Waarom het gemeenschapsonderwijs dit jaar de schoolboeken doorlicht
Het gemeenschapsonderwijs gaat vanaf oktober in kaart brengen welke leermiddelen de GO!-scholen gebruiken. ‘Wat goed is voor de ene school, is niet noodzakelijk bruikbaar voor een andere.’
Het gemeenschapsonderwijs (GO!) zal het komende schooljaar een onderzoek opstarten naar de kwaliteit van de schoolboeken en cursussen. Het onderzoek richt zich in de eerste plaats op de tweede en de derde graad van het secundair onderwijs, maar wordt nadien uitgebreid.
Met zijn initiatief bouwt het GO! verder op de Kwaliteitsalliantie, een initiatief van onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) waarbij zowel onderwijsnetten als de uitgevers zich samen bogen over de onderwijskwaliteit van de leerboeken die scholen gebruikten. Die Kwaliteitsalliantie stelde toen een lijst indicatoren op, waarmee schoolboeken en -cursussen geëvalueerd kunnen worden.
Het GO! wil die aanpak nu opschalen. In oktober zal het onderwijsnet een pedagogische bevraging verspreiden onder zijn leerkrachten. Leerkrachten moeten daarin aangeven welke leermiddelen (handboeken, leerwerkboeken of door de leerkracht zelf ontwikkelde cursussen) ze in hun lessen gebruiken. Vervolgens krijgen ze een vragenlijst, waarbij ze aan de hand van de Kwaliteitsalliantie-indicatoren de gebruikte boeken kunnen evalueren. In oktober 2023 organiseerde ook het katholiek onderwijs al een soortgelijke oefening voor de leermiddelen van het vijfde jaar in het secundair onderwijs.
Met die oefening wil het GO! in de eerste plaats in kaart brengen welke leermiddelen leerkrachten momenteel gebruiken. ‘Wij weten momenteel niet welke leermiddelen er in onze scholen gebruikt worden,’ zegt Nathalie Jennes, woordvoerder namens het GO!. De oefening moet vooral jonge leerkrachten en leerkrachten die een nieuw vak geven – en niet onmiddellijk hun weg vinden in de grote hoeveelheid handboeken en andere leermiddelen die er zijn – helpen om een keuze te maken. ‘Het is niet de bedoeling dat we opleggen welke boeken leerkrachten moeten gebruiken’, benadrukt Jennes.
Willekeur
Luc De Man, die als onafhankelijk onderwijsexpert coördinator is voor de Kwaliteitsalliantie, reageert tevreden op de plannen. ‘Leermiddelen moeten soberder en doordachter worden opgesteld’, zegt De Man. ‘Ze moeten afgestemd zijn op de doelen in het curriculum.’ De Man wijst ook op financiële overwegingen. ‘Het kan niet de bedoeling zijn dat leermiddelen een overdaad aan illustraties, filmpjes of audiomateriaal bevatten die niet gebruikt worden, maar wel geld kosten.’
Het mag natuurlijk verbazen dat het zo lang heeft geduurd eer de onderwijskoepels de lesmaterialen grondig onder de loep nemen. Luc De Man wijst daarbij op historische factoren. ‘Tot de jaren tachtig gaf de onderwijsinspectie nog adviezen, en werden leermiddelen nog uitgebreid gerecenseerd. In de jaren tachtig heeft de neoliberale tendens ook het onderwijs bereikt. De regelgeving werd afgezwakt, vanuit het idee dat scholen en uitgeverijen zo vrij mogelijk aan de slag moesten kunnen.’
Die toegenomen vrijheid, vindt De Man, leidt ertoe dat leerkrachten en scholen aangewezen zijn op de informatie die ze van uitgeverijen krijgen. ‘Vaak werd de keuze voor leermiddelen bepaald door mond-tot-mondreclame of persoonlijke contacten’, zegt De Man. ‘Er waren geen criteria waarop leerkrachten zich konden baseren om een keuze te maken. Met dit soort initiatieven moeten leerkrachten een soort GPS krijgen om wegwijs te raken in het aanbod.’
Het kan evenwel niet de bedoeling zijn om de kwaliteitscontrole aan een soort scoresysteem te linken, waarschuwt De Man. ‘Leerkrachten en scholen moeten zelf een analyse maken van wat ze juist nodig hebben. Wat goed is voor de ene school, is niet noodzakelijk bruikbaar op een andere.’
Invulboeken
Politiek wordt het vraagstuk vaak vertaald als de strijd tegen de invulboeken – niet zelden valt de term ‘invulboekjes’. De alomtegenwoordigheid van leerwerkboeken – die soms al te omvangrijk, duur en weinig uitdagend zijn opgesteld – is een bezorgdheid die de Kwaliteitsalliantie al langer deelt. ‘Leerwerkboeken dwingen leerkrachten soms in een structuur die beklemmend kan zijn – hoewel dat niet zo hoeft te zijn.’
Het voorstel om invulboeken per decreet te laten uitdoven – wat bij de Vlaamse regeringsonderhandelingen op tafel ligt – gaat voor De Man evenwel te ver. ‘Het moet kwaliteitsvoller en soberder, maar leerwerkboeken waarin gewerkt wordt via een decreet helemaal afschaffen vinden we een brug te ver. Dat zou een soort staatspedagogie zijn waarop geen enkele school zit te wachten.’
Bovendien wacht leerkrachten na deze kwaliteitsoefening een extra uitdaging. ‘Leerkrachten en scholen moeten opnieuw aan het stuur’, zegt De Man. ‘Het aanbod moet sporen met de context van de school. Dat betekent dat ze ook meer verantwoordelijkheid zullen moeten nemen voor het leermateriaal dat ze gebruiken. We gaan niet meer terug naar de tijd waarin elke leerkracht zijn eigen cursus maakt, maar het is wel de bedoeling dat leerkrachten een deel van het cursusmateriaal zelf aanbrengen.’
‘De toekomst van het Vlaamse onderwijs is niet digitaal’
De Leraarskamer van Knack
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier