.’
‘Ik ken eerlijk gezegd weinig landen waar leerlingen gestraft worden omdat ze hun thuistaal spreken op de speelplaats.’
Orhan Agirdag, hoogleraar pedagogie KU Leuven
Die vaststelling is ook niet onbelangrijk als we het over de rol van de thuistaal hebben, die vandaag zo fel benadrukt wordt. Volgens de Timms-resultaten scoren kinderen die thuis ‘nooit’ Nederlands spreken gemiddeld ongeveer 25 punten minder dan de kinderen die thuis altijd Nederlands spreken. Die zwakkere score schuiven beleidsmakers naar voren als een van de verklaringen voor het dalende prestatieniveau. Maar is dat wel de echte oorzaak?
Nederlands, Nederlands, Nederlands
Orhan Agirdag, hoogleraar pedagogie aan de KU Leuven, ziet andere verklaringen. ‘Er zijn voldoende mensen die niet in het Nederlands opgevoed zijn en die zeer goede prestaties behaalden op school’, zegt hij. ‘Onderwijsminister Zuhal Demir (N-VA) is maar een van de vele voorbeelden. Die lagere resultaten krijg je vooral door kansarme of anderstalige leerlingen minder kwalitatief onderwijs aan te bieden. Leerprestaties van leerlingen staan of vallen met goed onderwijs. En met goed onderwijs bedoel ik: onderwijs met voldoende, goed opgeleide leraren. Onderwijs dat aansluit bij de leefwereld van kinderen, en weet hoe het moet omgaan met culturele diversiteit. Daar heeft Vlaanderen nog een hele weg te gaan. Ik ken eerlijk gezegd weinig landen waar leerlingen gestraft worden omdat ze hun thuistaal spreken op de speelplaats.’
Agirdag is ervan overtuigd dat de huidige focus op Nederlands geen zoden aan de dijk zet. ‘Vandaag is het gangbare idee dat de kloof in leerprestaties een gevolg is van een andere thuistaal. Dat was al zo toen Frank Vandenbroucke (Vooruit) onderwijsminister was. Die zei toen dat hij maar drie prioriteiten had: “Nederlands, Nederlands en Nederlands.” Sindsdien is het beleid steeds radicaler en stigmatiserender gaan optreden tegen andere thuistalen, zonder dat het leidde tot een verbetering van de resultaten. Misschien wordt het dan eens tijd om te zeggen: laten we hier mee ophouden, want het werkt niet. Maar dat is natuurlijk lastig. Het is veel makkelijker om bepaalde groepen te stigmatiseren dan om zelf toe te geven dat je er niet in slaagt om iedereen kwalitatief onderwijs aan te bieden.’
‘Kinderen van ouders met een rijke taalbeheersing leren doorgaans heel snel Nederlands. En dan maakt het niet uit welke taal die ouders spreken.’
Bram Spruyt, onderwijssocioloog
Ook Bram Spruyt vindt het idee dat een ‘andere thuistaal’ de mindere schoolprestaties verklaart niet overtuigend. ‘Het gaat niet zozeer over welke taal kinderen thuis spreken’, denkt hij. ‘Het gaat over de mate waarin ze de taal beheersen. Als anderstalige kinderen minder goed scoren op dergelijke testen, is dat misschien wel in de eerste plaats omdat hun ouders de eigen moedertaal niet zo heel goed beheersen. Net zoals autochtone kinderen uit kansarmere gezinnen minder goed scoren omdat hun ouders minder taalvaardig zijn.
‘Ik heb het doctoraat van Laura Emery begeleid dat precies over dat onderwerp ging. De vaststelling was dat sommige migrantenkinderen razendsnel Nederlands leren, en anderen daar veel moeilijker in slagen. Het verschil was aanleg, maar toch vooral het thuismilieu. Kinderen van ouders met een rijke taalbeheersing leren doorgaans heel snel Nederlands. En dan maakt het niet uit welke taal die ouders praten.’
Gelijke kansen in het onderwijs
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier