Volgsoftware op school: ‘Kinderen groeien op met idee dat surveillance normaal is’
Vlaamse leerlingen en hun ouders maken zich zorgen over privacy op school. Mogen leerkrachten via volgsoftware zomaar meekijken op hun scherm? ‘De GDPR-wetgeving zal verregaande software als deze waarschijnlijk niet toelaten’, meent een expert.
De digitalisering van het onderwijs zet zich voort. 83 procent van de scholieren in Vlaanderen maakt inmiddels gebruik van een laptop of tablet in de klas. Om verschillende redenen controleren en besturen steeds meer leerkrachten het scherm van hun leerlingen via monitoringssoftware. Uit een bevraging van de Vlaamse Scholierenkoepel blijkt dat deze volgsoftware 43 procent van de leerlingen zorgen baart op het vlak van privacy. Ook ouders delen die ongerustheid.
Het is niet geweten hoeveel scholen al volgsoftware gebruiken. Volgens het kenniscentrum Digisprong, dat scholen bijstaat in de digitale transitie, zijn leerkrachten steeds meer op zoek naar ‘hulpmiddelen om leerlingen te helpen hun focus te houden’ en om hen ‘efficiënt van een afstand te ondersteunen’. Monitoringssoftware is zo’n hulpmiddel en laat leerkrachten toezicht houden op de schermen van hun leerlingen. ‘Of dat nu in de klas is, of bij afstandsonderwijs’, schrijft Digisprong.
Privacy boven alles
Het kenniscentrum ziet heel wat voordelen: meekijken op de schermen, feedback doorsturen, websites delen en schermen vergrendelen om de aandacht te vergroten. Wel waarschuwen ze bij Digisprong dat de privacy van leerlingen ‘boven alles’ moet gaan. Privacy-expert Matthias Dobbelaere-Welvaert is op zijn hoede. Hij noemt het probleem ‘niet nieuw’ maar waarschuwt dat we een generatie jongeren opvoeden die surveillance ‘doornormaal’ gaan vinden. ‘Het is logisch dat een school haar netwerk controleert op illegale zaken, maar leerlingen individueel monitoren is wel iets anders.’
Surveillance rukt overal op, volgens Dobbelaere-Welvaert. ‘Op het werk, op straat en dus ook op school. De software is goedkoop en wordt goed gepromoot bij schooldirecteurs en werkgevers. Anderzijds is er weinig transparantie over wie er gebruik van maakt, en zijn er weinig of geen rechterlijke uitspraken over inbreuken.’
Surveillance wordt alomtegenwoordig: op het werk, op straat en nu dus ook op school.
De Europese privacywetgeving is nochtans streng voor monitoring en dataverzameling. Die geldt voor volwassenen, bijvoorbeeld op hun werk, maar ook voor leerlingen op school. Volgens de GDPR-wetgeving moeten leerkrachten altijd objectief kunnen verantwoorden waarom ze een bepaalde groep leerlingen monitort, en moet dit in verhouding zijn tot wat ze willen bereiken.
Digisprong geeft ook richtlijnen die scholen kunnen helpen met de wetgeving rond volgsoftware. Zo zou het informeren van leerlingen een belangrijke stap zijn, bijvoorbeeld door de software in het schoolreglement op te nemen. Volgens Dobbelaere-Welvaert maakt dat niet veel verschil. ‘Het is niet omdat er iets in dat reglement staat, dat het wettelijk correct is.’ Ook toestemming vragen van leerlingen zou weinig uithalen. ‘Toestemming kan enkel gebruikt worden in een gelijkwaardige relatie. Tussen een leerling en een leerkracht, net zoals tussen een werknemer en werkgever, is dat niet het geval.’
Ondergeschikt
Een actievere rol van de scholenkoepels zou wel kunnen helpen, want veel scholen weten volgens Dobbelaere-Welvaert niet wat de software precies doet. ‘Ze kiezen een goedkoop en efficiënt pakket waarvan ze denken dat het wel in orde is qua privacy. Directeurs zijn natuurlijk geen privacy-experts. Het grootste probleem is dat ze te weinig worden bijgestaan en te weinig informatie krijgen over de software en methodiek’, vindt hij. ‘Als de schoolnetten één of twee softwarepakketten kunnen voorstellen met bindende richtlijnen voor het gebruik ervan, zou dat al een grote stap vooruit zijn.’
Volgsoftware is goedkoop en wordt gepromoot bij schooldirecteurs en werkgevers, maar er is weinig transparantie over wie het gebruikt.
Bovendien zitten leerlingen en hun ouders volgens Dobbelaere-Welvaert in een ondergeschikte positie ten opzichte van de school. ‘Leerlingen kunnen moeilijk zeggen tegen een leerkracht dat ze niet akkoord zijn met een bepaalde beslissing. Verder hebben ouders vaak bedenkingen, maar dan moeten ze nog de moed hebben om de school erop aan te spreken.’ Ook de stap om een klacht in te dienen tegen een school is groot, en zelfs als het zover komt, is de kans op vervolging volgens de privacy-expert klein. ‘De afdwingbaarheid ligt laag. De Gegevensbeschermingsautoriteit wordt overspoeld met klachten en de Vlaamse Toezichtcommissie is zwaar onderbemand.’
Laptops en tablets zijn niet meer weg te denken uit de klas. Leerkrachten hebben hulp nodig in die digitale transitie en de monitoringssoftware lijkt daarvoor een welgekomen oplossing. Maar Dobbelaere-Welvaert vindt dat we meer moeten nadenken over hoeveel technologie we in de klas willen en nodig hebben. ‘De grens van wat we aanvaardbaar vinden, schuift op. Ik ben zeker niet tegen technologie in de klas, maar soms ontbreekt de kritische zin errond.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier